ECLI:NL:RBNNE:2023:259

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
LEE 23/45
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake persoonsgebonden budget en jeugdhulp op grond van de Jeugdwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 25 januari 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde L.R.J. Folkers, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden, vertegenwoordigd door D. de Groot, aangeklaagd. Het verzoek betreft de verlenging van een indicatie op grond van de Jeugdwet (JW) tot en met 13 juni 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen, waarbij hij de huidige indicatie voor zorgverlening door de moeder van verzoekster van 25 uur en 45 minuten per week tegen een tarief van € 28,02 per uur handhaaft. Dit besluit volgt op eerdere uitspraken van de rechtbank, waaronder een vernietiging van een besluit van het college van 12 december 2022, dat een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp toekende voor 14 uur en 40 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de eerdere uitspraak van 9 december 2022 niet had mogen negeren en dat de indicatie voor jeugdhulp door de moeder van verzoekster moet worden voortgezet. Daarnaast wordt de voorwaarde dat verzoekster een indicatie op grond van de Wet Langdurige Zorg (WLZ) moet aanvragen, besproken, maar de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hierop nu een beslissing te nemen. De uitspraak concludeert met de veroordeling van het college tot vergoeding van proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/45

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: L.R.J. Folkers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden(het college)
(gemachtigde: D. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een
voorlopige voorziening van verzoekster tegen de verlening van de indicatie op grond van de Jeugdwet (JW) tot en met 13 juni 2023.
1.1
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [moeder], moeder van verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Met het besluit van 10 december 2020 heeft het college de aanvraag van verzoekster
voor een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de JW afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 augustus 2021 op het bezwaar van verzoekster heeft het college het bezwaar van verzoekster deels gegrond verklaard en haar in aanmerking gebracht voor een pgb voor 14 uur en 40 minuten per week jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding uitgevoerd door haar moeder. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingediend.
3. Op 10 augustus 2022 heeft het college aan verzoekster medegedeeld dat de termijn
waarop beslist dient te worden op haar aanvraag op grond van de JW van 30 juni 2022 wordt verlengd en dat haar huidige indicatie op grond van de JW en het daaraan verbonden pgb ongewijzigd wordt voortgezet tot 20 oktober 2022.
3.1
Op 14 oktober 2022 heeft het college aan verzoekster medegedeeld dat de termijn
waarop beslist dient te worden op haar aanvraag op grond van de JW van 30 juni 2022 wordt verlengd en dat het pgb dat nu wordt ingezet door de moeder wordt voortgezet, net als de voorziening specialistische GGZ instellingen zoals deze door Accare wordt geleverd. Hierbij heeft het college aangegeven dat deze voorzieningen worden voortgezet tot en met 13 december 2022.
4. Bij het in deze procedure bestreden besluit van 12 december 2022, verzonden op 13
december 2022, heeft het college aan verzoekster medegedeeld dat het huidige jeugdhulponderzoek nog niet is afgerond en dat daarom is besloten om de indicatie op grond van de JW te verlengen tot en met 13 juni 2023. Hierbij heeft het college verzoekster in aanmerking gebracht voor een pgb van 14 uur en 40 minuten per week jeugdhulp in de vorm van begeleiding midden en zwaar uitgevoerd door haar moeder, tegen een tarief van € 20,- per uur. Daarnaast heeft het college als voorwaarde gesteld dat verzoekster tijdens de duur van de huidige indicatie een indicatie aanvraagt op grond van de Wet Langdurige Zorg (WLZ).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige
voorziening gedeeltelijk toe. De voorzieningenrechter licht hierna toe hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Persoonsgebonden budget indicatie begeleiding midden en zwaar
6. Verzoekster betoogt dat het college een besluit heeft verlengd dat al door de
rechtbank Noord-Nederland bij uitspraak van 9 december 2022 is vernietigd. Gelet hierop is het aantal uren en de hoogte van het pgb in het besluit van 12 december 2022 niet goed toegekend.
6.1
Bij uitspraak van 9 december 2022 heeft deze rechtbank het besluit op bezwaar van
16 augustus 2021 vernietigt, voor zover aan verzoekster daarbij een pgb is toegekend voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding door moeder voor 14 uur en 40 minuten per week over de periode 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2022 tegen een tarief van € 20,- per uur. Hierbij heeft de rechtbank bepaalt dat aan verzoekster over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2022 op grond van de JW een pgb wordt toegekend voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding door moeder voor 25 uur en 45 minuten per week, tegen het tarief van € 28,02 per uur.
6.2
Uit het verweerschrift blijkt dat het college de uitspraak van 9 december 2022 heeft
ontvangen nadat zij het besluit van 12 december 2022 heeft genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat het college nog in overweging heeft om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van deze rechtbank van 9 december 2022. Het college zal zich niet verzetten tegen het treffen van een voorlopige voorziening conform hetgeen is bepaald in genoemde uitspraak. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding af te wijken van hetgeen in de uitspraak van 9 december is bepaald. Daarom wordt de voorziening getroffen in de zin dat de thans geldende indicatie voor zorgverlening door de moeder van verzoekster van 25 uur en 45 minuten per week tegen het tarief van € 28,02 per uur wordt gehandhaafd. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal op dit punt dan ook worden toegewezen.
Specialistische GGZ-instelling (Accare)
7. Verzoekster betoogt vervolgens dat het college ten onrechte de voorziening
specialistische jeugdzorg (behandeling / diagnostiek) geleverd door Accare niet heeft verlengd met het besluit van 12 december 2022. Het college heeft in het verweerschrift aangegeven dat de specialistische GGZ-behandeling met het besluit van 12 december 2022 niet is verlengd omdat verzoekster inmiddels 18 jaar is geworden en dat er vanaf het moment dat verzoekster 18 jaar is geworden voor deze begeleiding een voorliggende voorziening is, namelijk de Zorgverzekeringswet. De voorzieningenrechter kan dit standpunt van het college volgen en ziet derhalve geen aanleiding om voor wat betreft dit punt een voorlopige voorziening te treffen. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat op grond van artikel 1,2, eerste lid, aanhef en onder a, van de JW de Zorgverzekeringswet voorliggend is op de JW. Verzoekster dient zich desgewenst voor deze voorziening te wenden tot de Zorgverzekeraar.
Voorwaarde aanvraag WLZ-indicatie
8. In het besluit van 12 december 2022 heeft het college als voorwaarde opgenomen
dat verzoekster tijdens de duur van de huidige indicatie die is vastgesteld op grond van de JW een indicatie aanvraagt op grond van de WLZ. Ter zitting is deze voorwaarde besproken. Hierbij heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat deze voorwaarde los staat van de aangeboden verlengde jeugdzorg. In de bezwaarfase wordt onderzocht of deze voorwaarde wordt gehandhaafd. Het kan van belang zijn bij eventuele WMO aanspraken. Gelet op het verhandelde ter zitting en nu deze voorwaarde in de bezwaarfase nader onderzocht kan worden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om op dit moment voor dit onderdeel een voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op al het bovenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een
voorlopige voorziening gedeeltelijk toe. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 12 december 2022, voor zover daarin aan verzoekster een pgb is toegekend voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding door haar moeder voor 14 uur en 40 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur, wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar en dat de thans geldende indicatie voor zorgverlening door de moeder van verzoekster van 25 uur en 45 minuten per week tegen het tarief van € 28,02 per uur wordt gehandhaafd.
10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het college het griffierecht
moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-. Tevens bestaat er aanleiding om het college te veroordelen in de gemaakte reiskosten van verzoekster. Deze reiskosten worden begroot op € 37,34 (op basis van het tarief openbaar vervoer, tweede klasse). De totale vergoeding van de proceskosten dient te worden gesteld op een bedrag van € 1.711,34 (€ 1.674,- + € 37,34).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 12 december 2022 voor zover aan verzoekster daarbij tot en met 13 juni 2023 een pgb is toegekend voor jeugdhulp in de vorm van individuele begeleiding door moeder voor 14 uur en 40 minuten per week tegen een tarief van
€ 20,- per uur, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de indicatie voor zorgverlening door de moeder van verzoekster voor 25 uur en 45 minuten per week tegen het tarief van € 28,02 per uur wordt gehandhaafd, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten aan verzoekster tot een bedrag van
€ 1.711,34.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.