ECLI:NL:RBNNE:2023:176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
18/950031-18 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/950031-18, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering betrof een bedrag van € 909.802,00, dat door de veroordeelde zou zijn verkregen uit strafbare feiten. De behandeling van de zaak vond plaats op 24 november 2022, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Broere, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D. Homans - de Boer.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd in haar vordering, terwijl de verdediging de berekening van het wederrechtelijk voordeel betwistte. De raadsman voerde aan dat er kosten waren die niet in aanmerking waren genomen, zoals huisvestingskosten en andere bedrijfskosten, en stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 236.872,00 zou moeten worden vastgesteld.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van wettige bewijsmiddelen, waaronder een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 4.729.960,95, waarvan het deel dat aan de veroordeelde was toebedeeld € 909.802,19 bedroeg. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank bepaalde ook de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/950031-18
beslissing van de meervoudige economische kamer d.d. 19 januari 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] ,
[woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 9 september 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 909.802,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/950031-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 24 november 2022. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 19 januari 2023. Veroordeelde is ter terechtzitting van 24 november 2022 verschenen, bijgestaan door mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans - de Boer.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd in haar vordering.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de berekening van het wederrechtelijk voordeel betwist. Hij heeft aangevoerd dat met een aantal kosten geen rekening is gehouden, zoals de kosten voor huisvesting van het kantoor aan huis van verdachte, de daarbij behorende energiekosten, en kosten voor abonnementen. De kantoorkosten per jaar zouden neerkomen op € 18.000,00 per jaar, de kosten voor energie en abonnementen zouden neerkomen op € 3.000,00 per jaar. Daarnaast is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening gehouden met afgedragen belastingen en de omstandigheid dat verdachte in de ten laste gelegde periode in gemeenschap van goederen gehuwd was en dat verdachte het voordeel is verloren bij de echtscheiding. Het wederrechtelijk verkregen voordeel zou daarom moeten worden vastgesteld op € 236.872,00, aldus de raadsman.

Bewijsmiddelen 1

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 19 januari 2023 in deonderliggende strafzaak;
het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met rapportnummer JM342.
2

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 19 januari 2023 in de zaak met parketnummer
18/930031-21 veroordeeld ter zake van (eendaadse samenloop van) medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd, en medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat, het voormeld rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit rapport af te wijken.
Dit levert de volgende berekening op:
Totale opbrengsten in de betrokken ondernemingen
Om de illegale opbrengsten in beeld te brengen, hebben verbalisanten een analyse gemaakt van de transacties op de bankrekeningen van [medeveroordeelde] en de ondernemingen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] ,
[bedrijf 5] , [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [stichting 1] en [stichting 2]. De totale opbrengst is berekend op € 7.361.479,70, zoals weergegeven in onderstaande tabel.
3
Totale opbrengsten
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Eindtotaal
Inkomsten
[bedrijf 1]
€ 99.095,11
544.655,05
€ 99.778,89
€ 6.725,46
€ 750.264,5
[bedrijf 2]
352.032,67
€ 67.309,41
€ 23.073,52
€ 23,95
€ 442.439,5
[bedrijf 3]
€ 31,30
578.645,74
334.633,53
€ 1.652,79
€ 908,48
€ 915.871,8
[bedrijf 5]
317.620,86
3.223.382,46
€ 51.774,56
3.592.777,8
[bedrijf 6]
€ 88.205,08
€ 995.443,54
€ 51.761,01
1.135.409,6
[bedrijf 7]
€ 130.788,39
€ 44.261,31
€ 175.049,7
[bedrijf 8]
€ 75.694,09
273.972,50
€ 349.666,5
Eindtotaal
451.127,78
611.995,76
701.508,15
747.208,88
4.426.961,27
442.677,86
7.361.479
,
Totale kosten in de betrokken ondernemingen
De totale kosten die zijn gemaakt in de betrokken ondernemingen zijn berekend op
€ 2.002.514,75.
4De kosten in de onderneming van veroordeelde [veroordeelde] zijn berekend op €
31.165,00,
5op basis van het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de kosten betaald door [veroordeelde] .
6Ten slotte zijn er kosten in mindering gebracht die verband houden met de betaalde belastingen. Deze kosten bedragen in totaal € 597.839,00.
7
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vorenstaande kan worden vastgesteld dat een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel is verkregen van: Opbrengst: € 7.361.479,70 Af:
Kosten gemaakt in betrokken ondernemingen € 2.002.514,75
Kosten gemaakt in onderneming [veroordeelde] € 31.165,00
Betalingen aan belastingdienst
€ 597.839,00-
€ 2.631.518,75
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 4.729.960,95
Wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde [veroordeelde]
Het deel van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel dat aan veroordeelde is toebedeeld is bepaald aan de hand van de overboekingen die hebben plaatsgevonden naar de bankrekeningen van veroordeelde.
8De kosten die in zijn onderneming zijn gemaakt zijn reeds in mindering gebracht op het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokken ondernemingen. Het totale door veroordeelde genoten voordeel bedraagt € 909.802,19.
9
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om dit bedrag te halveren in verband met de echtscheiding van veroordeelde, omdat er geen enkel zicht is op een eventuele verdeling van het voordeel tussen veroordeelde en zijn toenmalige partner. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om kosten van het kantoor aan huis in mindering te brengen op dit bedrag, nu deze kosten geenszins door de verdediging zijn onderbouwd.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 909.802,19 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 909.802,19
Legt veroordeelde voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 909.802,19 (zegge: negenhonderdnegenduizend achthonderdentwee euro en negentien eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 januari 2023.
mr. O.J. Bosker en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRBB18002-Maanvis d.d. 1 april 2022, doorgenummerd 1 tot en met 4798.
Pagina 4311.
Pagina 4323.
Pagina 4334.
Pagina 4342.
Pagina 4681.
Pagina 4342.
Pagina 4664.
Pagina 4345.