ECLI:NL:RBNNE:2023:2235

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
18-293975-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor gekwalificeerde diefstallen en huisvredebreuken met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 2 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gekwalificeerde diefstallen en huisvredebreuken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee gekwalificeerde diefstallen, meerdere huisvredebreuken en diefstal. De verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd, is op 30 oktober 2022 in een woning in Groningen betrapt terwijl hij een bankpas en creditcard van een slachtoffer heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van inklimming en dat hij ook andere woningen heeft binnengedrongen, waarbij hij onzedelijke voorstellen heeft gedaan aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers, waarbij meerdere slachtoffers PTSS hebben opgelopen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering van een benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard omdat de verdachte de feiten niet heeft erkend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.293975.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 mei 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een bankpas en/of een creditcard, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen bankpas en/of creditcard onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen een of meer geld(bedrag(en)), in elk geval eniggoed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geld(bedrag(en)) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), door met een gestolen bankpas(/creditcard) geld te pinnen en/of (een) betaling(en) te verrichten;
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en met 10 november 2022 te
Groningen(meermalen) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan het [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] en/of de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of (een) goed(eren) (w.o. een bankpas en/of een mobiele telefoon
),in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (respectievelijk) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming (- zakelijk weergegeven -) (telkens) met bedekt gezicht en/of donkere kleding die woning(en) is binnengeslopen en/of heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en met 10 november 2022 te Groningen (meermalen) (telkens) in een/de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, (respectievelijk)
[adres] en/of [adres] en/of [adres] en/of [adres] (telkens) bij een ander, te weten bij (respectievelijk) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , althans (telkens) bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen;
4. hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen ter uitvoering van het door verdachtevoorgenomenmisdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, geld en/of (een) goed(eren) (w.o. een bankpas en/of een mobiele telefoon
),in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming (- zakelijk weergegeven -) met bedekt gezicht en/of donkere kleding die woning is binnengeslopen en/of met (sokken) bedekte handen die woning heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2022 te Groningen in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, de [adres] bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
5. hij op of omstreeks 27/28 oktober 2022 te Groningen een fiets (mountain kinder), in elk gevaleniggoed, dat/die geheel of ten dele aan (het zoontje van) [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de onder 1 ten laste gelegde braak en verbreking. De ten laste gelegde diefstal door middel van inklimming kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dit gekwalificeerd dient te worden als de subsidiair ten laste gelegde huisvredebreuk.
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder 2 en 5 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde:
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2022,opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022129 d.d. 8 maart 2023, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 oktober 2022 omstreeks 02.05 uur lag ik met mijn vriend te slapen. Mijn vriend woont aan de [adres] te Groningen. Op het bureau kwam ik er achter dat ik een ING-bankpas en een ING creditcard kwijt ben. Deze zaten in mijn portemonnee in een stoffen tas. Deze tas stond rechts bij de bank in het woongedeelte. Terwijl wij lagen te slapen is de dader mogelijk al in de kamer geweest waar wij lagen te slapen. Ik heb gezien dat er gepind is met mijn pas. Ik zag dat er om 02.41 uur een bedrag van 3,50 euro is gepind bij de [bedrijf 1] , om 02.41 uur een bedrag van 1,50 bij de [bedrijf 1] en om 03.35 uur een bedrag van 3,00 euro bij [bedrijf 2] .
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november
2022,opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik heb hierop de camerabeelden van de [bedrijf 2] en de camerabeelden van Team Technisch Toezicht bekeken. De aangeefster heeft tevens in haar aangifte het signalement van de verdachte omschreven. Ik zag dat de man welke ik op beelden zag daar volledig overeen kwam. Ik zag dat het een man was, tussen 18 en 25 jaar oud, normaal postuur, licht getint, mogelijk Arabisch, hij had kort zwart haar, krulletjes, hij droeg een donkere hoody met tekst opdruk aan de voorzijde.
Ik zag dat de tijd van camera [bedrijf 2] 02.36 uur betreft wanneer de verdachte bij de automaten staat van de [bedrijf] . Op de camerabeelden van Team Technisch Toezicht (nader TTT te noemen) is exact hetzelfde moment de tijd 02.39 uur betref. Hieruit blijkt dat er een tijdsverschil van 3 minuten is tussen de camera's van de [bedrijf 2] en de camera's van Team Technisch toezicht. Bij de pintransactie bij [bedrijf 2] staat er 02.36 uur, dat is van TTT om 02.39 uur. De pintransactie van de [bedrijf] is 02.41 uur, bij TTT is het 02.44 uur.
Op de camerabeelden van Team Technisch Toezicht is door mij het volgende gezien;
  • Camera 05 [adres] 30-10-2022. Om 02.39.50 uur staat de verdachte voor de automaten aan debuitenzijde van de [bedrijf 2] .
  • Camera 10 [adres] . Er is te zien dat hij de op 30-10-2022 te 02.42.42 uur de [bedrijf] op het[adres] in loopt. Om 02.44.34 uur is te zien dat de verdachte de [bedrijf] uit loopt.
Ik heb tevens de camerabeelden bekeken van een andere incident waarbij er sprake was van soort gelijke incident. Dit is gebeurd op vrijdag 28-10-2022 om 07.30 uur aan de [adres] te Groningen. Ik zag op deze camerabeelden dat het om dezelfde verdachte ging welke ik op de camerabeelden van de [bedrijf 2] zag. Ik zag dat het een licht getinte man betrof, tussen 18 en 25 jaar oud, licht getint, normaal postuur, kort zwart, krulletjes, opgeschoren zijkanten.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart

2023, opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
P: Ik heb hier een groene gewatteerde jas. Deze jas is door ons inbeslaggenomen. Deze jas lag op jou kamer. Is deze jas van jou? V: Ja klopt.
O: Aan verdachte worden de beelden getoond van het contactloos betalen met de gestolen bankpas op 30 oktober bij [bedrijf 2] gevestigd op de [adres] te Groningen.
P: Wie is dat op die beelden [verdachte] ? V: Dat ben ik op de beelden dat klopt.
P: Op 28 oktober 2022 omstreeks 06:00 uur vindt er een insluiping in een woning, gelegen aan het [adres] te Groningen plaats. Dit meisje gaf aan de politie een omschrijving van de indringer op. Ze omschreef de man als volgt: Leeftijd ongeveer 25 jaar, getinte huidskleur mogelijk van Arabisch afkomst. Volgens het meisje was de man gekleed in een donkere jas en een blauwe spijkerboek. Kun jij je dit voorval nog herinneren [verdachte] ?
V: Ja ooit ben ik in een huis gegaan en er was een meisje.
O: Aan de verdachte worden beelden getoond van 2 november 2022 van de [adres] te Groningen.
P: Wie is dit op de beelden?
V: Dat ben ik.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2022, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:

Ik, verbalisant van [naam 1] , heb de beelden bekeken en gevorderd van de bewoner van [adres] te Groningen. De beelden betreffen van woensdag 2 november 2022, te 04:36 uur. Ik de beelden als volgt omschrijven:
Ik, verbalisant van [naam 1] , zie dat de video deurbel zicht heeft op de [adres] te Groningen. Ik zie een voor mij onbekende manspersoon richting de voordeur lopen. Ik kan de persoon als volgt omschrijven:
  • Man
  • 1.70/1.80 meter lang
  • 20/25 jaar oud
  • zwart, kort, krullend haar. Het haar is aan de zijkant opgeschoren
  • Sneaker schoenen
  • Lange broek
  • Jas, mogelijk Puffer jacket
  • Mondkapje onder zijn kin - Handschoenen

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2022, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :

Ik woon aan het [adres] in Groningen. Op 30 oktober 2022 omstreeks 02:00 uur werd ik wakker. Ik zag dat er ongeveer halverwege de kamer een voor mij onbekende man stond. Ik zag meteen dat de persoon een soort van sokken op zijn handen had en een medisch mondkapje droeg. Ik vroeg hem nogmaals of hij weg wilde gaan uit mijn kamer. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • circa 18-25 jaar
  • donker bruin tot zwart haar krullend
  • donkergetinte huidskleur
  • vermoedelijk Arabische afkomst
  • slank postuur
  • circa 1.70 - 1.75 meter
  • Wit medisch mondkapje welke in een punt naar voren liep.
  • zwarte hoody
  • donkerblauwe spijkerbroek
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 3 november 2022, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
O: Zoals jou is verteld, willen wij graag camerabeelden aan jou tonen. Dit zijn camerabeelden van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [adres] te Groningen.
V: Zie jij een persoon op beeld waarvan jij kan zeggen dat dit de persoon was die bij jou in de woning/kamer was?
A: Ik zie een persoon op beeld waarvan ik met 90 procent zekerheid kan zeggen dat dit de persoon betrof die in mijn kamer is geweest die nacht. Dit kan ik zeggen, omdat ik hem aan zijn uiterlijke kenmerken herken, maar ook aan zijn kleding en dan specifiek aan de trui die hij draagt. Ik herken voornamelijk zijn haar en voorhoofd. Hij droeg namelijk een mondkapje ten tijde van de inbraak, maar ik herken het bovenste gedeelte van zijn gezicht vrijwel direct.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2022,opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik woon aan het [adres] in Groningen. Op 28 oktober 2022 omstreeks 05.50 uur werd ik wakker. Ik zag dat een man in de deuropening van mijn kamer stond. Ik vroeg aan hem wat hij hier deed. Vervolgens vroeg ik wederom of hij weg wilde gaan. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • circa 25 jaar
  • donkergetinte huidskleur
  • vermoedelijk Arabische afkomst
  • slank postuur
  • circa 1.75 meter
  • kort zwart krullend haar
  • zwarte jas
  • donkerblauwe spijkerbroek
  • dunne witte handschoenen met een Nike logo, mogelijk dat dit ook witte sokken waren

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2022, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :

Op 28 oktober 2022, omstreeks 07:30 uur, was ik in mijn woning aan de [adres] te Groningen samen met mijn man, [naam 2] . Ik zag dat er, een voor mij onbekende man, in de deuropening van de bijkeuken stond. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • Man
  • Getint/ licht getint
  • Kortgeschoren haar aan de zijkant
  • Langer, krullend haar aan de bovenzijde
  • Blauw, medisch mondkapje voor de mond
  • Groene gewatteerde jas
  • Donkere broek
  • Engels sprekend
Ik vertelde de man nogmaals dat hij moest vertrekken.

9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 november 2022, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :

Op 2 november 2022 lag ik in mijn bed. Ik woon aan de [adres] te Groningen. Omstreeks 02:30 uur, werd ik wakker. Ik zag een voor mij een onbekende persoon in de deuropening staan. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven:
  • Man
  • 20-25 jaar oud
  • Getinte huidskleur
  • Kort zwart haar
  • 1.65/1.70 meter lang
  • Normaal postuur
  • Zwarte bovenkleding
  • Blauw mondkapje
Ik vroeg aan de persoon wat hij in mijn huis deed. Ik hoorde en zag dat hij niets zei. Ik vroeg nogmaals wat hij in mijn huis deed. Op dat moment raakte ik in paniek.

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2022, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :

Ik woon in een studentenwoning aan de [adres] te Groningen. Op 10 november 2022 van omstreeks 05.30 uur werd ik wakker, ik lag in op mijn bed slapen. Er liep een persoon binnen. Het enige wat ik zei was wat doe jij hier?. Ik kan de man als volgt omschrijven:
  • 1.70 meter lang
  • zwart/bruin kort opgeschoren haar
  • Grijs mond/neus masker. De masker was tot op zijn neus
  • donkerkleurig hoody met capuchon op zijn hoofd
  • donkergekleurde broek
  • Marokkaans/Noord-Afrikaans accent
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2022,opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R022129 d.d. 8 maart 2023, inhoudende als verklaring van [naam 4] :
Op 27 oktober 2022 heeft mijn zoontje zijn mountainbike fiets in onze achtertuin geplaatst. Vandaag 28 oktober 2022 ging mijn zoontje naar buiten om zijn fiets te pakken. Toen zag hij dat zijn fiets weg was.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november
2022,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 2 november 2022 bekeek ik verbalisant [naam 3] de camerabeelden van de diefstal van de fiets van deze registratie. Ik zag op het beeld links achter de muur met de witte deur een persoon verschijnen.
Op videofragment 3 zag ik dat deze is opgenomen vanaf de voorzijde van de woning. Ik zag dat de eerder omschreven man op een fiets vanuit de voortuin wegfiets.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart
2023,opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
O: Aan verdachte worden beveiligingsbeelden getoond van de diefstal fiets gepleegd op 28 oktober 2022 in de [adres] te Groningen. V: Ja dat ben ik op de beelden.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2022 te Groningen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in eenwoning, te weten aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een bankpas en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
hij op 30 oktober 2022 te Groningen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeftweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutels, door met een gestolen bankpas/creditcard betalingen te verrichten.
subsidiair
hij in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 10 november 2022 te Groningen meermalen in een woning, respectievelijk [adres] , [adres] , [adres] en [adres] , telkens bij een ander, te weten bij respectievelijk [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , in gebruik telkens wederrechtelijk is binnengedrongen;
4. subsidiair hij op 30 oktober 2022 te Groningen in de woning, de [adres] bij een ander, te weten bij
[slachtoffer 2] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
5. hij omstreeks 27/28 oktober 2022 te Groningen een fiets (mountain kinder), toebehorende aanhetzoontje van [naam 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in eenwoning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel vaneen valse sleutel;
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;4. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
5. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden zoals geformuleerd in het rapport van de Raad voor de
Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 12 mei 2023. De officier van justitie heeft daarbij ook rekening gehouden met ad informandum gevoegd feit 8 en 9.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De ad informandum gevoegde feiten 8 en 9 kunnen bij de strafoplegging meegenomen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten 8 en 9, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de nacht van 30 oktober 2022 schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen door in een studentenkamer, waar een vrouw lag te slapen, een pinpas en creditcard te stelen en hier vervolgens betalingen mee te verrichten. Diezelfde nacht heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door in dezelfde woning een andere kamer binnen te dringen. Ook hier lag een vrouw te slapen; zij werd wakker van het gerommel en zag toen de verdachte staan. In een tijdsbestek van anderhalve week erna is de verdachte in nog vier andere studentenwoningen op dezelfde wijze binnengedrongen, waarbij hij een aantal vrouwen via Google Translate onzedelijke voorstellen heeft gedaan. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets.
Met name de huisvredebreuken die verdachte heeft gepleegd zijn, onder deze bijzondere omstandigheden, ernstige feiten. Het is voor de vrouwen een ontzettend angstaanjagende gebeurtenis geweest, zij waren doodsbang door het feit dat er s nachts een vreemd persoon in hun slaapkamer stond. Een woning, en slaapkamer in het bijzonder, is een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Meerdere slachtoffers hebben als gevolg van het feit PTSS opgelopen en uit een ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat de impact van het voorval voor het slachtoffer enorm is. Verdachte heeft bij het plegen van de strafbare feiten kennelijk geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Gelet op de ernst en veelvoud van de feiten in een korte periode, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke in beginsel de enige passende afdoening is.
De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen, waarbij zij onder meer heeft gekeken naar het rapport van de Raad. Uit dit rapport volgt dat verdachte sinds september 2022 in Nederland verblijft als alleenstaande minderjarige vreemdeling. De kans op recidive wordt hoog ingeschat omdat het perspectief dat verdachte binnen Nederland heeft minimaal is. Verdachte wordt door de Raad als een kwetsbare en beïnvloedbare jongen gezien die er alleen voor staat. Omdat er over de achtergrond van verdachte weinig tot niets bekend is bij de Raad is het niet mogelijk om een eventueel passend hulpverleningstraject te adviseren. De Raad is van mening dat het belangrijk is dat de Jeugdreclassering samen met verdachte onderzoekt wat de mogelijkheden voor behandeling/ondersteuning/begeleiding zijn waarop verdachte nog aanspraak kan maken gedurende de tijd dat hij zijn aangespannen procedure in Nederland afwacht. De Raad acht een leerstraf niet aangewezen gelet op de taalbarrière en het feit dat verdachte een relatief korte tijd in Nederland is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de hierboven beschreven persoonlijke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een deel van de op te leggen jeugddetentie, voorwaardelijk moet worden opgelegd; enerzijds om te voorkomen dat verdachte wederom strafbare feiten pleegt, anderzijds om te zorgen dat de jeugdreclassering hem de steun en begeleiding kan geven die verdachte nodig heeft.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is.
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 12,50 ter zake van materiële schade en 1.000,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 3.914,08 ter vergoeding van materiële schade en 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 7] , tot een bedrag van 188,85 ter vergoeding van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] dient niet ontvankelijk verklaard te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] niet meegenomen kan worden nu verdachte het ad informandum gevoegde feit waaraan de vordering is verbonden niet heeft bekend.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de immateriële schadevergoeding van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] bepleit dat deze gematigd dienen te worden tot een bedrag van 300,-. Zij heeft daartoe aangevoerd dat doorgaans bij een woninginbraak immateriële schadevergoeding tot dat bedrag toegewezen wordt, nu het een vermogensdelict betreft waarbij er geen geweld is toegepast.
Ten aanzien van de materiële schade van benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de kostenpost "kosten vakantie" niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Ten aanzien van de kostenpost "gemist voordeel kamer" heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze eveneens niet ontvankelijk verklaard dient te worden, nu niet is gebleken dat de benadeelde partij extra kosten heeft moeten maken omdat zij bij haar ouders verbleef. Dit maakt dat er geen materiële schade is ontstaan. Subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van deze schadepost aangevoerd dat het bedrag gematigd dient te worden omdat er schadebeperkend gehandeld had kunnen worden door de huur eerder op te zeggen. Ook ten aanzien van de schadepost "kosten EMDR-therapie" heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er schadebeperkend gehandeld had kunnen worden door een therapeut te kiezen die onder de zorgverzekering valt en dat de post dus niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw heeft betoogd, zal de rechtbank het gevorderde immateriële bedrag niet matigen. De rechtbank overweegt daartoe nu zij het gevorderde immateriële bedrag passend acht gezien de bijzondere omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft. De vordering, waarvan de hoogte voor het overige onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2022.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw heeft betoogd, zal de rechtbank het gevorderde immateriële bedrag niet matigen. De rechtbank overweegt daartoe nu zij het gevorderde immateriële bedrag passend acht gezien de bijzondere omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft. De vordering, waarvan de hoogte voor het overige onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 oktober 2022.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw heeft betoogd, zal de rechtbank het gevorderde immateriële bedrag niet matigen. De rechtbank overweegt daartoe nu zij het gevorderde immateriële bedrag passend acht gezien de bijzondere omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft. De vordering, waarvan de hoogte voor het overige onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2022.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding oordeelt de rechtbank als volgt.
De posten "kosten EMDR-therapie" en "eigen risico" zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende betwist. De rechtbank acht dan ook voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is geweest van het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde. Deze posten zullen dan ook in het geheel worden toegewezen.
Ten aanzien van de post "vakantiekosten" is de rechtbank van oordeel dat deze schade in een te ver verwijderd verband staat van het bewezen verklaarde feit. Voor dat gedeelte van de vordering zal de benadeelde partij worden afgewezen.
Ten aanzien van de post "gemist voordeel kamer" is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij het gevorderde bedrag niet als schade heeft geleden, nu zij bij haar ouders heeft verbleven waarvoor zij geen huurkosten heeft hoeven te betalen. De rechtbank begrijpt deze schadepost echter als gederfd woongenot en acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden doordat zij geen gebruik heeft kunnen maken van haar woning en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op 1.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert vergoeding van haar schade ten gevolge van het ad informandum gevoegde feiten 6 en 7.
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Wetboek van Strafvordering is een benadeelde partij ontvankelijk indien de schade is toegebracht door een strafbaar feit waarvan in de dagvaarding is medegedeeld dat het door verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank is gebracht en waarmee door de rechtbank bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De rechtbank constateert dat verdachte de onderhavige ad informandum gevoegde feiten 6 en 7 niet heeft erkend. De rechtbank zal daarom bepalen dat de vordering niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde meewerkt aan behandeling/begeleiding wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht.
Geeft aan Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van (zegge: duizendtwaalf euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van 1.012,50 (zegge: duizendtwaalf euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober. Dit bedrag bestaat uit 12,50 aan materiële schade en 1.000,- aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2022.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van 1.000,- (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 oktober. Dit bedrag bestaat uit 1.000,- aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de immateriële vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
(zegge: een duizend vijfhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022.
Wijst het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
(zegge: vierentwintighonderd vijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022.
Wijst het materiële deel van de vordering dat ziet op de schadepost "gemist voordeel kamer" voor het overige af en wijst de schadepost "vakantiekosten" in zijn geheel af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van 3.935,- (zegge: drieduizend negenhonderd en vijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2022. Dit bedrag bestaat uit 2.435,- aan materiële schade en 1.500,- aan immateriële schade.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] in haar vordering niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. O.J. Bosker en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juni 2023.
Mr. Supèr is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.