ECLI:NL:RBNNE:2023:1697

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
LEE 23/1379
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor verbouwing tot bed and breakfast

Op 26 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de omgevingsvergunning voor de verbouwing van een woning tot drie bed and breakfast appartementen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat de aanvraag onvolledig was en er diverse juridische gebreken waren geconstateerd. De vergunninghouder was gestart met de verbouwing, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor verzoeker, die vreesde voor overlast van de nieuwe appartementen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de noodzaak van een sloopvergunning, de impact op beschermde diersoorten, en dat er sprake was van een evidente privaatrechtelijke belemmering door de plaatsing van dakkapellen. De voorzieningenrechter schorste het besluit van 31 januari 2023 tot twee weken na de beslissing op bezwaar, en oordeelde dat de belangen van verzoeker zwaarder wogen dan die van de vergunninghouder. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1379

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden

(gemachtigden: mr. J.J. Hengst en S. Dijkstra).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van 3 b&b appartementen in een bestaande woning aan de [adres] te [plaats] (het bouwplan). Hiervoor wordt de aanbouw aan de achterzijde gesloopt en opnieuw opgebouwd en enigszins vergroot, het complete dak van het hoofdgebouw vervangen en voorzien van twee dakkappellen en meerdere dakramen. Het geheel wordt opgedeeld in drie appartementen van elk twee verdiepingen met slaapkamer, keuken en woonkamer.
1.1.
Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Het gaat om een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [1] Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 17 februari 2023 en op 24 maart 2023 de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker woont naast [adres] en vreest overlast van het gebruik van de woning als gebouw met b&b-appartementen.
1.2.
Verzoeker heeft nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, gemachtigden van het college en vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Vergunninghouder is op 18 maart 2023 gestart met de verbouwing van de woning. Zodra de woning is verbouwd, kan vergunninghouder de appartementen gaan gebruiken voor de huisvesting van gasten van zijn restaurant. Verzoeker kan vanaf dat moment overlast gaan ondervinden van het gebruik van de woning. Er is daarom sprake van een spoedeisend belang.
2.2.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker, of de omgevingsvergunning in stand kan blijven.
Is er een sloopvergunning nodig?
3. Verzoeker voert aan dat een sloopvergunning nodig is, omdat er meer dan 10 m³ afval vrij komt.
3.1.
Het college stelt dat sloopactiviteiten zelfstandig worden beoordeeld en buiten de beoordeling van de vergunningaanvraag vallen. Er is geen sloopvergunning nodig volgens het college.
3.2.
Vergunninghouder heeft daaraan toegevoegd dat er niet veel sloopafval vrij komt, omdat het grootste deel van de materialen opnieuw wordt gebruikt.
3.3.
Op grond van het Bouwbesluit 2012 moet bij het bevoegd gezag een melding worden gedaan als er wordt gesloopt en er meer dan 10 m³ afval vrij komt, of als asbest wordt verwijderd. [2] Als zonder of in afwijking van een sloopmelding wordt gehandeld, is er sprake van een overtreding van een wettelijk voorschrift en kan het college handhavend optreden. De plicht tot het doen van een melding volgt rechtstreeks uit de wet. Het college stelt terecht dat dit aspect geen onderdeel uitmaakt van de beoordeling van de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing.
3.4.
Het college heeft echter ten onrechte aangenomen dat er geen sloopvergunning nodig is. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om bouwwerken in een beschermd stads- of dorpsgezicht te slopen. Niet in geschil is dat het bouwplan onderdeel uitmaakt van een beschermd dorpsgezicht. De sloopwerkzaamheden zijn noodzakelijk om het bouwplan te kunnen verwezenlijken. De aanvrager had daarom tegelijkertijd met zijn aanvraag voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, ook een omgevingsvergunning moeten aanvragen voor het slopen in een beschermd dorpsgezicht. Dit volgt uit artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo. De aanvraag was daarom niet compleet. Het college heeft dit niet onderkend bij de beoordeling van de aanvraag.
3.4.1.
Ter zitting heeft het college gesteld dat het bouwplan voldoet aan de vereisten voor een omgevingsvergunning voor het slopen in een beschermd stadsgezicht. Het is volgens het college aannemelijk dat er een nieuw bouwwerk zal worden gebouwd. Het gebrek zou daarmee kunnen worden hersteld in bezwaar. Of dat daadwerkelijk zo is, hangt af van de beoordeling van de andere door verzoeker aangevoerde gronden.
Is er voldoende onderzoek gedaan naar vleermuizen?
4. Verzoeker heeft aangevoerd dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar vleermuizen. De quickscan is ondeugdelijk omdat de werkzaamheden die al wel bekend waren, niet worden genoemd. Bovendien is volgens eiser de noodzakelijke compensatie voor vleermuizen en huismussen niet gerealiseerd. Ook worden de voorwaarden van het Activiteitenplan niet nageleefd en is er nestmateriaal aangetroffen.
4.1.
Als een activiteit wordt uitgevoerd die nadelig kan zijn voor beschermde diersoorten, dan is daarvoor een natuurtoestemming [3] nodig. Door Milieu Adviesbureau EcoReest is op 12 augustus 2022 een ecologische quickscan uitgevoerd. Daaruit blijkt onder andere dat de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen niet op voorhand kan worden uitgesloten. Nader soortgericht onderzoek werd geadviseerd. Op 23 september 2022 is door Successie Natuurzaken een dakinspectie uitgevoerd waaruit bleek dat er op dat moment geen vleermuizen aanwezig waren. Successie Natuurzaken heeft een ‘Activiteitenplan Wet natuurbescherming’ (Activiteitenplan) opgesteld waarin onder andere wordt geadviseerd compenserende maatregelen te treffen en de werkzaamheden te starten tussen november en maart. Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân (gedeputeerde staten) heeft op 6 oktober 2022 ingestemd met deze werkwijze. Het college heeft aan het de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing het voorschrift verbonden dat de werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform het besluit van gedeputeerde staten. Onderdeel daarvan is het Activiteitenplan.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft op voorhand geen reden om aan te nemen dat het college zijn besluit niet mocht baseren op de Quickscan in combinatie met de dakinspectie en het Activiteitenplan. De voorzieningenrechter constateert echter met verzoeker, dat uit de bouwtekeningen die horen bij de verleende omgevingsvergunning blijkt dat het bouwplan zoals dat is vergund anders is dan het bouwplan dat onderdeel uitmaakt van het Activiteitenplan. Zo worden er bijvoorbeeld slechts twee in plaats van zes dakkapellen gerealiseerd. Vergunninghouder heeft op de zitting gesteld dat gedeputeerde staten heeft ingestemd met het bouwplan, maar dit is niet onderbouwd en het voorschrift dat is verbonden aan de omgevingsvergunning is niet aangepast. De door het college verleende omgevingsvergunning is daarmee innerlijk tegenstrijdig: vergunninghouder kan niet aan het Activiteitenplan voldoen en tegelijkertijd bouwen zoals op de bouwtekeningen staat. Ook kan hierdoor niet worden beoordeeld of er een natuurtoestemming benodigd is. Het besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid.
4.3.
Of de omgevingsvergunning in stand kan blijven, kan de voorzieningenrechter niet beoordelen. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
4.4.
Verzoeker heeft aangevoerd dat er nestmateriaal is aangetroffen en de werkzaamheden niet zijn stilgelegd. Deze argumenten gaan niet over het verlenen van de omgevingsvergunning, maar over de uitvoering ervan. Die argumenten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Als verzoeker meent dat er sprake is van overtreding van de Wet natuurbescherming, dan zal hij om handhaving van de vergunningvoorschriften of de Wet natuurbescherming moeten vragen bij het bevoegde gezag.
Is aannemelijk dat de constructie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012?
5. Verzoeker voert aan dat de nieuwbouw niet wordt gefundeerd. Volgens verzoeker moet er eerst sonderingsonderzoek worden uitgevoerd. Verzoeker vreest overlast van een ondeugdelijke fundering.
5.1.
Met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de bouwtekeningen blijkt dat de aanbouw wel op een fundering (strokenfundering op staal) wordt geplaatst. Het standpunt van verzoeker is daarmee onjuist. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een ondeugdelijke fundering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het college ter zitting heeft aangegeven dat de door vergunninghouder aangeleverde constructieberekeningen inmiddels zijn goedgekeurd. Deze bezwaargrond van verzoeker heeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen kans van slagen.
Is aannemelijk dat de isolatiewaarde van het gebouw voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012?
6. Verzoeker voert aan dat de isolatiewaarde van het gebouw moet voldoen aan de eisen van nieuwbouw en dat het pand daar niet aan voldoet.
6.1.
Het college voert aan dat bij het bepalen van de isolatiewaarde moet worden voldaan aan de eisen voor bestaande bouw. Daarvoor geldt het van rechtswege verkregen niveau. Volgens het college is dat veel lager dan de nieuwbouwwaarde. Volgens het college mag worden uitgegaan van de opgave van de architect.
6.2.
In Hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit 2012 zijn technische bouwvoorschriften opgenomen waaraan een bouwwerk uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu moet voldoen. Op grond van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 geldt voor het gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk het rechtens verkregen niveau. [4] Het standpunt van verzoeker dat er moet worden voldaan aan de nieuwbouweisen is dus onjuist. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft deze bezwaargrond geen kans van slagen.
Mogen er dakkapellen worden geplaatst binnen twee meter van de erfgrens?
7. De dakkapel aan de noordkant van de woning zal inkijk geven in de woning van verzoeker. Volgens verzoeker is dit een overtreding van artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
7.1.
Het college stelt dat artikel 5:50 BW niet in de weg staat aan verlening van de omgevingsvergunning. De nadelige gevolgen van het venster binnen twee meter van de erfgrens kunnen worden weggenomen door het zicht vanuit de dakkapel in de woning van verzoeker weg te nemen door het glas ondoorzichtig te maken. Volgens het college is er uitzicht op een blinde gevel.
7.2.
Op grond van het bestemmingsplan ‘Wergea’ hebben de gronden waarop het bouwplan is voorzien de bestemming ‘Wonen’ met dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’, dubbelbestemming ‘Waarde – beschermd dorpsgezicht’. Verder is een deel van het bouwplan voorzien op gronden met de aanduiding ‘bouwvlak’ en maatvoering maximale bouwhoogte 6 meter en maximale goothoogte 3 meter. Het achterste deel van het bouwplan valt buiten het bouwvlak en heeft geen aanduiding voor de hoogte. Het bouwen van een dakkapel past daarmee naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter binnen de bouwregels van het bestemmingsplan.
7.3.
Niet in geschil is dat het gebruik van de woning voor drie recreatieverblijven in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft daarom op grond van de zogenoemde kruimelgevallenregeling [5] toestemming gegeven om af te wijken van het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan niet worden verleend als hieraan een evidente privaatrechtelijke belemmering in de weg staat. [6] Op grond van artikel 5:50 van het BW is het verboden om zonder toestemming van de eigenaar van een naburig erf binnen twee meter van de grenslijn van het erf vensters of andere muuropeningen te hebben.
7.4.
Niet in geschil is dat de ramen van de dakkapel aan de noordzijde van het bouwplan binnen twee meter van de grenslijn van het erf van verzoeker zijn voorzien. Ter zitting is komen vast te staan dat vanuit het dakraam en de dakkapel zicht bestaat op het raam van het toilet van verzoeker. Verzoeker wil geen toestemming geven voor het plaatsen van de ramen in de dakkapel en het dak. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er daarom op dit moment sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Het bezwaar heeft op dit punt kans van slagen. Het opnemen van een voorschrift in de verleende omgevingsvergunning of het aanpassen van het bouwplan zou deze belemmering kunnen wegnemen.
Is het bestreden besluit met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid?
8. Verzoeker voert aan dat een bed and breakfast in strijd is met de bestemming ‘Wonen’. Bovendien wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor een Bêd en Brochje zoals vermeld op de website van de gemeente Leeuwarden. Verzoeker meent verder dat door de wijziging van één woning naar drie appartementen hij meer geluidsoverlast zal hebben. De appartementen zijn daarbij bovendien bedoeld voor gasten van twee restaurants, die na een lang diner laat op hun logeeradres aankomen. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat de aanvraag niet in overeenstemming is met wat het college uiteindelijk heeft vergund.
8.1.
Het college stelt dat de ‘Beleidsregel Bêd and Brochje Leeuwarden 2019’ niet van toepassing is, omdat de aanvraag niet ziet op het beschikbaar stellen van een deel van de woning voor bed and breakfast. Verder meent verweerder dat het gebruik van het bouwwerk voor drie recreatieappartementen vergelijkbaar is met een woning, omdat het gebruik als woning op grond van het grondrecht op ‘family life’ geen beperkingen kent.
8.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het project in aanvraagformulier is omschreven als ‘Realisering 3 stuks b&b appartementen in bestaande woning’. Aangevraagd zijn:
  • het bouwen van een bijbehorend bouwwerk en
  • het plaatsen van een dakkapel.
Verder is aangegeven dat de bruto inhoud van het bouwwerk 0 m³ is en blijft. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat volgens het bestreden besluit de omgevingsvergunning is verleend voor drie b&b-appartementen maar het college het project in de omgevingsvergunning heeft omschreven als ‘verbouw van het pand […] ten behoeve van drie recreatieappartementen’. Verder heeft het college de wijziging van het gebruik omschreven als ‘de nieuwvestiging van horeca 5 (verblijfshoreca)’. Over geluid heeft het college het volgende overwogen: ‘Ook voor wat de overige aspecten, zoals bodem en geluid, zijn er geen bezwaren tegen het plan’.
8.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bestreden besluit niet is voorbereid met de vereiste zorgvuldigheid. Hij betrekt daarbij het volgende.
8.3.1.
Allereerst is onduidelijk waarvoor omgevingsvergunning is verleend. Het toestaan van bed and breakfast in een woning is, zoals het college ter zitting heeft erkend, een ander gebruik dan het wijzigen van een woning naar drie appartementen waar logies wordt verstrekt. Bij bed and breakfast blijven gasten bij een vaste bewoner in huis, en slapen en ontbijten zij daar slechts. De omgevingsvergunning betreft bouwtekeningen waarin drie volwaardige appartementen met badkamer, slaapkamer, woonkamer en keuken, waar gasten de gehele dag kunnen verblijven. Voor zover de omgevingsvergunning moet zijn geacht te zijn verleend voor drie recreatieappartementen zoals in de toelichting staat is de voorzieningenrechter niet gebleken dat het college aan vergunninghouder heeft gevraagd om de aanvraag aan te passen.
8.3.2.
Ook is ter zitting vast komen te staan dat het bouwvolume van het pand wel wijzigt. Het college kon daarom niet slechts gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd in artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Daarvoor is immers vereist dat het bouwvolume niet wijzigt.
8.3.3.
Ten derde overweegt de voorzieningenrechter dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan moet worden bezien of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. [7] De enkele stelling van het college dat drie volwaardige recreatieappartementen in een woonhuis evenveel ruimtelijke gevolgen hebben als een reguliere woning kan de voorzieningenrechter niet volgen. Dat bewoners van een reguliere woning overlast kunnen veroorzaken, zegt niets over de te verwachten gevolgen van het recreatief gebruik van het pand. Dat er geen bezwaren zijn wat betreft geluid is niet nader onderbouwd.
8.3.4.
Tot slot moeten bij het gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid de betrokken belangen worden afgewogen. Uit het bestreden besluit blijkt op geen enkele wijze dat de belangen van omwonenden zijn meegewogen in het bestreden besluit.
Intrekking bezwaargrond
9. Ter zitting heeft verzoeker de bezwaargrond dat er onvoldoende parkeerruimte is, ingetrokken.

Conclusie en gevolgen

10. Het bestreden besluit vertoont verschillende gebreken. De aanvraag is niet volledig, omdat er wordt gesloopt in een beschermd dorpsgezicht. Niet duidelijk is of een natuurtoestemming nodig is. Er is momenteel sprake van een privaatrechtelijke belemmering vanwege de aanwezige muuropeningen die zicht geven in de woning van verzoeker. Onduidelijk is waarvoor de omgevingsvergunning is verleend dan wel er is iets anders vergund dan is aangevraagd. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en de belangen van omwonenden zijn niet meegewogen in het besluit. Daarom is niet zeker of de omgevingsvergunning in stand kan blijven.
11. De voorzieningenrechter ziet vanwege deze hoeveelheid gebreken en in het bijzonder het gebrek aan onderzoek naar de ruimtelijke gevolgen voor de omwonenden geen andere mogelijkheid dan het verzoek toe te wijzen. De financiële belangen van vergunninghouder bij het snel kunnen exploiteren van de appartementen ten behoeve van zijn restaurant wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter minder zwaar dan het belang van verzoeker om gevrijwaard te blijven van een ontoelaatbare aantasting van zijn woon- en leefomgeving. Of de aantasting toelaatbaar is, moet blijken uit de heroverweging van het college in de bezwaarprocedure.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 31 januari 2023 is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat vergunninghouder niet verder mag bouwen en de appartementen niet in gebruik mag nemen.
12.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Ook krijgt verzoeker vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de reiskosten ontvangt verzoeker de kosten op basis van het openbaar vervoer tweede klasse. Voor de heen- en de terugreis is dat samen € 28,12. Met betrekking tot verletkosten heeft verzoeker geen specificatie aangeleverd. Hij ontvangt dan het minimumtarief van € 8,- per uur. Voor de heenreis en de terugreis 2 x 1,5 uur en de zitting 1,5 uur komen de kosten op € 36,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 64,12 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: belangrijke regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen,
[…]
g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald,
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.

Artikel 2.7

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. In afwijking van de eerste volzin en onverminderd artikel 2.5 kan, indien één van die onlosmakelijke activiteiten een activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor die activiteit voorafgaand aan en los van de overige onlosmakelijke activiteiten een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend.
[…]

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
[…]
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
[…]

Artikel 2.16

Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g of h, kan de omgevingsvergunning worden geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 2.2aa. Activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten)
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:
a. het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.9, eerste en tweede lid, of 9.4, eerste, achtste of negende lid, van die wet, artikel 9, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding of artikel 13, achtste lid, van de Tracéwet, voor zover dat project, onderscheidenlijk die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor dat project geen vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming is aangevraagd of verleend;
b. het verrichten van een handeling als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen 3.3, tweede of zevende lid, 3.8, tweede of zevende lid, 3.10, tweede of derde lid, of 3.31, eerste lid, voor zover die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en voor zover voor die handeling geen ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, 3.8, eerste lid of 3.10, tweede lid in samenhang met 3.8, eerste lid, is aangevraagd of verleend.
Bijlage II
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, […]
[…]
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, […]
Bouwbesluit 2012
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
1.Voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften wordt verstaan onder:
[…]
rechtens verkregen niveau:niveau dat het gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk;

Artikel 1.26. Sloopmelding

1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een sloopmelding te slopen indien daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 zal bedragen.
[…]
4. Een sloopmelding wordt ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden schriftelijk ingediend bij het bevoegd gezag […]
Burgerlijk Wetboek
Artikel 50
1. Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
2. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van zodanige openingen of werken, indien zijn erf een openbare weg of een openbaar water is, indien zich tussen de erven openbare wegen of openbare wateren bevinden of indien het uitzicht niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de opening of het werk zich bevindende muur. Uit dezen hoofde geoorloofde openingen of werken blijven geoorloofd, ook nadat de erven hun openbare bestemming hebben verloren of de muur is gesloopt.
3. De in dit artikel bedoelde afstand wordt gemeten rechthoekig uit de buitenkant van de muur daar, waar de opening is gemaakt, of uit de buitenste naar het naburige erf gekeerde rand van het vooruitspringende werk tot aan de grenslijn der erven of de muur.
[…]

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo).
2.Artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012.
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder i van de Wabo in combinatie met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
4.Dat is het kwaliteitsniveau dat bij een rechtmatig gebouwd gebouw direct voor het begin van de verbouwwerkzaamheden aanwezig is. Zie ook artikel 1.1, eerste lid, Bouwbesluit 2012.
5.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo in combinatie met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
6.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3539).
7.Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo.