ECLI:NL:RBNNE:2023:2240

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
10286270 AR VERZ 23-6
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van zorgmedewerker wegens tonen pornografisch beeldmateriaal aan dementerende bewoner

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A], een zorgmedewerker, en haar werkgever, Noorderbreedte B.V. [A] was op staande voet ontslagen na het tonen van pornografisch beeldmateriaal aan een kwetsbare, dementerende bewoner. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] op de hoogte was van de kwetsbaarheid van de bewoner en dat haar gedrag als grensoverschrijdend moet worden gekwalificeerd. De rechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden. [A] had verzocht om vernietiging van het ontslag en om terugkeer naar haar werk, maar de rechter wees dit verzoek af. De kantonrechter concludeerde dat de gedragingen van [A] niet alleen onprofessioneel waren, maar ook in strijd met de zorgplicht die zij had ten opzichte van de bewoners. De persoonlijke omstandigheden van [A] werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om het ontslag onterecht te verklaren. De rechter wees alle verzoeken van [A] af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer: 10286270 AR VERZ 23-6
beschikking van de kantonrechter d.d. 17 mei 2023
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
procederende met toevoeging,
gemachtigde: mr. A.G. Braamhaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDERBREEDTE B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. S. van der Meulen-Bijl.
Partijen zullen hierna [A] en Noorderbreedte worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift binnengekomen bij de griffie op 16 januari 2023;
- het herziene verzoekschrift binnengekomen bij de griffie op 13 februari 2023;
- het verweerschrift binnengekomen bij de griffie op 2 maart 2023;
- aanvullende producties 10 en 11 van de zijde van Noorderbreedte;
- aanvullende producties 11 en 12 van de zijde van [A] ;
- de mondelinge behandeling van 18 april 2023. Partijen hebben hun standpunten toegelicht,
mede aan de hand van pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[A] , geboren [geboortedatum] , is op 1 september 2018 in dienst getreden bij Noorderbreedte. De laatste functie die [A] vervulde, is die van woon-zorgondersteuner voor 28 uur per week, met een salaris van € 2.135,43 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verzorging Verpleging en Thuiszorg (VVT) van toepassing.
2.2.
Noorderbreedte is een zorginstelling die gericht is op gespecialiseerde ouderenzorg. [A] is werkzaam op de locatie [naam locatie] van Noorderbreedte, waar dementerende ouderen wonen. [A] is daar als woon-zorgondersteuner het aanspreekpunt voor bewoners en biedt ondersteuning bij de dagelijkse bezigheden van de bewoners.
2.3.
Op 17 november 2022 is [A] op staande voet ontslagen. Naar aanleiding van een melding van twee collega's over een aantal voorvallen waarbij [A] betrokken was, heeft die dag een gesprek plaatsgevonden tussen [A] , haar leidinggevende mevrouw [B] en de P&O adviseur mevrouw [C] (hierna: [C] ).
2.4.
Op 18 november 2022 heeft [A] telefonisch contact opgenomen met [C] omdat zij een toelichting wilde geven naar aanleiding van het gesprek van de dag ervoor. Dezelfde dag, 18 november 2022, heeft een vervolggesprek plaatsgevonden, waarbij tevens de regiodirecteur de heer [D] en een vriendin/buurvrouw van [A] aanwezig waren.
2.5.
Bij brief van 21 november 2022 heeft Noorderbreedte het ontslag op staande voet bevestigd (hierna: de ontslagbrief). In de ontslagbrief wordt, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
"(…)
Aan dit besluit liggen de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag. Deze vormen voor Noorderbreedte ieder afzonderlijk alsmede in onderlinge samenhang een dringende reden voor het ontslag op staande voet.
Feiten en omstandigheden
Ongeveer acht maanden geleden heb jij je, samen met de collega, mevrouw [E] , met wie jij die dag een dienst draaide, ernstig misdragen door aan een kwetsbare oudere bewoner met dementie een pornografisch filmpje te laten zien. Het was jullie en het overige zorgpersoneel bekend dat deze bewoner seksueel ontremd was. (…) Het tonen van het pornografische beeldmateriaal zorgde ervoor dat deze bewoner nog meer opgewonden raakte. Jij en jouw collega vonden dit erg grappig en hebben dit in geuren en kleuren verteld aan een andere collega. Jullie zeiden daarbij wel dat deze collega het aan niemand mocht vertellen. Omdat deze collega zich niet veilig voelde, heeft zij dat inderdaad niet gedaan. De collega heeft uiteindelijk wel een andere collega in vertrouwen genomen en op aandringen van deze collega heeft zij deze ernstige misdraging op 16 november ('s middags) gemeld bij jullie leidinggevende.
Daarnaast is gebleken dat jij samen met een collega, mevrouw [E] , afgelopen zomer, bewoners bewust en weloverwogen 'treitert'. Dit betreft het langdurig op de bel drukken van de woning van meerdere bewoners, hierdoor raken de bewoners erg onrustig. Ook ben jij in het bed van een bewoner gaan liggen. De betreffende bewoner zat voor het bed en begreep hier vanwege haar dementie helemaal niets van.
(…)
Ontslag op staande voet
(…) Middels deze brief bevestigen wij het ontslag op staande voet. De redenen hiervan zijn de volgde. Je hebt pornografisch beeldmateriaal laten zien aan een kwetsbare bewoner. Deze bewoner is seksueel ontremd - hiervan was je op de hoogte - en door het tonen van dit beeldmateriaal raakte de betreffende bewoner opgewonden. Er is hier sprake van grensoverschrijdend gedrag wat niet getolereerd kan worden in een zorginstelling waar gewerkt wordt met kwetsbare ouderen.
Daarnaast heb jij samen met jouw collega bewust bewoners getreiterd. Het is van belang dat de bewoners zich veilig voelen in een periode dat ze afhankelijk zijn van zorg. Het bewust treiteren van kwetsbare ouderen is grensoverschrijdend en in strijd met onze visie om van elke dag een waardevolle dag te maken. Ook dit gedrag kan niet worden getolereerd.
Bovendien heb je een collega, mevrouw X onder druk gezet vanwege het feit dat ze het incident niet mocht melden aan haar leidinggevende.
(…)".
2.6.
[A] 's collega, mevrouw [E] (hierna: [E] ) is eveneens op staande voet ontslagen.
2.7.
Op 21 november 2022 heeft Noorderbreedte twee meldingen gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over het ontslag (op staande voet) van [A] en dat van haar collega [E] , vanwege ernstig disfunctioneren. Bij brief van 1 december 2022 heeft IGJ Noorderbreedte verzocht om de meldingen van beide medewerkers aan te passen naar een melding 'geweld in de zorgrelatie' en om vervolgens een intern onderzoek te verrichten naar de gebeurtenissen. Noorderbreedte heeft hierna de desbetreffende melding als verzocht door de IGJ aangepast en zij is een onderzoek gestart, waarvoor zij gesprekken heeft gevoerd met medewerkers. Noorderbreedte heeft van die gesprekken verslagen gemaakt, die zijn geaccordeerd door de desbetreffende medewerkers. In die verslagen staat vermeld dat er meer incidenten dan wel misdragingen hebben plaatsgevonden waar [A] bij betrokken zou zijn geweest.
2.8.
Per e-mail van 29 november 2022 heeft [A] via haar gemachtigde bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet en om aanvullende informatie gevraagd. Op 30 december 2022 heeft Noorderbreedte hierop gereageerd en daarbij de visie en de gedragscode van Noorderbreedte meegezonden. Per e-mail van 14 december 2022 heeft de gemachtigde van [A] zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven en heeft zij Noorderbreedte verzocht te erkennen dat de arbeidsovereenkomst doorloopt, bij gebreke waarvan een verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet bij de kantonrechter zal worden ingediend. Partijen hebben hierna nog onderhandeld over een minnelijke oplossing maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.9.
Noorderbreedte heeft een eindafrekening opgemaakt en aan [A] betaald, waarin zij een vergoeding wegens dringende reden (onregelmatige opzegging) ten laste van [A] heeft verrekend met haar salaris.

3.Het geschil

3.1.
[A] heeft verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in de hoofdzaak
primair
I. het ontslag op staande voet te vernietigen
II. [A] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Noorderbreedte in gebreke blijft;
III. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van het salaris van [A] van € 2.135,43 bruto te vermeerderen met ORT, vakantiebijslag en eindejaarsuitkering per maand vanaf 17 november 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
subsidiair:
IV. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding ad € 28.000,00, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
V. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ad € 3.895,11 bruto;
VI. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ad € 3.673,63 bruto;
meer subsidiair:
VII. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van het volledige salaris tot 17 november 2022, te vermeerderen met ORT, vakantiebijslag en eindejaarsuitkering, alsmede tot betaling van de volledige eindafrekening wat betreft vakantiedagen, vakantiegeld en eindejaarsuitkering, een en ander te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%;
en voorts primair, subsidiair en meer subsidiair:
VIII. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. Noorderbreedte te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten;
in het incident
X. Daarnaast heeft [A] verzocht voor de duur van de procedure als voorlopige voorziening te treffen hetgeen hierboven onder II en III is genoemd met dien verstande dat [A] toegelaten wordt tot het werk na haar herstel, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Noorderbreedte in gebreke blijft.
3.2.
[A] legt - samengevat - het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven, omdat een dringende reden ontbreekt. De drie voorvallen die in de ontslagbrief zijn vermeld kwalificeren niet als zodanig. Zo is het tonen van een pornografisch filmpje aan een bewoner niet door [A] maar door [E] gedaan. Ook het belletje drukken is niet door [A] gedaan en het was bovendien enkel als lolletje bedoeld. Het in het bed van een bewoner gaan liggen, heeft [A] met de beste bedoelingen gedaan en niet kenbaar voor haar was dat daarbij sprake was van een verwijtbare handeling. Noorderbreedte heeft namelijk onvoldoende schriftelijk vastgelegd dat dergelijk gedrag niet is toegestaan en heeft onvoldoende toezicht gehouden. Het ontslag op staande voet is onterecht, zodat geen sprake kan zijn van enige verschuldigdheid van de gefixeerde schadevergoeding, welke vordering bovendien ingevolge artikel 7:686a lid 4 sub a BW is vervallen. Volgens [A] is de verrekening van de gefixeerde schadevergoeding met haar salaris dan ook onterecht.
3.3.
Noorderbreedte voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, zodat alle verzoeken van [A] moeten worden afgewezen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [A] in de proceskosten en de nakosten. De gedragingen van [A] kwalificeren wel degelijk als een dringende reden voor ontslag op staande voet, aldus Noorderbreedte.
3.4.
Voor zover geoordeeld wordt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog zou bestaan, dan verzoekt Noorderbreedte bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:671b BW dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden op zo kort mogelijke termijn, primair op grond van ernstig verwijtbaar handelen, subsidiair verwijtbaar handelen, meer subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding, nog meer subsidiair de ongeschiktheid van [A] tot het verrichten van de bedongen arbeid en uiterst subsidiair de i-grond van artikel 7:669 lid 3 onder i BW.
3.5.
[A] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt zich op het standpunt dat de voorwaardelijk verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
3.6.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek
4.1.
Ingevolge artikel 7:681 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigen ofwel een billijke vergoeding toekennen, indien sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW.
Hieruit volgt dat de werknemer, die van mening is dat het ontslag op staande voet geen stand kan houden, een keuze dient te maken tussen het verzoek tot vernietiging van de opzegging en terugkeer bij de werkgever enerzijds en het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding, in het geval van berusting in het einde van de arbeidsovereenkomst per datum van het ontslag op staande voet, anderzijds. Zolang nog geen eindbeschikking is gegeven kan daarbij onder de WWZ worden 'geswitcht' tussen het verzoek tot vernietiging van de opzegging en het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding.
4.2.
[A] heeft na een schorsing, aan het einde van de mondelinge behandeling, verklaard te berusten in het einde van het dienstverband per 17 november 2022 en haar (primaire) verzoek tot vernietiging van het ontslag en wedertewerkstelling te willen veranderen in het (subsidiaire) verzoek tot toekenning van vergoedingen. De kantonrechter zal daarom het in het verzoekschrift subsidiair gevorderde beoordelen als het primair gevorderde.
Kern van het geschil
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [A] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Daarbij dient te worden beoordeeld of er sprake is van een dringende reden, en of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Niet in geschil tussen partijen is dat bij het ontslag op staande voet is voldaan aan het onverwijldheidscriterium. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of er een dringende reden is, op grond waarvan Noorderbreedte [A] heeft mogen ontslaan. De kantonrechter overweegt als volgt.
Dringende reden
4.4.
In artikel 7:671 lid 1 sub c juncto artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen vanwege een dringende reden. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedraging van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ingevolge artikel 7:678 lid 2 BW onder b en k zullen dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden wanneer de werknemer in ernstige mate de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid waarvoor hij of zij zich heeft verbonden of wanneer op andere wijze grovelijk de plichten worden veronachtzaamt die de arbeidsovereenkomst de werknemer oplegt. De stelplicht en bewijslast ter zake van de aanwezigheid van een geldige dringende reden rusten in beginsel op de werkgever. Daartegenover kan van de werknemer een voldoende gemotiveerde betwisting worden verlangd (HR 27 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2148).
4.5.
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.6.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Noorderbreedte aan [A] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de in de ontslagbrief van 21 november 2022 vermelde redenen het uitgangspunt. Noorderbreedte heeft ter onderbouwing van (met name) haar voorwaardelijk ontbindingsverzoek ook nog verklaringen van medewerkers in het geding gebracht, waarin meer incidenten dan wel misdragingen worden gemeld, die worden betwist door [A] . Deze incidenten zijn, wat er ook van zij, na het ontslag op staande voet naar voren gekomen en niet ten grondslag gelegd aan het ontslag van 17 november 2022, zodat de kantonrechter ze bij de beoordeling van de geldigheid van de dringende reden buiten beschouwing zal laten.
4.7.
Noorderbreedte heeft blijkens de ontslagbrief drie gedragingen aan het ontslag ten grondslag gelegd. Deze gedragingen vormen volgens Noorderbreedte in samenhang maar ook afzonderlijk een dringende reden voor het ontslag op staande voet.
Het tonen van pornografisch beeldmateriaal
4.8.
In de eerste plaats heeft Noorderbreedte als dringende reden vermeld dat [A] zich grensoverschrijdend heeft gedragen en zich heeft misdragen door samen met haar collega [E] , pornografisch beeldmateriaal te laten zien aan een kwetsbare bewoner met dementie. De desbetreffende bewoner is seksueel ontremd en krijgt daarvoor ook medicatie, waarvan [A] op de hoogte was en de bewoner is door het tonen van het beeldmateriaal nog meer opgewonden geraakt. [A] heeft daar tegenin gebracht dat niet zij, maar [E] de bewuste beelden heeft laten zien. [A] was weliswaar aanwezig bij het tonen van het filmpje en had in moeten grijpen, zo erkent zij thans, maar het niet-ingrijpen levert volgens haar geen dringende reden op. Bovendien wisten meer collega's van het voorval en heeft niemand er destijds iets mee gedaan.
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat - daargelaten de vraag of het [A] was die het beeldmateriaal toonde (zoals door haar collega [E] schriftelijk is verklaard) of dat het [E] was (zoals door [A] aangevoerd) - dat er, in aanwezigheid van [A] , pornografisch beeldmateriaal is getoond aan een kwetsbare, oudere, demente bewoner voor wiens welzijn [A] als woon-zorgondersteuner verantwoordelijk was en dat zij verzuimd heeft om op dat moment in te grijpen of op enig moment nadien melding te maken van het voorval. Ook staat vast dat [A] op de hoogte was van de seksuele ontremming van de desbetreffende bewoner en van het feit dat hij hiervoor medicatie kreeg. De kantonrechter is van oordeel dat voormelde gedraging in de specifieke omstandigheden van het geval kwalificeert als een dringende reden voor een ontslag op staande voet.
4.10.
Daarbij is van belang dat [A] werkt met een zeer kwetsbare doelgroep, waarbij het van groot belang is dat de bewoners zich veilig voelen in een periode dat ze afhankelijk zijn van zorg, zoals ook in de gedragscode en visie van Noorderbreedte naar voren komt. Het is dan ook de kerntaak van [A] om te zorgen voor een veilige leefomgeving voor alle bewoners. Noorderbreedte moet er als werkgever op kunnen vertrouwen dat haar medewerkers, waaronder [A] die als woon-zorgondersteuner eerste aanspreekpunt is voor bewoners, zich naar behoren inspannen om niets te doen of na te laten dat deze veilige omgeving in gevaar kan brengen. Door het bewust (toelaten van het) tonen van het pornografisch beeldmateriaal aan de kwetsbare bewoner - terwijl [A] ook nog eens op de hoogte was van de specifieke kwetsbaarheid van de bewoner op dit punt - is [A] ernstig tekort geschoten in haar kerntaak en heeft zij grensoverschrijdend gehandeld. De aard en ernst van het voorval worden nog onderstreept door het feit dat een melding is gedaan bij de IGJ, die vervolgens Noorderbreedte heeft verzocht haar melding aan te passen naar een melding van geweld in de zorg. De enkele betwisting van [A] dat de desbetreffende melding niet in het geding is gebracht zodat niet gecontroleerd kan worden of deze waarheidsgetrouw is, wordt - mede gelet op de toelichting van Noorderbreedte op dit punt ter zitting - onvoldoende geacht.
4.11.
Het verweer van [A] dat geen sprake is van een dringende reden wat [A] betreft omdat niet zij maar [E] degene was die de telefoon heeft bediend, faalt. [A] en [E] wijzen op dat punt naar elkaar. Wat daar ook van zij, niet doorslaggevend is of [A] of [E] op de knop van de telefoon heeft gedrukt. Het gaat erom dat [A] (in ieder geval) aanwezig is geweest bij het voorval en niet alleen op dat moment - maar ook niet daarna - heeft ingegrepen, bijvoorbeeld door melding te doen van het voorval bij een leidinggevende. Sterker nog, onweersproken is gesteld dat [A] het voorval (lacherig) aan een collega heeft beschreven waarbij zij de collega geheimhouding heeft opgelegd. Dat [A] "wellicht wat naïef" is geweest, zoals haar gemachtigde aanvoert en zich teveel heeft laten beïnvloeden door [E] vormt - wat daar ook van zij - evenmin een rechtvaardiging voor haar gedrag. [A] heeft hierin als werknemer van Noorderbreedte een eigen verantwoordelijkheid. Ook de verklaring van [A] ter zitting dat ze zich wel had gerealiseerd dat het niet juist was wat er was gebeurd maar dat zij haar vriendschap met [E] , voor wie ze bang was, niet op het spel wilde zetten, kan [A] niet baten. Dat [A] kennelijk een vriendschap verkiest boven de veiligheid van de kwetsbare bewoners voor wie zij medeverantwoordelijk is, bevestigt naar het oordeel van de kantonrechter dat [A] zich (nog steeds) onvoldoende bewust is van de kwetsbaarheid van haar doelgroep en de verantwoordelijkheid die zij hierin heeft. Dat kan [A] worden aangerekend en bevestigt het standpunt van Noorderbreedte dat [A] niet geschikt is voor haar functie.
4.12.
De gemachtigde van [A] heeft in haar brief van 14 december 2022 nog aangevoerd dat niet is aangetoond dat het incident daadwerkelijk schadelijke gevolgen voor de desbetreffende bewoner heeft gehad. Voor zover [A] zich op het standpunt stelt dat er (mede) daarom geen sprake is van een dringende reden, faalt dit verweer. Nog daargelaten dat, blijkens de in het geding gebrachte medische gegevens, bepaald niet uitgesloten kan worden dat de bewoner schade heeft ondervonden van het incident, doet het al dan niet optreden van schade niet af aan de ernst van de misdraging door [A] . Al met al is de kantonrechter van oordeel dat alleen al het gedrag van [A] ten aanzien van het incident rond het pornografisch beeldmateriaal, een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert.
Belletje drukken en in/op bed liggen
4.13.
In de ontslagbrief zijn voorts nog twee andere incidenten ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet, namelijk langdurig belletje drukken en het in bed gaan liggen van een bewoner. Volgens Noorderbreedte komen deze gedragingen neer op het treiteren van bewoners en zijn ze in strijd met de gedragscode van Noorderbreedte. [A] heeft daar tegenover gesteld dat niet zij maar [E] wat langer op de bel had gedrukt en dat [A] (slechts even) niet
inmaar
ophet bed van een bewoner was gaan liggen, terwijl zij daarbij de intentie had om bewoners te helpen en voor wat vrolijkheid en vermaak te zorgen. Dat dit kennelijk niet de bedoeling was heeft Noorderbreedte in haar beleid nooit duidelijk gemaakt aan [A] , terwijl ze dit wel had moeten doen, aldus [A] .
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat voormelde gedragingen en met name de kleuring die hier door [A] (ook nog ter zitting) achteraf aan wordt gegeven - dat het slechts 'grapjes' waren waarbij [A] juist goede intenties had - getuigen van een gebrek aan inzicht in de kwetsbaarheid van de doelgroep en in de verantwoordelijkheid van [A] jegens die doelgroep. Kennelijk ziet [A] nog steeds niet in dat dergelijke 'grapjes' niet gepast zijn in een werkomgeving met kwetsbare bewoners. Daarbij komt dat [A] verschillende verklaringen geeft over haar beweegredenen om op het bed te gaan liggen. Ze voert aan dat ze de bewoner wilde helpen door een voorbeeld te geven van hoe je moet gaan slapen, terwijl ze later ter zitting ontkent dat dit het geval was; het op het bed liggen zou enkel als grapje zijn bedoeld. Ook het standpunt ter zitting van [A] dat zij er geen probleem in ziet om op het bed van een bewoner te gaan zitten en dat er geen sprake van pesten of treiteren is geweest, is geen rechtvaardiging voor haar handelwijze, maar maakt duidelijk dat [A] kennelijk niet inziet dat een dergelijke gedraging een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van een bewoner en niet getuigt van een respectvolle bejegening, zoals deze verwacht mag worden van een medewerker van Noorderbreedte.
4.15.
Ook het verweer van [A] dat voor haar niet op voorhand kenbaar was dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd binnen Noorderbreedte nu dit onvoldoende schriftelijk was vastgelegd, kan haar niet baten. Voor een geldig ontslag op staande voet is niet vereist dat de aan het ontslag ten grondslag gelegde gedraging (expliciet) in een gedragscode is verboden. Zoals Noorderbreedte ook heeft aangevoerd mag van [A] als woon-zorgondersteuner worden verwacht dat zij weet wat onder professioneel en respectvol gedrag jegens bewoners en collega's wordt verstaan en dat het op het bed van een bewoner gaan liggen en het (zelf of door een collega) langdurig op een bel drukken daar niet onder valt. Dat [A] daarbij niet het oogmerk had om bewoners te treiteren maakt - wat daar ook van zij - het oordeel niet anders.
Conclusie
4.16.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er een geldige dringende reden is voor het ontslag op staande voet. Alleen al het eerste incident ten aanzien van het tonen van het pornografisch beeldmateriaal is hiervoor voldoende, maar ook de overige aangevoerde redenen dragen daar (ten overvloede) aan bij. Voldoende gesteld door Noorderbreedte is dat [A] in ernstige mate de bekwaamheid en geschiktheid mist tot de arbeid waarvoor zij zich heeft verbonden en grovelijk de plichten heeft veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst haar als woon-zorgondersteuner bij Noorderbreedte heeft opgelegd. Het ontslag op staande voet wordt dan ook gerechtvaardigd geacht.
Persoonlijke omstandigheden
4.17.
De persoonlijke omstandigheden die [A] heeft aangevoerd leiden naar het oordeel van de kantonrechter - mede gelet op de ernst van de dringende reden - niet tot een andere conclusie ten aanzien van de rechtsgeldigheid van het ontslag. Daarbij neemt de kantonrechter tevens in aanmerking dat niet (voldoende) is komen vast te staan dat de ziekte van [A] - die zich op 26 augustus 2022 heeft ziekgemeld - een belemmering voor haar vormt om deel te nemen aan het arbeidsproces. Volgens Noorderbreedte was [A] op het moment van ontslag op staande voet vrijwel hersteld, wat ook blijkt uit het feit dat ze werkzaamheden elders (in een patatzaak) verrichtte. [A] heeft erkend dat ze af en toe dergelijke werkzaamheden verrichtte en heeft bovendien geen stukken omtrent haar medische situatie in het geding gebracht, waaruit kan worden afgeleid dat zij niet tot arbeid in staat was. Overigens heeft [A] ter zitting verklaard dat zij thans, zij het op uitzendbasis, werkzaam is. Ook hetgeen [A] heeft aangevoerd omtrent de situatie rond haar dochter wordt - hoe verdrietig ook - niet doorslaggevend geacht. Nog daargelaten dat niet vast is komen te staan dat de dochter van [A] ten tijde van het ontslag op staande voet bij haar inwoonde - hetgeen door Noorderbreedte wordt betwist - is ter zitting gebleken dat de dochter een WIA-uitkering ontvangt, zodat niet voldoende gesteld of gebleken is dat [A] financieel verantwoordelijk is voor haar dochter.
Billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.18.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Dat brengt met zich dat [A] geen recht heeft op de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van artikel 7:672 lid 11 BW en ook niet op een billijke vergoeding. Deze verzoeken worden afgewezen.
Transitievergoeding
4.19.
Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c BW is de transitievergoeding niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Voor een eventuele (gedeeltelijke) toekenning op grond van artikel 7:673 lid 8 BW ziet de kantonrechter geen aanleiding, gezien de ernst van het door [A] getoonde gedrag. Dat betekent dat [A] geen aanspraak heeft op de transitievergoeding en dat het verzoek zal worden afgewezen.
Eindafrekening
4.20.
[A] heeft gevorderd dat het volledige salaris tot 17 november 2022 wordt betaald. Ter zitting heeft [A] toegelicht dat zij de verschuldigdheid van de schadevergoeding, waarvoor Noorderbreedte in de eindafrekening een bedrag van haar salaris heeft afgetrokken, betwist. De omvang van het afgetrokken bedrag wordt als zodanig niet betwist. Voor het overige worden, naar de kantonrechter begrijpt, de bedragen in de eindafrekening ook niet betwist.
4.21.
Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is, heeft Noorderbreedte in beginsel recht op een vergoeding wegens dringende reden ex artikel 7:677 lid 2 juncto lid 3 BW. Noorderbreedte heeft in de ontslagbrief aangekondigd dat zij de vergoeding zal verrekenen, hetgeen zij daarna ook heeft gedaan. Zij heeft geen verzoek ter zake ingediend, zodat niet valt in te zien waarom er sprake zou zijn van een vordering die op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a BW is vervallen. Voorts heeft Noorderbreedte toegelicht dat zij, vanwege de nog lopende onderhandelingen tussen partijen in het minnelijke traject, pas later de definitieve eindafrekening heeft opgesteld.
4.22.
Gelet op het voorgaande is niet (voldoende) gesteld of gebleken dat Noorderbreedte niet (tijdig) heeft voldaan aan het verzoek tot uitbetaling van de eindafrekening, zodat het verzoek daartoe, alsmede van de daarover verzochte wettelijke verhoging, (onder VII) zal worden afgewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten
4.23.
Nu de verzoeken van [A] worden afgewezen, liggen ook de verzoeken die zien op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten voor afwijzing gereed (onder VIII en IX).
Voorlopige voorziening
4.24.
[A] heeft na een schorsing, aan het einde van de mondelinge behandeling, ter zitting verklaard haar provisionele verzoek in te trekken, omdat zij zich heeft neergelegd bij het einde van de arbeidsovereenkomst per 17 november 2022.
Voorwaardelijk tegenverzoek
4.25.
Aan de beoordeling van het door Noorderbreedte voorwaardelijk ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst komt de kantonrechter niet toe, omdat de voorwaarde waaronder het verzoek is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
Proceskosten
4.26.
De proceskosten komen voor rekening van [A] , omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van Noorderbreedte vastgesteld op € 793,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde nakosten worden eveneens toegewezen als hierna in het dictum te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken van [A] af;
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Noorderbreedte vastgesteld op € 793,00 en veroordeelt [A] voorts, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Noorderbreedte volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023 door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 426.