Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft hij oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden gevorderd zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging van een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat dit contraproductief zou kunnen werken, zoals ook is aangegeven door de Raad voor de Kinderbescherming. De raadsman heeft verzocht het advies van de Raad voor de
Kinderbescherming over te nemen en aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van tien dagen met aftrek van het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf van 100 uren op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel zouden dan algemene en bijzondere voorwaarden verbonden kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 maart 2023, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, op één avond schuldig gemaakt aan drie straatroven en twee pogingen daartoe. Omdat de medeverdachte zijn geld was kwijtgeraakt, besloten ze mensen te gaan beroven. De slachtoffers, die meestal alleen waren, werden in steegjes in het centrum door verdachten ingesloten en hen werd de doorgang belet. Vervolgens werd hun gevraagd of ze ook spullen of geld bij zich hadden. Daarbij werd in drie zaken een mes getoond. Ook is één van de slachtoffers geslagen. Door deze bedreigende situatie voelden de slachtoffers zich veelal gedwongen geld of goederen af te geven.
Dergelijke feiten zijn ernstig en leiden tot gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hiervan. Verdachte heeft door zijn handelen herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat deze feiten zijn gepleegd op een uitgaansavond tijdens de Sneekweek, waarbij er veel publiek in de binnenstad van Sneek aanwezig was. Ook voor dit uitgaanspubliek geldt dat hun veiligheidsgevoel is aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft onder meer aangegeven dat verdachte impulsief is, weinig zelfcontrole heeft en (risico)situaties niet goed overdenkt. Men heeft niet de indruk dat verdachte bewust op zoek is naar narigheid, maar wel dat hij zich vanwege onnadenkendheid in risicovolle situaties begeeft met risicovolle personen en zich gemakkelijk laat meeslepen. Dit wordt nog eens versterkt wanneer hij onder invloed is van alcohol. Tegelijkertijd zet verdachte zich voor het overige positief in. Zijn schoolgang, stage, werk en vrijetijdsbesteding verlopen positief. Hij wordt gezien als een betrokken en behulpzaam persoon en kan zich over het algemeen goed houden aan de afspraken thuis en met de jeugdreclassering binnen de schorsing. Andere beschermende factoren zijn dat verdachte uit een warm en liefdevol gezin komt, waar duidelijke normen en waarden gelden. Het recidiverisico ligt voor verdachte vooral in zijn impulsiviteit en beperkte zelfcontrole. Het is van belang dat verdachte binnen een gestructureerde omgeving van toezicht en begeleiding leert om steeds meer zijn eigen verantwoordelijkheid en regie te nemen. Hij zal hierbij gedurende een langere periode doorgaand moeten reflecteren op zijn handelen en gedachten, op oorzaak en gevolg-relaties. Hij zal hiertoe gemotiveerd, gestimuleerd en ondersteund moeten worden, aangezien verdachte deze vaardigheden nog niet zelf beheerst. Daarnaast zal hij moeten leren omgaan met toenemende ruimte en eigen verantwoordelijkheid, zo ook ten aanzien van bijvoorbeeld alcoholgebruik. Van belang is dat er (in)zicht ontstaat in alcoholgebruik en de risico's daarvan. De jeugdreclassering kan, samen met VNN, verdachte hierin begeleiden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast heeft zij oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf geadviseerd onder de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de medeverdachte, het meewerken aan de controles op middelengebruik en het meewerken aan een behandeling door VNN. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie beschouwt de Raad voor de Kinderbescherming als contraproductief.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte na zijn aanhouding onder voorwaarden is geschorst. Verdachte heeft zich uiteindelijk goed aan de hem gestelde voorwaarden gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht in dit geval, alles afwegend, een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken, zodat verdachte niet terug hoeft naar een [instelling] , zolang hij zich aan voorwaarden houdt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat een voorwaardelijke jeugddetentie contraproductief is, omdat het dynamisch risicoprofiel van verdachte uitkomt op ‘heel laag’ en verdachte niet past binnen de populatie van een [instelling] .
Deze omstandigheden maken het oordeel van de rechtbank echter niet anders. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen van een contactverbod, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan een behandeling door VNN. Naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie opleggen.