Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
Instituut Mijnbouwschade Groningen,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
over de invloed van trillingen door bevingen op zettingen van gebouwen’ door ir. P.C. van Staalduinen en ing. H.J. Everts. Daarin is (op blz. 1-2) als meest krachtige ontzenuwing van het bewijsvermoeden -bij zettingen- weergegeven:
- een onderzoek ter plaatse, waarbij wordt vastgesteld dat er zettingen zijn en waarbij de oorzaak voor het ontstaan van de zettingen wordt aangetoond;
- een onderzoek waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de trillingen als gevolg van de opgetreden bevingen zo gering in sterkte zijn geweest, dat daardoor de zettingen niet kunnen zijn ontstaan of vergroot.
Eerder behandelde schade (schade 3, 9, 10 en 18)
Verzakking (schades 38, 41 en 43)
Doordat de fundering een gelijke breedte en aanlegdiepte heeft, maar er een verschillende gevelopbouw is waarbij het “volume” gewicht van het metselwerk verschilt, wordt de fundering niet overal gelijk belast. Dit verschil in de belastingen van de geveldelen op de ondergrond maakt dat er verschilzettingen ontstaan, daar de gevels “hecht verbonden” (het metselverband loopt door) zijn, zal dit tot schade leiden.”
Herstelmethode (schade 1)
Het scheurpatroon boven het maaiveld laat een geringe hoekverdraaiing in het metselwerk zien: de scheurwijdte neemt naar boven iets toe. Dit ontstaat doordat de fundering ongelijke zetting vertoont. Dit is een verschijnsel wat altijd optreedt bij een fundering op staal en vormt bovendien een continu proces waardoor scheurvorming ontstaat. Bij een fundering op klei is dit effect het grootst. Uit booronderzoek ter plaatse blijkt er minimaal 5 meter klei onder de fundering te zitten en dat de fundering is opgebouwd uit gemetselde stroken. Hierdoor staat vast dat het pand een verschilzetting ondergaat. (…)
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is beslist over schades 3, 9, 10 en 18;
- bepaalt dat de aan eiseres toe te kennen vergoeding voor schades 3, 9, 10 en 18 € 2.164,12,- bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2018 tot en met de dag van betaling;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- bepaalt dat het Instituut het griffierecht van € 181,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Instituut tot betaling van € 4.760,45 aan proceskosten aan eiseres.