ECLI:NL:RBNNE:2023:2495

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
LEE 23/2034
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen handhavingsverzoek wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 14 juni 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, dat op 19 april 2023 werd afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 juni 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van het college aanwezig waren.

Verzoeker stelde dat het college handhavend moest optreden tegen het parkeren van auto’s op de gemeentelijke oprit en het rijden met auto’s over het voet- en fietspad ter hoogte van een specifiek adres. De voorzieningenrechter moest beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorlopige voorziening. Hij oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had, omdat de situatie niet zodanig gevaarlijk was dat de bezwaarprocedure niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter merkte op dat er sinds 2019 geen ongelukken waren gebeurd en dat de stelling van verzoeker over dreigend dodelijk onheil onvoldoende onderbouwd was.

Daarnaast overwoog de voorzieningenrechter dat, ook al zou er geen spoedeisend belang zijn, hij een voorlopige voorziening kon treffen als het besluit van 19 april 2023 evident onrechtmatig was. Dit was in dit geval niet het geval, aangezien het college had aangegeven dat het met een auto rijden over het voet- en fietspad beboet zou worden als het werd gesignaleerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit niet evident onrechtmatig was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoeker kreeg geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2034

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, het college
(gemachtigden: K.F. Thijssen en E.A.D. Krabbe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek.
1.1.
Het college heeft dit verzoek om handhaving in het besluit van 19 april 2023 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Het college heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoeker heeft – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het college handhavend moet optreden tegen het parkeren van auto’s op de gemeentelijke oprit en het rijden met auto’s over het voet- en fietspad ter hoogte van [adres] . Op zitting heeft verzoeker toegelicht dat het in deze procedure alleen om deze punten gaat.
3. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorlopige voorzieningenprocedure is immers een spoedprocedure die alleen kan worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor de betrokkene niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of (administratief) beroepschrift. [1] Van zo’n spoedeisend belang is onder meer sprake als er een onomkeerbare situatie dreigt.
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft. Weliswaar kan het parkeren van een auto op de gemeentelijke oprit en het met een auto over het voet- en fietspad rijden onder omstandigheden een gevaarlijke situatie opleveren, maar verzoeker heeft onvoldoende concreet onderbouwd dat de situatie ter hoogte van [adres] zodanig gevaarlijk is dat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. De enkele stelling ‘dat er dodelijk onheil dreigt, wat al bijna is voorgekomen’ is hiertoe onvoldoende. Het college heeft toegelicht dat bewoners van [straat] in [plaats] al jarenlang hun auto’s parkeren op gemeentelijke opritten en dat zich hierdoor tot op heden geen problemen, incidenten of ongelukken hebben voorgedaan. Op zitting heeft verzoeker betwist dat al jarenlang op de gemeentelijke opritten wordt geparkeerd, en gesteld dat dit sinds 2019 zo is. Verzoeker heeft niet weersproken dat sindsdien geen ongelukken zijn gebeurd.
4. Ook als er geen spoedeisend belang is, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als het besluit van 19 april 2023 evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit in stand zal blijven.
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet deze situatie zich hier niet voor, gelet op het feit dat er in ieder geval sinds 2019 geen ongelukken zijn gebeurd. Hierbij wordt opgemerkt dat in bezwaar nog nader moet worden bezien of artikel 19 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2007 van toepassing is. In dat kader moet worden onderzocht of het parkeren van een auto op een gemeentelijke oprit ter hoogte van het betreffende adres is aan te merken als ‘het aanbrengen of hebben van een voorwerp’ en, als die vraag bevestigend wordt beantwoord, of hiermee het uitzicht voor het wegverkeer zodanig wordt belemmerd dat sprake is van strijd met dit artikel. Het is niet evident dat daarvan sprake is. Tot slot acht de voorzieningenrechter van belang dat het college heeft gesteld dat het met een auto rijden over het voet- en fietspad wordt beboet als het wordt gesignaleerd. Het besluit van 19 april 2023 is niet evident onrechtmatig.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht