ECLI:NL:RBNNE:2023:2257

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
C/18/222363 / JE RK 23-258
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2008. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [naam kind] na meerdere incidenten met justitie en politie. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [naam kind] en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich constructief heeft opgesteld en altijd heeft meegewerkt aan de hulpverlening. Er is echter geen bewijs dat de moeder de noodzakelijke hulpverlening onvoldoende accepteert, wat een voorwaarde is voor een ondertoezichtstelling volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind], de moeder zich actief heeft ingespannen om hulp te zoeken en te accepteren. De Raad heeft niet onderbouwd dat het gebrek aan effectiviteit van de jeugdhulp te maken heeft met de houding van de moeder. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de GI bevestigde dat gedwongen hulpverlening in dit geval geen meerwaarde biedt ten opzichte van vrijwillige hulpverlening. Gezien deze overwegingen heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de opmerking dat gevoelens van onmacht en de behoefte om actie te ondernemen geen rechtvaardiging vormen voor een gezagsbeperkende maatregel.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 6 juni 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/222363 / JE RK 23-258
datum uitspraak:
31 mei 2023

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
hierna te noemen de Raad,
die betrekking heeft op

[naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. M. Wierts, kantoorhoudende te Groningen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Groningen,
hierna te noemen de GI.

Het procesverloop

De procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de Raad, dat is ingekomen bij de griffie op 2 mei 2023.
Op 31 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder, M. Sprenger, die de Raad vertegenwoordigde, en A. Westra en S. Koelink, die de GI vertegenwoordigden.
De kinderrechter heeft onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan na de behandeling van de zaak. Deze beschikking is een schriftelijke uitwerking van die beslissing.

De feiten

De kinderrechter kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten.
Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont samen met zijn halfbroertje bij de moeder.
[naam kind] is meermalen met justitie en politie in aanraking geweest wegens betrokkenheid bij delicten die te maken hebben met bedreiging en geweld.

Het verzoek

De Raad heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel, omdat er vanuit het politieonderzoek grote zorgen zijn ontstaan over de ontwikkeling van [naam kind] . De Raad verzoekt de kinderrechter om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [naam kind] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van twaalf maanden. De Raad heeft het verzoek onderbouwd in haar verzoekschrift. Daarin is onder meer de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [naam kind] geschetst en de sinds 2014 voor [naam kind] en het gezin ingezette hulpverlening.

De standpunten

De moeder
De moeder heeft, samengevat weergegeven, het volgende standpunt ingenomen. Het is belangrijk dat [naam kind] de juiste hulp krijgt. De hulpverlening kan op haar steun en medewerking rekenen. Het is wel de vraag of een ondertoezichtstelling een positief effect heeft. [naam kind] gedraagt zich de laatste tijd beter: hij gaat met zijn vader naar de sportschool, heeft twee dagen per week dagbesteding en concrete plannen om na de zomervakantie naar school te gaan. [naam kind] heeft weinig vertrouwen in de hulpverlening en is verhard geraakt door de ervaringen die hij heeft opgedaan in de gesloten accommodatie voor jeugdzorg.
De advocaat van de moeder heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor een ondertoezichtstelling. Er is wel sprake van een ernstige bedreiging van [naam kind] in zijn ontwikkeling, maar de moeder heeft zich altijd constructief opgesteld en goed samengewerkt met de hulpverlening.

De beoordeling

Het gaat in deze zaak om de vraag of [naam kind] onder toezicht moet worden gesteld van de GI. Een ondertoezichtstelling is een vorm van gedwongen jeugdzorg, waarbij het gezag van de ouders, in dit geval de moeder, wordt beperkt. Het is een ingrijpende maatregel die alleen mag worden genomen als aan alle daaraan in de wet gestelde eisen is voldaan. Deze eisen worden vermeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en komen samengevat erop neer dat (i) een kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, (ii) de zorg die nodig is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen door de ouder(s) niet of niet in voldoende mate wordt geaccepteerd en (iii) de verwachting bestaat dat binnen een voor het kind en zijn ontwikkeling aanvaardbare termijn de ouder(s) die het gezag uitoefent, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding zelf weer aankan.
Is sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling?
Al in 2014 heeft de moeder van [naam kind] zich gemeld bij Accare met zorgen over hem. Op dat moment liet [naam kind] op school grensoverschrijdend gedrag zien. Er kon destijds bij Accare geen duidelijke diagnose worden gesteld: gezien werd een angstig en onzeker kind dat veel bevestiging nodig had. In 2017 is [naam kind] van de lagere school afgestuurd. De school wist niet meer hoe om te gaan met [naam kind] ’s verbaal en fysiek agressieve gedrag. [naam kind] is toen eerst naar het speciaal lager onderwijs gegaan en later naar het speciaal voortgezet onderwijs. In 2020 is [naam kind] uitgevallen op school. Sindsdien gaat hij, ondanks de inzet van daarop gerichte hulpverlening (Carehouse, Horizon), niet meer naar school.
In 2020 steekt [naam kind] een vriendje met een mes in het been, waarna er spoedhulp van Elker is ingezet. In juli 2020 loopt [naam kind] ook meerdere keren van huis weg. Het gedrag van [naam kind] verergert in de thuisomgeving en zijn broertje is bang voor hem. De moeder en de hulpverlening zijn niet meer in staat om de veiligheid van het gezin te garanderen. Er wordt ook vermoed dat [naam kind] onderdeel is van een groep jongeren dat met machetes rondloopt en [naam kind] heeft in die periode één van de hulpverleners bedreigd die thuis multisysteem therapie kwam geven. Na meerdere incidenten is vanwege de veiligheid besloten om de ambulante behandeling te stoppen. Na een consult bij Accare volgde een crisisplaatsing bij Elker. Bij Elker heeft [naam kind] zich grensoverschrijdend gedragen: er deden zich meerdere incidenten voor en het lukte niet om [naam kind] te begeleiden en te begrenzen.
In oktober 2020, toen [naam kind] weer thuis was, is opnieuw geconcludeerd dat hij niet thuis kon zijn vanwege zijn gedrag. Er is gekeken naar een gezinshuis, maar de problematiek was voor die plaatsing te zwaar. Uiteindelijk is [naam kind] in oktober 2020 opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Dit duurde tot april 2021, toen hij weer thuis kwam wonen, met een voorwaardelijke machtiging voor een opname in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
Op 19 april 2021 is [naam kind] strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en toezicht door de jeugdreclassering. Het betreft delicten van bedreiging en geweld gepleegd in augustus en september 2020.
In december 2021 heeft Accare vastgesteld dat bij [naam kind] sprake is van Autisme Spectrum Stoornis, PTTS en een angststoornis.
Op 2 december 2022 is [naam kind] veroordeeld wegens het voorhanden hebben van wapens en munitie in de categorieën I en II. Er is een werkstraf voor de duur van 40 uur voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar met als voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering. Vanwege het overtreden van de eerdere voorwaarde is ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk werkstraf van 20 uur opgelegd. Op 28 december 2022 kreeg [naam kind] een officiële waarschuwing van de jeugdreclassering omdat hij zich niet aan verschillende afspraken had gehouden. De werkstraffen werden niet afgerond, aldus de taakstrafcoördinator van de Raad, en er zijn in dat verband tien waarschuwingen gegeven.
Op 28 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder van [naam kind] , verschillende hulpverlenende instanties en de Raad. De uitkomst daarvan was dat een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet wenselijk is vanwege [naam kind] ’s angsten en een andere plaatsing problematisch is omdat [naam kind] niet mee wil werken. [naam kind] kwam op dat moment zijn kamer bijna niet meer uit en had geen contact met de jeugdreclassering. Er is besloten dat de ambulante hulpverlening van FACT drie keer per week langs komt om te proberen contact met [naam kind] te leggen. Dit is ten dele gelukt, maar [naam kind] heeft zich daarbij ook agressief gedragen: hij werd gezien met ontbloot bovenlijf op de trap, zwaaiend met gebalde vuisten en dreigend naar de hulpverlening, emotioneel niet te bereiken. De hulpverleners denken dat [naam kind] vooral bezig is met het overschreeuwen van zijn eigen angsten.
[naam kind] heeft in april/mei 2023 een deel van de hechtenis uitgezeten die is opgelegd vanwege de niet uitgevoerde werkstraffen.
Uit het bovenstaande blijkt dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Aan de eerste wettelijke voorwaarde van artikel 1:255 BW is dan ook voldaan.
Is sprake van een ouder die de noodzakelijke hulp niet aanvaardt of niet kan benutten?
Uit het dossier blijkt dat de moeder zelf hulpverlening voor [naam kind] heeft gezocht en dat zij heeft meegewerkt aan (onder andere):
- intensieve psychiatrische gezinsbehandeling vanuit Accare;
- inschakeling van een opvoedcoach;
- klinische gezinsbehandeling bij KINGS;
- spoedhulp door Elker;
- multisysteemtherapie;
- systemische begeleiding vanuit jeugdzorgplus/relationele gezinstherapie;
- plaatsing van [naam kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg;
- ambulante hulpverlening door FACT;
- begeleiding door de jeugdreclassering.
Tijdens de mondelinge behandeling werd het beeld bevestigd dat de moeder van [naam kind] zich al jaren tot het uiterste heeft ingezet om haar zoon te helpen. Zij heeft alle aangeboden hulpverlening voor [naam kind] aangegrepen en heeft geprobeerd om zichzelf met die hulpverlening beter toe te rusten in haar rol als moeder. Zij is ook in staat geweest om gebruik van de hulpverlening te maken. Het betreft verstrekkende hulpverlening die varieert van systeemtherapieën die thuis worden gegeven en een klinische opname van het gezin, tot een opname van [naam kind] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De Raad heeft op geen enkele manier onderbouwd dat het gebrek aan effectiviteit van de jeugdhulp iets te maken heeft met het begripsvermogen of de houding van de moeder. Die conclusie sluit ook niet aan bij de constatering dat tot dusver eigenlijk niemand, waaronder de scholen, Elker, de jeugdreclassering en de ambulante hulpverlening, grip op [naam kind] hebben kunnen krijgen.
Gelet hierop kan niet worden gezegd dat, zoals de advocaat van de vrouw ook heeft aangevoerd, is voldaan aan de tweede wettelijke voorwaarde van artikel 1:255 BW.
Het is ook niet aannemelijk geworden dat een ondertoezichtstelling toegang biedt tot hulpverlening die anders niet beschikbaar is. In die zin is ook niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De GI, die als informant aanwezig was tijdens de mondelinge behandeling, heeft bevestigd dat het gedwongen kader in dit geval geen meerwaarde heeft boven hulpverlening uit het vrijwillige kader. De moeder en haar advocaat hebben gewezen op de mogelijke negatieve gevolgen die een ondertoezichtstelling kan hebben. De kinderrechter heeft begrip voor de behoefte van de Raad om vanuit de zorgen over [naam kind] actie te ondernemen. Uitsluitend gevoelens van onmacht en de behoefte om “iets” te doen, rechtvaardigen echter geen (gezagsbeperkende) maatregel.
Ook gelet hierop kan het verzoek van de Raad niet worden toegewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Dijkstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 6 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.