ECLI:NL:RBNNE:2023:1676

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
18-201768-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee minderjarige verdachten voor straatroven en pogingen daartoe in Sneek

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 20 april 2023 twee minderjarige verdachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij drie straatroven en twee pogingen daartoe, gepleegd op 8 augustus 2022 in Sneek. De verdachten, die op die avond besloten om mensen te beroven omdat één van hen zijn geld was kwijtgeraakt, hebben slachtoffers in steegjes ingesloten en hen gevraagd naar hun bezittingen. In drie van de gevallen werd een mes getoond en één slachtoffer werd geslagen. De rechtbank heeft beide verdachten een jeugddetentie van 70 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uren opgelegd, met bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke jeugddetentie gekoppeld.

De rechtbank heeft de feiten als ernstig beoordeeld, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke daden met zich meebrengen. De verdachten hebben herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers, wat de rechtbank zwaar heeft laten meewegen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de achtergrond van de verdachten, waaronder hun impulsiviteit en de noodzaak voor begeleiding en toezicht in de toekomst. De vordering van de officier van justitie werd in grote lijnen gevolgd, maar de rechtbank vond een langere jeugddetentie passend gezien de ernst van de feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.201768.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 06 april 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8/9 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) (- zakelijk weergegeven -) aan (het lichaam van) die [slachtoffer 1] heeft getrokken en/of die [slachtoffer 1] de vrije doorgang heeft belet/belemmerd en/of heeft vastgepakt en/of aan hem heeft toegevoegd: "Heb je ook spullen bij je" en/of "Geef je spullen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of die [slachtoffer 1] meermalen en/of met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) dicht tegen en/of op die [slachtoffer 2] (aan) te gaan staan en/of hem (daarmee) in te sluiten en/of de vrije doorgang te beletten/belemmeren en/of aan hem toe te voegen, wat hij en of hij geld bij zich had en/of dat hij zou worden neergestoken als hij het pakje sigaretten niet zou afgeven, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 20), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn te halen en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 3] te tonen en/of aan hem toe te voegen; 'wat heb je bij je?' en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 10), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n) door (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn te halen en/of open te klappen en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 4] te tonen en/of in de richting van (de buik van) die [slachtoffer 4] te houden en/of aan hem toe te voegen; "Hoeveel geld heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij) (vlak) voor die [slachtoffer 4] te gaan staan en/of (daarmee) hem de vrije doorgang te beletten/belemmeren;
5.
hij op of omstreeks 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), (- zakelijk weergegeven -) een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tevoorschijn heeft gehaald en/of aan (en/of ten overstaan van) die [slachtoffer 5] heeft getoond en/of aan die [slachtoffer 5] heeft toegevoegd; "Wat heb je bij je?" , althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde gevorderd, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte en de medeverdachte. Ook ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde kan een veroordeling volgen gelet op de aangifte, de gegeven signalementen en het tijdstip van het tenlastegelegde. Tot slot heeft de officier van justitie aangegeven dat ook het tonen van het mes verdachte aangerekend kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat alle feiten zoals vermeld op de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden, met uitzondering van de bedreiging met een mes. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat de medeverdachte een mes bij zich had. Evenmin heeft hij gezien dat de medeverdachte daarmee gedreigd heeft.
Verdachte wist pas van de aanwezigheid van dat mes toen de medeverdachte aangaf dat hij het mes kwijt was. Nu verdachte geen wetenschap heeft gehad van het mes en er verder ook geen omstandigheden zijn die maken dat verdachte daarvan wel op de hoogte was, dient hij van dat deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1., 2., 3., 4. en 5. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna onder 1., 2., 3. en 4. bewezen verklaarde op vrijwel alle onderdelen duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Hoewel dat anders is voor wat betreft het onder 5. bewezenverklaarde, zal de rechtbank ook voor dat feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat van de zijde van de verdediging is gesteld dat ook voor dat feit tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Aan het opzet van verdachte op de aanwezigheid van een mes en het gebruik daarvan bij een aantal van de feiten zal de rechtbank na de opgave van de bewijsmiddelen overwegingen wijden.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 06 april 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen van
9 augustus 2022, opgenomen op pagina 67 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022206363Z van 6 september 2022, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2022,opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2022,opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 augustus 2022,opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 augustus 2022,opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van
10 augustus 2022, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] ;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor medeverdachte van 10 augustus2022, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] ;
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor medeverdachte van 26 augustus2022, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 3.,4. en 5. Vast staat ook dat de medeverdachte aan de aangevers van deze feiten een mes heeft getoond. De rechtbank ziet zich gelet op het verweer van de raadsman- gesteld voor de vraag of het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, zich heeft uitgestrekt tot het gebruik van een mes.
Zowel uit de aangifte van [slachtoffer 5] als uit de verklaring van zijn vriendin, getuige [getuige] , blijkt dat zij op 8 augustus 2022 rond 22.45 uur op de Singel in Sneek liepen. In de Lange Pijpsteeg liepen hen twee jongens tegemoet. De kleine jongen vroeg aangever meermalen wat hij bij zich had en aangever herhaalde steeds dat hij niets had. Ook blijkt uit hun verklaringen dat de kleine jongen een mes in zijn handen had en dit mes meerdere keren een stukje naar voren heeft gestoken. De lange jongen stond eerst op een afstand, maar kwam later dichterbij. Vervolgens zijn verdachten achter aangever en zijn vriendin aangelopen waarbij de kleine jongen het mes nog steeds in zijn handen had. In het volle lantaarnlicht van de Singel heeft de kleine jongen het mes pas opgeborgen in zijn tasje, waarna verdachten weggelopen zijn richting het centrum.
Gelet op de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij het mes niet heeft gezien, ongeloofwaardig. Hem zou zijn ontgaan wat zowel aangever als de getuige hebben waargenomen, terwijl ook hij zich vrijwel steeds in de directe nabijheid van de medeverdachte bevond. Bovendien is het mes langere tijd zichtbaar geweest, namelijk ook toen verdachte en de medeverdachte achter de aangever en getuige aanliepen totdat het mes in het volle licht van een lantaarnpaal door de medeverdachte in zijn tas is weggestopt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte het mes op enig moment heeft gezien. In aanmerking genomen dat verdachte zich niet van de medeverdachte heeft gedistantieerd en zij samen daarna – zoals uit de volgende alinea zal blijken – ook andere mensen hebben beroofd onder dreiging van het mes, is de rechtbank van oordeel dat verdachtes opzet mede gericht is geweest op het dreigen met een mes, zodat het in vereniging plegen van de poging tot afpersing, ook door middel van de bedreiging met een mes, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank stelt vast dat nadat [slachtoffer 5] om 22.45 uur slachtoffer is geworden, vervolgens
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] slachtoffer zijn geworden. Volgens hun aangiftes werden zij rond 23.00 uur geconfronteerd met beide verdachten. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd en daarmee heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het mes zou worden gebruikt om de slachtoffers af te persen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het gebruik van het mes door de medeverdachte. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, dat/die aan die [slachtoffer 1] toebehoorde(n) - zakelijk weergegeven - aan die [slachtoffer 1] heeft getrokken en die [slachtoffer 1] de vrije doorgang heeft belet en hem heeft vastgepakt en aan hem heeft toegevoegd: "Heb je ook spullen bij je" en/of "Geef je spullen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en die [slachtoffer 1] meermalen en met kracht tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pakje sigaretten, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde door zakelijk weergegeven - dicht tegen die [slachtoffer 2] aan te gaan staan en hem daarmee in te sluiten en de vrije doorgang te beletten en aan hem toe te voegen, wat hij en of hij geld bij zich had en dat hij zou worden neergestoken als hij het pakje sigaretten niet zou afgeven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 20), dat aan die [slachtoffer 3] toebehoorde door - zakelijk weergegeven – een mes tevoorschijn te halen en aan die [slachtoffer 3] te tonen en aan hem toe te voegen; 'wat heb je bij je?' en dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€ 10), dat aan die [slachtoffer 4] toebehoorde door - zakelijk weergegeven - een mes tevoorschijn te halen en aan die [slachtoffer 4] te tonen en in de richting van de buik van die [slachtoffer 4] te houden en aan hem toe te voegen; "Hoeveel geld heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, en daarbij vlak voor die [slachtoffer 4] te gaan staan en daarmee hem de vrije doorgang te beletten;
5.
hij op 8 augustus 2022 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geld, dat/die aan die [slachtoffer 5] toebehoorde(n), - zakelijk weergegeven - een mes tevoorschijn heeft gehaald en aan die [slachtoffer 5] heeft getoond en aan die [slachtoffer 5] heeft toegevoegd; "Wat heb je bij je?", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft hij oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden gevorderd zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging van een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat dit contraproductief zou kunnen werken, zoals ook is aangegeven door de Raad voor de Kinderbescherming. De raadsman heeft verzocht het advies van de Raad voor de
Kinderbescherming over te nemen en aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van tien dagen met aftrek van het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf van 100 uren op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel zouden dan algemene en bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 maart 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, op één avond schuldig gemaakt aan drie straatroven en twee pogingen daartoe. Omdat de medeverdachte zijn geld was kwijtgeraakt, besloten ze mensen te gaan beroven. De slachtoffers, die meestal alleen waren, werden in steegjes in het centrum door verdachten ingesloten en hen werd de doorgang belet. Vervolgens werd hun gevraagd of ze ook spullen of geld bij zich hadden. Daarbij werd in drie zaken een mes getoond. Ook is één van de slachtoffers geslagen. Door deze bedreigende situatie voelden de slachtoffers zich veelal gedwongen geld of goederen af te geven.
Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan. Verdachte heeft door zijn handelen herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat deze feiten zijn gepleegd op een uitgaansavond tijdens de Sneekweek, waarbij er veel publiek in de binnenstad van Sneek aanwezig was. Ook voor dit uitgaanspubliek geldt dat hun veiligheidsgevoel is aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft onder meer aangegeven dat verdachte impulsief is, weinig zelfcontrole heeft en (risico)situaties niet goed overdenkt. Men heeft niet de indruk dat verdachte bewust op zoek is naar narigheid, maar wel dat hij zich vanwege onnadenkendheid in risicovolle situaties begeeft met risicovolle personen en zich gemakkelijk laat meeslepen. Dit wordt nog eens versterkt wanneer hij onder invloed is van alcohol. Tegelijkertijd zet verdachte zich voor het overige positief in. Zijn schoolgang, stage, werk en vrijetijdsbesteding verlopen positief. Hij wordt gezien als een betrokken en behulpzaam persoon en kan zich over het algemeen goed houden aan de afspraken thuis en met de jeugdreclassering binnen de schorsing. Andere beschermende factoren zijn dat verdachte uit een warm en liefdevol gezin komt, waar duidelijke normen en waarden gelden. Het recidiverisico ligt voor verdachte vooral in zijn impulsiviteit en beperkte zelfcontrole. Het is van belang dat verdachte binnen een gestructureerde omgeving van toezicht en begeleiding leert om steeds meer zijn eigen verantwoordelijkheid en regie te nemen. Hij zal hierbij gedurende een langere periode doorgaand moeten reflecteren op zijn handelen en gedachten, op oorzaak en gevolg-relaties. Hij zal hiertoe gemotiveerd, gestimuleerd en ondersteund moeten worden, aangezien verdachte deze vaardigheden nog niet zelf beheerst. Daarnaast zal hij moeten leren omgaan met toenemende ruimte en eigen verantwoordelijkheid, zo ook ten aanzien van bijvoorbeeld alcoholgebruik. Van belang is dat er (in)zicht ontstaat in alcoholgebruik en de risico's daarvan. De jeugdreclassering kan, samen met VNN, verdachte hierin begeleiden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft zij oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd onder de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de medeverdachte, het meewerken aan de controles op middelengebruik en het meewerken aan een behandeling door VNN. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie beschouwt de Raad voor de Kinderbescherming als contraproductief.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte na zijn aanhouding onder voorwaarden is geschorst. Verdachte heeft zich uiteindelijk goed aan de hem gestelde voorwaarden gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht in dit geval, alles afwegend, een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken, zodat verdachte niet terug hoeft naar een [instelling] , zolang hij zich aan voorwaarden houdt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat een voorwaardelijke jeugddetentie contraproductief is, omdat het dynamisch risicoprofiel van verdachte uitkomt op ‘heel laag’ en verdachte niet past binnen de populatie van een [instelling] .
Deze omstandigheden maken het oordeel van de rechtbank echter niet anders. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen van een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan een behandeling door VNN. Naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte het inbeslaggenomen geld al onder zich had, omdat niet blijkt dat hij heeft meegedeeld in de opbrengst van de onder 3. en 4. bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het inbeslaggenomen geld ad € 18,50 moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 70 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bijhet Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren [geboortedatum] 2005, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan urinecontroles en/of bloedonderzoekteneinde zicht te krijgen op het middelengebruik, zo lang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan een behandeling door VerslavingszorgNoord Nederland, of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 2. genoemde voorwaarde, waarop de politie toezicht houdt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, te weten € 18,50 (G1523471).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.R. de Vries en mr. F.
van der Meulen, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2023.