ECLI:NL:RBNNE:2023:2117

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
18.194920.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling door verwaarlozing van kinderen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling door verwaarlozing van haar kinderen, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 mei 2023 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J. Flach, verscheen ter terechtzitting op 11 mei 2023. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. J. Houwink, had veroordeling gevorderd op basis van de tenlastelegging die stelde dat de verdachte haar kinderen in een ongezonde leefsituatie had laten opgroeien, wat hun gezondheid opzettelijk zou hebben benadeeld.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hoewel de omstandigheden in de woning van de verdachte ernstig waren en er sprake was van verwaarlozing, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte opzettelijk de gezondheid van haar kinderen had benadeeld. De rechtbank overwoog dat de verdachte en haar partner in een situatie waren beland waaruit zij door verschillende omstandigheden geen uitweg meer konden vinden. Het nalaten om hulp te zoeken werd als betreurenswaardig beschouwd, maar niet als opzettelijk handelen of nalaten in de zin van het strafrecht.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het tenlastegelegde niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in situaties waarin de gezondheid en het welzijn van kinderen in het geding zijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.194920.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 mei 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 10 december 2021 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens)
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft/hebben mishandeld door
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (langdurig)
  • in een vervuilde en onhygiënische woning te laten leven, te laten slapen en/of telaten verblijven en/of
  • de (noodzakelijke) medische zorg en/of (noodzakelijke) tandheelkundige zorg
en/of (noodzakelijke) psychische zorg en/of (noodzakelijke) lichamelijke verzorging te onthouden en/of
  • onvoldoende en/of niet constant en/of niet adequaat lichamelijke verzorging tebieden en/of
  • te weinig en/of onregelmatig eten te geven
ten gevolge waarvan de gezondheid van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk is benadeeld.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was sprake van een ongezonde leefsituatie voor de kinderen. De verdachte hadden (samen met haar partner) anders kunnen handelen. Er is hen hulp aangeboden en dat hebben ze onvoldoende geaccepteerd. Daarmee kan de mishandeling door verwaarlozing, waardoor de gezondheid van de kinderen opzettelijk is benadeeld, wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Beide ouders ontkennen de onhoudbare woon- en leefsituatie voor de kinderen niet, maar beoordeeld moet worden of hiermee een grens is overschreden in strafrechtelijke zin. Het dossier leunt zwaar op de verklaring van de oude school van de kinderen en op onderbuikgevoelens. Er is echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs of door het handelen van verdachten sprake is geweest van het opzettelijk benadelen van de gezondheid van de kinderen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier komt naar voren dat de kinderen opgroeiden in een ernstig vervuilde en verrommelde woning waar het voor de jonge kinderen van verdachten onleefbaar moet zijn geweest. Het dossier ademt verwaarlozing van de kinderen, niet alleen waar het gaat om de (hygiënische) situatie in de woning, maar ook waar het gaat om het voeden, beschermen en zorgen voor het lichamelijk en geestelijk welzijn van de kinderen. Aan die situatie is door ingrijpen van buitenaf – de school van de kinderen nam het initiatief hiertoe – een einde gekomen.
Het voorstaande maakt echter nog niet dat er sprake is van opzettelijke benadeling van de gezondheid van de kinderen, zoals verdachten in de tenlastelegging wordt verweten.
Het dossier biedt vooral veel aanknopingspunten voor de veronderstelling dat verdachten in de ten laste gelegde periode van ruim drie maanden inmiddels al in een situatie waren geraakt waaruit zij door allerlei omstandigheden – financiën, gezondheid, schaamte – geen uitweg meer konden vinden. Dat ze hebben nagelaten hierbij hulp toe te laten of in te schakelen is betreurenswaardig, maar levert naar het oordeel van de rechtbank niet een opzettelijk handelen of nalaten op zoals bedoeld in artikel 300 Wetboek van strafrecht. Van het bewust op de koop toe nemen van een aanmerkelijke kans op gezondheidsnadeel, zoals minimaal vereist is voor het ten laste gelegde, is niet gebleken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 mei 2023.