De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 2 juli 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden veroordeelde ter beschikking gesteld met voorwaarden wegens onder andere brandstichting met gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen, meermalen gepleegd, en het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
De terbeschikkingstelling met voorwaarden is aangevangen op 17 juli 2009. Op 4 februari 2011 is deze omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Bij beslissing van 28 juli 2015 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 8 september 2016 is de terbeschikkingstelling verlengd met twee jaren en zijn de voorwaarden gewijzigd, zoals door de reclassering geadviseerd. Op 15 februari 2017 heeft de rechtbank gelast de verpleging van overheidswege te hervatten.
De terbeschikkingstelling is op 25 juli 2018, 26 juli 2019, 14 juli 2020 en 30 juli 2021 telkens met één jaar verlengd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangegeven.
Veroordeelde is een thans 47-jarige man, bij wie een combinatie van ADHD en ongunstige opvoedingsfactoren heeft geleid tot een scheefgroei in zijn persoonlijkheid. Binnen zijn persoonlijkheidsproblematiek staan borderline en antisociale trekken op de voorgrond; hij is in de basis een onzekere, wantrouwende en impulsieve man die bij het ontbreken van structuur onvoldoende in staat is richting en structuur aan te brengen in zijn leven. Op volwassen leeftijd raakt hij verslaafd aan diverse middelen en pleegt hij een verscheidenheid aan delicten. Veroordeelde start herhaaldelijk met hulpverlening gericht op verslavingsproblematiek maar breekt behandelingen steeds voortijdig af.
In oktober 2011 wordt veroordeelde opgenomen in de [instelling 1] . De behandeling verloopt hier aanvankelijk voorspoedig, waardoor er relatief snel een resocialisatieperspectief kan worden gecreëerd. Tijdens resocialisatiepogingen blijkt echter steeds dat veroordeelde zich moeilijk staande kan houden. Probleemgebieden als zijn verslavingsgevoeligheid en relationele kwetsbaarheden destabiliseren hem keer op keer, met terugval in gebruik van middelen en ernstige schending van verlofvoorwaarden tot gevolg.
In de onderliggende periode herhaalt zich dit. Na een tweetal time-out plaatsingen in de kliniek in voorgaande periode verblijft veroordeelde aan het begin van deze periode weer in zijn eigen (huur)woning in het kader van zijn proefverlof. De eerste maanden verlopen redelijk naar wens, maar geleidelijk vervalt hij ook weer in oude patronen zoals het ontwijken van afspraken en het niet transparant communiceren over problemen die in zijn leven spelen. Begin september 2021 blijkt dat veroordeelde wederom is teruggevallen in middelengebruik. Hij blijkt al dagenlang aan het gebruiken te zijn en hierover geen openheid te geven aan de reclassering en/of zijn behandelaar van [instelling
2] . Wanneer hem hierop een time-out plaatsing wordt aangezegd, onttrekt hij zich en is hij vervolgens drie dagen ongeoorloofd afwezig. De hem toegekende machtiging voor het proefverlof vervalt hierdoor.
Sinds zijn terugkeer in de kliniek toont veroordeelde zich overwegend ontdaan over zijn gebrek aan vermogen om zijn leven duurzaam stabiel vorm te geven. Samen met zijn therapeute van [instelling 2] stelt hij een terugvalanalyse op, welke toont dat zijn verslavingsgevoeligheid en kwetsbaarheden in zijn persoonlijkheid – ondanks behandeling, begeleiding en toezicht – steeds tot problemen blijven leiden welke op termijn de recidiverisico’s ook kunnen verhogen.
Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een behandelplafond en dat veroordeelde bij te snelle afbouw van extern geboden steun, structuur en toezicht in zijn zelfstandigheid wordt overvraagd. Op basis van het voornoemde wordt aangewezen geacht de behandeling meer steunend-structurerend in te richten en binnen de resocialisatie niet langer te koersen op verregaande zelfstandigheid. In plaats daarvan wordt thans beoogd veroordeelde via de transmurale voorziening [instelling 3] in de directe nabijheid van de [instelling 1] te laten resocialiseren. Aldaar kan er meer en langdurig steun, structuur en toezicht geboden worden (longcare). Een aanvraag voor begeleid en onbegeleid verlof – ter voorbereiding op verblijf binnen [instelling 3] – is recent ingediend. Bij goed verloop van de verloven zal snel hierna transmuraal verlof worden aangevraagd.
Vanwege de bijgestelde resocialisatiekoers adviseert de kliniek thans een verlenging van de terbeschikkingstelling met de termijn van twee jaar. Bij een te snelle afbouw van extern geboden begeleiding, structuur en toezicht is gebleken dat veroordeelde in gedrag destabiliseert en op belangrijke risicogebieden in de problemen komt. Het dwingende kader van de terbeschikkingstelling is dan nodig om te voorkomen dat hij afglijdt in gedrag dat op termijn de recidiverisico’s doet verhogen. Zonder het kader van de maatregel van de terbeschikkingstelling wordt het risico op fysiek of seksueel gewelddadig gedrag op de langere termijn ingeschat als matig tot hoog.
De deskundige J. Scheer heeft ter zitting van 20 april 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Er is bij veroordeelde sprake van een behandelplafond. Hij heeft veel behandelingen gehad gericht op zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Veroordeelde heeft zelfinzicht en inzicht in zijn valkuilen, maar die inzichten verdwijnen bij middelengebruik zoals drie keer eerder is gebleken.
Veroordeelde heeft zich gedurende de maatregel nooit schuldig gemaakt aan agressie. Bij een terugval in middelengebruik werd telkens tijdig ingegrepen zodat het gebruik stopte, waarna veroordeelde telkens zijn motivatie voor behandeling terugkreeg.
Ook de relationele kwetsbaarheid van veroordeelde komt naar voren op de momenten dat hij anderen buiten beeld probeert te houden. Er zijn nu geen aanwijzingen dat veroordeelde een relatie heeft, maar openheid is wel belangrijk.
Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is strikt genomen, gelet op de ingeschatte risico’s, verantwoord, maar de kliniek adviseert dit niet omdat het afbreukrisico erg hoog is. Bij terugval in middelengebruik, zoals eerder meermalen is gebeurd, kan veroordeelde zijn goede intenties niet omzetten in acties. Daarbij is eerder gebleken dat veroordeelde niet wilde meewerken aan een time-out. Wederom een hervatting van de dwangverpleging is dan een mogelijkheid. De kliniek wil dat voorkomen.
De kliniek ziet een toegevoegde waarde in de dwangverpleging om verdachte te motiveren de gestelde doelen te behalen en voor het verkrijgen van meer daginvulling. Bij een voortzetting van de dwangverpleging zal veroordeelde zijn uitkering verliezen en daarmee ook zijn eigen (huur)woning. De deskundige kan niet voorspellen wat dit zal betekenen voor de motivatie van veroordeelde.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
Uit het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 21 september 2022, opgesteld door drs. E.A.M. Schouten, psychiater, blijkt onder meer als volgt.
De psychiater heeft geconcludeerd dat bij veroordeelde sprake is van ADHD, stoornissen in alcohol-, cannabis- en cocaïnegebruik, een gokstoornis en tevens antisociale en borderline trekken in de persoonlijkheid. Er is in grote lijnen overeenstemming in diagnostische conclusies met de kliniek.
De psychiater is van mening dat gestreefd moet worden naar abstinentie. Daarbij is te verwachten dat veroordeelde bij verlieservaringen (baan/relatie) kan terugvallen in gebruik. Zolang een terugval niet leidt tot chronisch gebruik blijft de kans op recidive laag. Als er sprake is van toezicht met controles op middelengebruik schat de psychiater de kans op recidive nog steeds als laag in. Er ontstaat bij het gebruik van middelen geen acuut gevaar.
De psychiater beoordeelt de meest recente risicoprognose binnen het beloop van de maatregel terbeschikkingstelling als passend.
De psychiater is, anders dan de kliniek, van mening dat voldoende risicomanagement aanwezig is om te komen tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De centrale vraag voor de psychiater is hoe (delict)gevaarlijk veroordeelde is en welke maatregel daarbij passend is. De keuzes en beslissingen aangaande veroordeelde en de vorm van de tbs-maatregel is ingewikkeld, vooral omdat veroordeelde wel regel overschrijdend en lastig is, maar op korte termijn niet gevaarlijk. Duidelijk is dat veroordeelde in situaties van stressoren hier niet goed mee om kan gaan: hij ervaart stress, wordt heimelijk, gaat gokken, gaat dealers opzoeken en cocaïne gebruiken en trekt zich terug uit het contact met netwerk en hulpverlening. Veroordeelde toont dit patroon in 2015-2016, 2017, 2018, 2020 en 2021. Telkens moet hij worden teruggeplaatst in de kliniek variërend voor periodes van enkele weken tot ruim een jaar. Veroordeelde kan zich herpakken in de kliniek door de geboden structuur, daginvulling en abstinentie. Zonder de structuur van een kliniek zal veroordeelde naar alle waarschijnlijkheid weer terugvallen in soortgelijke patronen.
De belangrijkste vraag is of veroordeelde in een situatie van het uit contact zijn en weer terugvallen in middelengebruik gevaarlijk wordt op het gebied van brandstichting, geweld en zedendelicten, en zo ja, op welke termijn, en zijn er binnen die termijn nog mogelijkheden om in te grijpen. De inschatting van die risico’s door de kliniek en de psychiater verschilt niet wezenlijk. Over de bijbehorende koers is er wel verschil van inzicht tussen de kliniek en de psychiater. De psychiater is van oordeel dat veroordeelde niet meer leerbaar is, maar dat een situatie van zeer, zeer langdurige voorwaardelijke beëindiging van de verpleging voldoende waarborgen biedt om, gegeven de blijvende kwetsbaarheden van veroordeelde, veroordeelde in een eigen woning te laten verblijven. Het langzamere traject dat de kliniek voorstaat leidt tot een later moment van terugkeer naar zijn eigen woning, maar de psychiater is van mening dat het niet uitmaakt of veroordeelde in de herfst van 2022,
2023 of 2024 die stap maakt naar zijn eigen woning in het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Er dienen voorwaarden gehanteerd te worden waarbij veroordeelde nauwelijks ruimte krijgt voor heimelijkheid, gokken, drugs- en alcoholgebruik. Ook moeten familie- en nieuwe relaties betrokken zijn bij het traject. Veroordeelde zal hier mogelijk in het begin mee instemmen, maar waarschijnlijk later de noodzaak bagatelliseren. Echter is gebleken dat veroordeelde niet leerbaar is en dat blijvende externe controle op bovengenoemde gebieden noodzakelijk is. Met die voorwaarden komt veroordeelde niet meer op een punt dat hij overgaat tot ernstige delicten of geweld. Wanneer terugval in middelengebruik, ondanks de controles, toch gebeurt zal mogelijk relatief licht delictgedrag zoals winkeldiefstal wel kunnen gebeuren. Echter voordat veroordeelde dan in een stadium komt van mogelijk ernstig delictgedrag zal, in een situatie van blijvend reclasseringstoezicht in het kader van een zeer langdurige voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, een dergelijk voorstadium wel boven water komen.
Concluderend heeft de psychiater geadviseerd tot verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling met twee jaren met een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De psychiater heeft tijdens de zitting van 20 april 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
In de visie van veroordeelde heeft hij enkel verslavingsproblematiek, maar de combinatie met persoonlijkheidsproblematiek en de kwetsbaarheid in relaties maken dat hij snel uit evenwicht raakt..
De genoemde voorwaarden zijn noodzakelijk voor het signaleren van ontregeling zodat tijdig kan worden ingegrepen. De voorwaarden zijn wellicht strakker geformuleerd dan gangbaar, maar dat is noodzakelijk omdat veroordeelde telkens de fout in gaat. Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is enkel mogelijk bij strakke kaders. Een langer verblijf bij [instelling 3] zorgt niet voor een lager risico bij zelfstandig wonen.
De psychiater heeft geadviseerd veroordeelde geen diepgravende therapieën te laten ondergaan, omdat die tot ontregeling kunnen leiden.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 26 september 2022, opgesteld door drs. O.C. van der Bent, GZ-psycholoog, blijkt onder meer als volgt.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat in diagnostische zin bij veroordeelde sprake is van ADHD, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (borderline en antisociale kenmerken), een stoornis in middelengebruik (cannabis, alcohol en cocaïne) en van een gokstoornis. Er bestaat in grote lijnen consensus over de diagnostiek (de kernproblematiek) met de kliniek.
Het risico op een gewelds en/of zedendelict wordt onder de huidige omstandigheden met extern toezicht door de psycholoog als laag ingeschat. Bij het onmiddellijk wegvallen van de maatregel en daarmee het wegvallen van de externe steun is de kans op recidive in een algemeen delict bij terugval in middelengebruik verhoogd. Een recidive in een gewelds- en/of zedendelict wordt bij onmiddellijke beëindiging van de maatregel en daarmee het wegvallen van externe steun op de lange termijn als laag/matig beschouwd. Bij het wegvallen van alle structuur en terugval in middelengebruik is het risico op geweld in bredere zin laag/matig.
De psycholoog beoordeelt de meest recente risicoprognose binnen het beloop van de tbs-maatregel als adequaat.
De psycholoog is van mening dat de risicofactoren die leiden tot destabilisering goed in kaart zijn gebracht. Een verantwoord risicomanagement kan ook vormgegeven worden in een ambulant kader binnen een voorwaardelijke beëindiging. Dit doet ook meer recht aan het recidiverisico dat met externe ondersteuning als laag wordt ingeschat. Een verantwoord risicomanagement bestaat uit reclasseringsbegeleiding met frequente urinecontroles. Verder kan veroordeelde worden aangemeld bij een outreachend team van de verslavingszorg, waarbij (indien nodig) de zorg opgeschaald kan worden en eventueel kan er ook een detox ingezet worden.
Het advies is niet in overeenstemming met het advies van de kliniek, want de kliniek opteert voor een plaatsing op de longcare om veroordeelde vandaaruit geleidelijk te laten resocialiseren. De psycholoog is van mening dat veroordeelde blijvend kwetsbaar is en langdurig afhankelijk van externe controle. Deze externe controle kan in de visie van de psycholoog echter ook vormgegeven worden met behulp van ambulante begeleiding met urinecontroles bij een voorwaardelijke beëindiging.
Geadviseerd is verlening van de TBS maatregel met twee jaren met voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
De psycholoog heeft tijdens de zitting van 20 april 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Het meest zinvol lijkt terugvalpreventie en monitoring, zodat bij terugval in verslaving direct ingegrepen kan worden. Verder dient er oog voor te zijn dat bij veroordeelde geen sprake is van eenzaamheid of verveling. Structuur en zingeving kunnen gehaald worden uit dagbesteding.
Een langer verblijf bij [instelling 3] voegt naar het oordeel van de psycholoog niets toe.
Het reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies d.d. 31 januari 2023, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van GGZ Tactus in Apeldoorn, blijkt het volgende.
Geconcludeerd is dat het traject van veroordeelde omschreven kan worden als een traject met vallen en opstaan. Veroordeelde stelt zich gemotiveerd op en is anderhalf jaar abstinent van middelen. Hij is opa geworden, wat hem extra motiveert om zijn traject positief te doorlopen. Er is sprake van een beschermend netwerk dat goed op de hoogte is en bij afglijden de signalen snel opvangt. Veroordeelde huurt een appartement in Utrecht, hetgeen beschermend is en hem motiveert. Sinds maart 2022 is veroordeelde onder behandeling van ' [instelling 3] ' beschermd wonen en sinds december 2022 verblijft hij daar ook daadwerkelijk. Hij gaat naar zijn eigen woning in Utrecht op verlof. De verloven gaan goed.
Veroordeelde volgt dagbesteding in de kliniek, maar wil vrijwilligerswerk gaan doen buiten de kliniek. Het behouden van een zinvolle dagbesteding en -invulling is steunend. Het afgelopen jaar heeft veroordeelde gewerkt aan het opbouwen van een stabiel leven. Daarbij heeft de externe structuur en begeleiding een grote invloed. Het is van belang die te behouden.
Veroordeelde heeft het behandelplafond bereikt, zodat er voornamelijk gewerkt moet worden aan het stabiel houden van de situatie. Daarbij blijven abstinentie, structuur, controle en het netwerk van belang om dit vol te houden. Door de externe controle blijft er zicht op de situatie van veroordeelde en kan er indien nodig worden ingegrepen. De kans dat veroordeelde op enig moment terugvalt in middelengebruik wordt als hoog geschat, ongeacht welke vorm van ondersteuning hij ontvangt. Het is van belang dat hij niet terugvalt in chronisch gebruik. Het afgelopen jaar functioneerde veroordeelde stabiel.
De reclassering heeft zich aangesloten bij de adviezen van de psychiater en psycholoog en heeft derhalve eveneens geadviseerd om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen. De reclassering heeft daarbij de volgende voorwaarden geadviseerd, kort gezegd: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan reclasseringscontact, meewerken aan time-out, niet naar het buitenland, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, drugsverbod, alcoholverbod, gokverbod, inzicht geven in de financiële situatie, dagbesteding, inzicht geven in relaties en seksualiteit en inzicht geven in sociaal netwerk.
De deskundige [naam] , reclasseringswerker, heeft tijdens de zitting van 20 april 2023 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Geadviseerd is om de voorwaarde “meewerken aan time-out” aan te passen aan de recente jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in die zin dat de veroordeelde moet instemmen met een time-out.
Deelnemen aan NA-bijeenkomsten is te scharen onder de geformuleerde voorwaarden, zodat het niet nodig is dit als aparte voorwaarde te formuleren.
Er is geen aanleiding om de risico’s anders in te schatten dan de andere deskundigen.
Een overtreding van de voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het drugsverbod, zal niet direct leiden tot een terugmelding, maar de voorwaarden zijn nodig om inzichtelijk te maken dat er sprake is van een overtreding en dat ingrijpen nodig is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gevorderd met voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onder de door de reclassering genoemde voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de
terbeschikkingstelling met twee jaren. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat de zaak zich leent voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, gelet op de adviezen van de deskundigen E.A.M. Schouten en O.C. van der Bent en het reclasseringsadvies.
De veroordeelde heeft verklaard dat hij bereid is zich aan de door de reclassering genoemde voorwaarden te houden.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderliggende vonnis is evident dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De verlengingsrechter heeft dat eerder eveneens vastgesteld. De rechtbank stelt daarom vast dat de terbeschikkingstelling niet in duur beperkt is en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundigen gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de maatregel wordt verlengd. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en de adviezen, met twee jaren verlengen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de dwangverpleging voorwaardelijk moet worden beëindigd en overweegt daartoe als volgt.
De terbeschikkingstelling met dwangverpleging is primair bedoeld om de samenleving te beschermen tegen terbeschikkinggestelden voor zolang er nog sprake is van een hoog recidiverisico. Secundair is zij er op gericht om de terbeschikkinggestelde adequaat te behandelen zodat deze kan resocialiseren en in de samenleving kan terugkeren.
De rechtbank verenigt zich met de voornoemde adviezen waaruit blijkt dat er bij veroordeelde sprake is van een behandelplafond. Terugval in middelengebruik heeft in het verleden niet geleid tot enig agressiedelict, terwijl veroordeelde al langere tijd abstinent is van middelen. De risico’s zijn door alle deskundigen, ook de kliniek, zodanig ingeschat dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verantwoord is.
De psychiater en de psycholoog stellen dat de risico’s voldoende ingeperkt kunnen worden door een strikt kader van voorwaarden en dat het verblijf bij ‘ [instelling 3] ’ geen meerwaarde heeft. De reclassering heeft, met inachtneming van de adviezen van de psychiater en psycholoog, voorwaarden voor de voorwaardelijke beëindiging geadviseerd. Veroordeelde is bereid om deze voorwaarden na te leven. De veroordeelde wordt hiermee in staat gesteld te bewijzen dat hij zich op een aanvaardbare wijze in de samenleving kan handhaven.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het gevaar van de veroordeelde voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen dusdanig is teruggebracht dat het verantwoord is de verpleging van overheidswege onder de door de reclassering opgestelde voorwaarden te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d, 38e en 38g van het Wetboek van Strafrecht.