ECLI:NL:RBNNE:2023:198

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
LEE 23/101
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 19 januari 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 januari 2023 behandeld, maar zowel verzoeker als de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen zijn niet verschenen op de zitting.

De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht geheven wordt van degene die een verzoek om voorlopige voorziening indient. Aangezien verzoeker het griffierecht niet tijdig heeft betaald, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De griffier had verzoeker op 10 januari 2023 per aangetekende brief geïnformeerd over de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet betaald voor de zitting.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het niet betalen van het griffierecht is een voorwaarde voor toegang tot de voorzieningenrechter, en zonder betaling vindt er geen inhoudelijke beoordeling plaats. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/101

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen(het college)
(gemachtigde: G. Veenstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een
voorlopige voorziening van verzoeker tegen de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW).
1.1
Verzoeker heeft tegen deze buiten behandeling stelling bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening ingediend.
1.2
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Verzoeker en de gemachtigde van het college zijn op de zitting niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
wordt van degene die bij de voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht geheven. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Bij aangetekende brief van 10 januari 2023 is door de griffier aan verzoeker
meegedeeld dat hij vanwege het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening griffierecht dient te betalen. Hierbij is medegedeeld dat verzoeker dit griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van die brief moet betalen, dan wel indien de zitting eerder is, uiterlijk voorafgaand aan de zitting. Ten slotte is bij die brief meegedeeld dat, als het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven, het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
4. Vast staat dat het griffierecht voor de voorlopige voorziening niet voorafgaand aan
de zitting van 18 januari 2023 is betaald. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet zou moeten worden geoordeeld dat verzoeker in verzuim is geweest, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Het betalen van het verschuldigde griffierecht vormt een voorwaarde voor de toegang tot de voorzieningenrechter. Als hieraan niet voldaan is, vindt er geen inhoudelijke beoordeling plaats.
5. Gelet op het bovenstaande is het verzoek om voorlopige voorziening niet
ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.