Is sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling?
Al in 2014 heeft de moeder van [naam kind] zich gemeld bij Accare met zorgen over hem. Op dat moment liet [naam kind] op school grensoverschrijdend gedrag zien. Er kon destijds bij Accare geen duidelijke diagnose worden gesteld: gezien werd een angstig en onzeker kind dat veel bevestiging nodig had. In 2017 is [naam kind] van de lagere school afgestuurd. De school wist niet meer hoe om te gaan met [naam kind] ’s verbaal en fysiek agressieve gedrag. [naam kind] is toen eerst naar het speciaal lager onderwijs gegaan en later naar het speciaal voortgezet onderwijs. In 2020 is [naam kind] uitgevallen op school. Sindsdien gaat hij, ondanks de inzet van daarop gerichte hulpverlening (Carehouse, Horizon), niet meer naar school.
In 2020 steekt [naam kind] een vriendje met een mes in het been, waarna er spoedhulp van Elker is ingezet. In juli 2020 loopt [naam kind] ook meerdere keren van huis weg. Het gedrag van [naam kind] verergert in de thuisomgeving en zijn broertje is bang voor hem. De moeder en de hulpverlening zijn niet meer in staat om de veiligheid van het gezin te garanderen. Er wordt ook vermoed dat [naam kind] onderdeel is van een groep jongeren dat met machetes rondloopt en [naam kind] heeft in die periode één van de hulpverleners bedreigd die thuis multisysteem therapie kwam geven. Na meerdere incidenten is vanwege de veiligheid besloten om de ambulante behandeling te stoppen. Na een consult bij Accare volgde een crisisplaatsing bij Elker. Bij Elker heeft [naam kind] zich grensoverschrijdend gedragen: er deden zich meerdere incidenten voor en het lukte niet om [naam kind] te begeleiden en te begrenzen.
In oktober 2020, toen [naam kind] weer thuis was, is opnieuw geconcludeerd dat hij niet thuis kon zijn vanwege zijn gedrag. Er is gekeken naar een gezinshuis, maar de problematiek was voor die plaatsing te zwaar. Uiteindelijk is [naam kind] in oktober 2020 opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Dit duurde tot april 2021, toen hij weer thuis kwam wonen, met een voorwaardelijke machtiging voor een opname in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp.
Op 19 april 2021 is [naam kind] strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en toezicht door de jeugdreclassering. Het betreft delicten van bedreiging en geweld gepleegd in augustus en september 2020.
In december 2021 heeft Accare vastgesteld dat bij [naam kind] sprake is van Autisme Spectrum Stoornis, PTTS en een angststoornis.
Op 2 december 2022 is [naam kind] veroordeeld wegens het voorhanden hebben van wapens en munitie in de categorieën I en II. Er is een werkstraf voor de duur van 40 uur voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar met als voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering. Vanwege het overtreden van de eerdere voorwaarde is ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk werkstraf van 20 uur opgelegd. Op 28 december 2022 kreeg [naam kind] een officiële waarschuwing van de jeugdreclassering omdat hij zich niet aan verschillende afspraken had gehouden. De werkstraffen werden niet afgerond, aldus de taakstrafcoördinator van de Raad, en er zijn in dat verband tien waarschuwingen gegeven.
Op 28 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder van [naam kind] , verschillende hulpverlenende instanties en de Raad. De uitkomst daarvan was dat een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg niet wenselijk is vanwege [naam kind] ’s angsten en een andere plaatsing problematisch is omdat [naam kind] niet mee wil werken. [naam kind] kwam op dat moment zijn kamer bijna niet meer uit en had geen contact met de jeugdreclassering. Er is besloten dat de ambulante hulpverlening van FACT drie keer per week langs komt om te proberen contact met [naam kind] te leggen. Dit is ten dele gelukt, maar [naam kind] heeft zich daarbij ook agressief gedragen: hij werd gezien met ontbloot bovenlijf op de trap, zwaaiend met gebalde vuisten en dreigend naar de hulpverlening, emotioneel niet te bereiken. De hulpverleners denken dat [naam kind] vooral bezig is met het overschreeuwen van zijn eigen angsten.
[naam kind] heeft in april/mei 2023 een deel van de hechtenis uitgezeten die is opgelegd vanwege de niet uitgevoerde werkstraffen.
Uit het bovenstaande blijkt dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Aan de eerste wettelijke voorwaarde van artikel 1:255 BW is dan ook voldaan.
Is sprake van een ouder die de noodzakelijke hulp niet aanvaardt of niet kan benutten?
Uit het dossier blijkt dat de moeder zelf hulpverlening voor [naam kind] heeft gezocht en dat zij heeft meegewerkt aan (onder andere):