ECLI:NL:RBNNE:2023:2645

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
23/2166,23/2373, 23/2374,23/2375
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het evenement Het Pauperparadijs en geluidsmetingen

Op 30 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. E. Erkamp, hebben bezwaar gemaakt tegen de toestemmingen die zijn verleend aan Stichting Het Pauperparadijs en Stichting Nationaal Gevangenismuseum voor het houden van theatervoorstellingen in de openlucht. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 22 juni 2023 behandeld. De zaak draait om de vraag of de geluidsmetingen en de verleende vergunningen in overeenstemming zijn met de geldende geluidsnormen en of de verzoekers onaanvaardbare hinder zullen ondervinden van de voorstellingen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de geluidsmetingen aantonen dat de geluidsniveaus tijdens de voorstellingen binnen de toegestane waarden blijven, met een lichte overschrijding van het achtergrondgeluidsniveau. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de aanvragers, de lokale gemeenschap en de economische impact van het evenement zwaarder wegen dan de (zeer) geringe hinder die verzoekers kunnen ondervinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de verleende toestemmingen in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een belangenafweging bij het verlenen van vergunningen voor evenementen en de noodzaak om geluidsnormen te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/2166, LEE 23/2373, LEE 23/2374, LEE 23/2375

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2023 in de zaken tussen:

[verzoekers] e.a., uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. E. Erkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Noordenveld (de burgemeester)

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld, het college
(gemachtigde: mr. M.J.F. Nuijens).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
Stichting Het Pauperparadijs, gevestigd te Veenhuizen, derde partij I (gemachtigde: [naam 1] ),
Stichting Nationaal Gevangenismuseum, gevestigd te Veenhuizen, derde partij II (gemachtigde: [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan derde partij I verleende toestemmingen voor het houden van het evenement Het Pauperparadijs en het aan derde partij II opgelegde maatwerkvoorschrift.
1.1.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij zich gewend tot de voorzieningenrechter met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [verzoekers] , bijgestaan door hun gemachtigde. Voor verweerders zijn verschenen [namen] , bijgestaan door hun gemachtigde. Voor derde partijen zijn hun gemachtigden verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
4. De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage.
5. Het evenement Het Pauperparadijs betreft het uitvoeren van een serie van ten hoogste 55 theatervoorstellingen in de periode van 6 juni tot en met 26 augustus 2023 en 4 juni tot en met 24 augustus 2024. De voorstellingen vinden plaats in de openlucht op het binnenterrein van het gevangenismuseum. Vanuit historisch perspectief is gekozen voor deze locatie op de plaats van het tweede gesticht, daar waar de geschiedenis van de paupers zich heeft afgespeeld. Voor de artistieke beleving van de voorstelling achten verweerders deze locatie belangrijk.
Blijkens de ruimtelijke onderbouwing duren de voorstellingen 2 uur en 30 minuten en spelen ze binnen de avondperiode, tussen 19.00 en 23.00 uur. De autobewegingen van vertrekkende personen vinden in de nachtperiode (23.00 tot 7.00 uur) plaats. Verweerders hebben met een aantal vergunningen/ontheffingen toestemming verleend voor het evenement. Verzoekers wonen tegenover het Gevangenismuseum.
5.1.
De toestemmingen betreffen een evenementenvergunning voor het opvoeren van de theatervoorstellingen, een evenementenvergunning voor het verstrekken van dranken en etenswaren, een ontheffing van de Zondagswet, een tijdelijke omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan voor het project ‘het verrichten van bouwwerkzaamheden’, een tijdelijke omgevingsvergunning voor het project ‘het plaatsen van een horecatent’ en een besluit maatwerkvoorschriften. Bij dit laatste besluit heeft het college het voorschrift gesteld dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten binnen de grenzen van de inrichting, inclusief muziekgeluidcorrectie ter plaatse van omliggende woningen, niet meer mag bedragen dan 55dB(A) in de dagperiode (07:00 -19:00 uur) en de avondperiode (19:00 – 23:00 uur).
6. Verzoekers hebben tegen de verschillende toestemmingen diverse gronden aangevoerd. Ter zitting is vastgesteld dat in het kader van de voorlopige voorziening, gelet op het vereiste spoedeisende belang, alleen die gronden aan de orde zullen worden gesteld die zien op het aspect geluid. Voorts laat de voorzieningenrechter zich thans om diezelfde reden uitdrukkelijk niet uit over de vraag of verweerder de verschillende toestemmingen voor twee jaren achtereen (2023 én 2024) heeft kunnen verlenen. De vraag of voor 2024 wederom vergunningen kunnen worden verleend kan immers in bezwaar (en eventueel in beroep) aan de orde komen.
7. Verzoekers voeren aan dat het geluid ten onrechte niet in het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld. Niet kan worden volstaan met een toets aan het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) omdat daarbij diverse geluidsbronnen buiten beschouwing worden gelaten die in het kader van de goede ruimtelijke ordening wel meetellen. Daarbij gaat het in het Abm enkel om het geluidsniveau op de gevel van een woning, terwijl in het kader van de goede ruimtelijke ordening ook de geluidsbelasting ter hoogte van de tuin planologisch relevant is. Voorts is ten onrechte het maximaal geluidsniveau niet getoetst.
7.1
Verzoekers hebben verder aangevoerd dat het college de afwijking van de in het Abm genoemde geluidswaarden met het maatwerkvoorschrift niet heeft onderbouwd. De verwijzing naar de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” uit 1996 (hierna: de nota) is onvoldoende, nu er in de nota van uit wordt uitgegaan dat sprake is van een gevelgeluidwering van 20 dB(A). In het geval van verzoekers is daarvan echter geen sprake, nu het gaat om zeer oude woningen met een anderhalf-steens-gevel zonder spouwmuur. Daarbij is het besluit in strijd met artikel 2.20, tweede lid, Abm, nu onduidelijk is of de daarin genoemde etmaalwaarde van maximaal 35dB(A) wordt gehaald.
Voorts is het maatwerkbesluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Ook als de geluidsbelasting van 35dB(A) in de woning met het gestelde maatwerkvoorschrift wordt gehaald, is er volgens de hinderkwalificatietabel uit de Nota evenementen, gelet op het in de avond in woningen aanwezige achtergrondgeluidsniveau van 30dB(A), sprake van enige hinder. Gelet op de duur van de voorstelling, vijf dagen per week gedurende drie maanden, is dat onevenredig.
7.2.
Het college stelt dat uit het geluidsrapport blijkt dat alle geluidsbronnen die verband houden met de theatervoorstellingen, zowel direct als indirect, zijn onderzocht. Uit het geluidsrapport blijkt dat de grenswaarden uit het Abm niet zullen worden overschreden als gevolg van de indirecte geluidsbronnen.
Ten aanzien van de tuin heeft het college gesteld dat de achtertuinen in de geluidsschaduw van de woningen liggen waardoor de geluidsbelasting lager zal zijn dan in de voortuinen en daarmee aanvaardbaar. Anders dan verzoekers menen is ook het maximaal geluidsniveau onderzocht. Het college heeft daartoe verwezen naar het geluidonderzoek uit 2017, waarin is overwogen dat het maximale geluidsniveau van muziekgeluid hoogstens 60dB(A) bij de woningen bedraagt gedurende 15 minuten. Deze waarde voldoet aan de standaard grenswaarde voor het LAmax van het Abm vaqn 65 dB(A). Het college heeft gesteld dat er voor 2023 en 2024 geen relevante verschillen zijn.
7.2.1.
Het college heeft verder, onder verwijzing naar het aan het besluit ten grondslag liggende geluidsrapport, gesteld dat het bij maatwerkvoorschrift opgelegde 55dB(A) LArLT (incl muziektoeslag), gelet op de afweging van de diverse belangen, aanvaardbaar is. Uit de in 2016 en 2017 uitgevoerde geluidsmetingen is gebleken dat het LArLT (inclusief muziektoeslag) van de voorstellingen ten hoogste 55dB(A) in de avondperiode bij de hoogst belaste woningen aan [adressen] bedroeg, waarmee aan het maatwerkvoorschrift kan worden voldaan. Uit de berekeningen blijkt dat ook voor de nieuwe situatie deze grenswaarde wordt gerespecteerd; dat is 45 dB(A) geluidsniveau bij de woningen of 55dB(A) inclusief toeslag voor karakter van muziekgeluid. Daarmee wordt het op grond van de Nota Limburg vereiste binnengeluidsniveau van 25 tot 35dB(A) met een gevelwering van 20 dB(A) gerespecteerd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer ECLI:NL:RVS:2019:1977) mag voorts worden
aangenomen dat de gevelwering van een normaal onderhouden woning tenminste 20dB(A) bedraagt. Nu het binnengeluidsniveau wordt gerespecteerd is niet onevenredig dat de voorstellingen drie maanden lang, vijf avonden per week, worden opgevoerd.
7.3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, anders dan verzoekers menen, uit het geluidsrapport van 6 april 2023 blijkt dat het geluidsonderzoek zich niet heeft beperkt tot de geluidsbronnen waarop het Abm betrekking heeft. Alle geluidsbronnen die verband houden met de theatervoorstellingen, zowel direct als indirect, zijn onderzocht. Daaronder vallen onder meer het stemgeluid van bezoekers en geluid van vertrekkende bezoekers, het stemgeluid van bezoekers voor, tijdens en na de voorstelling, inclusief stemgeluid van publiek dat wandelt van en naar het parkeerterrein, applaus en verkeer. Uit het geluidsrapport blijkt dat bijdragen van de indirecte geluidsbronnen ruimschoots onder de in het Abm geldende grenswaarden van 45 dB(A) in de avond en 40dB(A) in de nacht blijven.
De omstandigheid dat het maximale geluidsniveau niet expliciet in het onderhavige rapport is getoetst maakt, wat er ook van zij, niet dat reeds daarom het geluidsrapport niet aan het besluit ten grondslag kon worden gelegd. In dat verband overweegt de voorzieningenrechter dat het college in het verweerschrift naar het geluidsonderzoek uit 2017 heeft verwezen, waarin is overwogen dat het maximale geluidsniveau van muziekgeluid hoogstens 60dB(A) bij de woningen bedraagt gedurende 15 minuten, terwijl deze waarde voldoet aan de standaard grenswaarde voor het LAmax van het Abm van 65 dB(A). Het college heeft gesteld dat er voor 2023 en 2024 geen relevante verschillen zijn. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen, mede nu ter zitting namens derde partij I is gesteld dat uit de geluidsmetingen van dit jaar blijkt dat onder de toegestane waarde van 55dB(A) op de gevel wordt gebleven. Dit hebben verzoekers niet betwist.
7.3.2
Ten aanzien van het besluit maatwerkvoorschriften overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Bij dit besluit heeft het college het voorschrift gesteld dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten binnen de grenzen van de inrichting, inclusief muziekgeluidcorrectie ter plaatse van omliggende woningen niet meer mag bedragen dan 55dB(A) in de dagperiode (07:00 -19:00 uur) en de avondperiode (19:00 – 23:00 uur). Het college wijkt hiermee af van de in artikel 2.17 eerste lid, onder a, Abm genoemde geluidswaarden van 50dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode met respectievelijk 5dB(A) en 10 dB(A)). Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat, uitgaande van een gevelgeluidwering van 20dB(A), het stoorgeluidsniveau in de woningen niet relevant zal toenemen ten opzichte van het al heersende achtergrondgeluidsniveau van 25 tot 35dB(A). De daarmee gepaard gaande hinder kan als acceptabel worden gezien, mede omdat de volgens de nota Evenementen met een luidruchtig karakter te respecteren grenswaarde voor onduldbare hinder van 50dB(A) exclusief 10dB(A) straffactor voor muziek in de woning ruimschoots wordt gerespecteerd.
7.3.3.
Naar aanleiding van de in het verzoek om voorlopige voorziening opgenomen gronden, dat de gevelgeluidwering en de geluidshinder in de tuin niet zijn onderzocht, heeft de voorzieningenrechter verweerder gevraagd geluidsmetingen uit te voeren in de woningen en in de tuin. Deze geluidsmetingen hebben op woensdagavond 21 juni tijdens de gehele voorstelling plaatsgevonden. De bevindingen zijn in een rapport neergelegd. Daaruit blijkt dat in de woonkamer van de woning [adres 1] een meting met gesloten ramen en deuren heeft plaatsgevonden en dat in de woonkamer van de woning [adres 2] een meting heeft plaatsgevonden met open tuindeuren.
7.3.4.
Uit de bevindingen van de geluidsmetingen blijkt dat in de woonkamer van de woning [adres 1] het gemiddeld gemeten niveau, inclusief de bijdrage van vogels, 22,1 dB(A) bedraagt. Zonder correctie voor het stoorgeluid van vogels en met toepassing van de toeslag voor muziek bedraagt het geluidsniveau 32,1dB(A). Wordt de bijdrage van de vogels uitgesloten dan bedraagt het niveau 17,2 dB waarbij na toepassing van de muziektoeslag van 10dB een te toetsen waarde overblijft van 27,2 dB.
Ook op het terras achter de woning is een meting uitgevoerd. In het rapport is vermeld dat de bijdrage vanaf de 2000 Hz van vogels duidelijk opvalt. Vermeld is dat het geluidsniveau van de gehele voorstelling 42,0 dB(A) lijkt te bedragen, maar de bijdrage van 2000 Hz (vogels) is alleen al 41,0 dB(A) hiervan. Door de bijdrage van 2000/4000/80000 Hz uit te zonderen van het totaal worden de vogelgeluiden uitgesloten en wordt een goede bijdrage van de voorstelling verkregen. Dit bedraagt totaal 35,5 dB(A). Dat komt overeen met de verwachting uit de praktijk dat aan de achterzijde het geluidsniveau circa 10dB lager is dan is toegestaan aan de voorzijde. De meetpositie was niet op het terras direct achter de woning gelegen maar op circa 14 meter achter de woning. Direct achter de woning zal het geluidsniveau ten gevolge van de voorstelling nog lager zijn door betere afscherming.
Uit de bevindingen is verder gebleken dat in de woonkamer van de woning [adres 2] , met geopende tuindeuren, het gemiddeld gemeten niveau, inclusief de bijdrage van vogels, 30,8 dB(A) bedraagt. Zonder correctie voor het stoorgeluid van vogels en met toepassing van de toeslag voor muziek bedraagt het geluidsniveau 31dB(A). De muziek is zo minimaal herkenbaar ten opzichte van de overige geluiden en bijbehorende niveaus in de gemeten situatie dat de toeslag achterwege blijft.
Het geluidsniveau dat optreedt in de woonkamer tijdens de pauze en na de voorstelling bedraagt 29,9 dB(A). Dat is een verschil van 0,9 dB, wat daarmee een beeld geeft van de verhouding van de stoorgeluiden met voorstelling en zonder voorstelling. Dat is daarmee verwaarloosbaar. Wanneer de bijdrage van vogels wordt uitgesloten bedraagt het niveau 22,1 dB.
Verder is gemeten naast de woning. Vermeld is dat daarbij duidelijk de bijdrage vanaf de 2000Hz van vogels opvalt. Het geluidsniveau van de hele voorstelling lijkt 41dB(A) te bedragen, maar de bijdrage van 2000Hz (vogels) is alleen al 38,2 dB(A) hiervan. Door de bijdrage van 2000/4000/8000 Hz uit te zonderen van het totaal worden de vogelgeluiden uitgesloten en wordt een goede bijdrage van de voorstelling verkregen. Deze bedraagt dan 38,3 dB(A) totaal.
7.3.5.
Gelet op de bevindingen van de geluidsmetingen is, zonder correctie voor stoorgeluid van vogels en met muziektoeslag, ten opzichte van de toegestane geluidswaarden uit het Abm, in de woningen sprake van een overschrijding met 2 respectievelijk 1 dB(A). Wordt de bijdrage van vogels uitgezonderd dan blijft de gemeten geluidswaarde onder de op grond van het Abm toegestane waarden in de avondperiode (30dB(A)).
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat, zonder correctie voor stoorgeluid van vogels en met muziektoeslag, verzoekers gelet op de hinderkwalificatietabel uit de Nota Evenementen, gedurende drie maanden vijf avonden in de week, in de woning enige hinder als gevolg van de theatervoorstellingen zullen ondervinden. Dat de in de nota opgenomen grenswaarde voor onduldbare hinder van 50dB(A) voor muziek in de woning ruimschoots wordt gerespecteerd kan daaraan niet afdoen.
De voorzieningenrechter acht de omstandigheid dat verzoekers als gevolg van de theatervoorstellingen gedurende drie maanden, vijf avonden per week, enige hinder zullen ondervinden voor 2023 (nog) niet onaanvaardbaar en ziet hierin onvoldoende aanleiding om te oordelen dat verweerders de betreffende toestemmingen niet hebben kunnen verlenen.
Daarvoor acht zij allereerst van belang dat sprake is van slechts een (zeer) geringe overschrijding van de in de nota opgenomen waarde van 30 dB(A) voor het achtergrondgeluidsniveau in de woning in de avond. Voorts wordt de op grond van artikel 2.20, tweede lid, Abm, voorgeschreven etmaalwaarde van maximaal 35dB(A) binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, wel gehaald.
Verder acht zij van belang dat slechts een zeer beperkt aantal personen enige hinder zal ondervinden van de voorstellingen. Weliswaar hebben verzoekers aangevoerd dat er meer personen zijn die stellen hinder te ondervinden, maar nu niet is gebleken dat die personen een bezwaarschrift dan wel een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend kunnen hun belangen niet bij de beoordeling worden betrokken.
Daarentegen bestaan er grote financiële en maatschappelijke belangen bij het doorgaan van de voorstellingen. Gewezen wordt op de belangen van de aanvragers, inwoners van de gemeente Noordenveld en lokale ondernemers. In dat verband is namens derde partij aangevoerd dat voor alle voorstellingen al kaarten zijn verkocht.
De voorzieningenrechter heeft verder in haar beoordeling betrokken dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat alle mogelijke maatregelen om geluidshinder te beperken al worden getroffen. Deze maatregelen betreffen technische maatregelen waaronder het plaatsen van geluidsschermen, maar ook de in het maatwerkbesluit opgenomen norm van 55dB(A) op de gevel, die ruimschoots lager ligt dan de in de nota voorgeschreven norm van 75dB(A) in de avondperiode.
Namens derde partij I is aangevoerd dat het, mede gelet op de artistieke beleving van de voorstellingen, niet mogelijk is om nog andere maatregelen uit te voeren. Wel is namens derde partij, naar aanleiding van de suggestie van de geluidstechnicus ter zitting, de toezegging gedaan dat zal worden onderzocht of het mogelijk is om de lage frequenties uit te filteren. Dat zal voor de geluidsbeleving van het publiek op de tribune geen verschil maken maar dit zal wel effect kunnen hebben op de door verzoekers ervaren geluidshinder.
De gemeten waarden in de tuin van respectievelijk 35,5 en 38,3 dB(A) leiden niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk geworden dat geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij betrekt zij dat de geluidsbelasting in de avondperiode op grond van het Abm 45dB(A) op de gevel mag bedragen.
Alles in overweging nemende zijn de verleende toestemmingen en het maatwerkbesluit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor 2023 rechtmatig te achten. De voorzieningenrechter ziet, ook na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening of een voorlopige maatregel te treffen.
8. Gelet op het voorgaande dienen de verzoeken om voorlopige voorziening te worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de toestemmingen voor het houden van de voorstellingen van het Pauperparadijs, alsmede het maatwerkbesluit, in stand blijven.
9.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: regelgeving

Tijdelijke omgevingsvergunningen
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, voor zover thans van belang, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo voor zover thans van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a en ten tweede, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activitiet in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Activiteitenbesluit
Op grond van artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit
geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
Ingevolge artikel 2.18, eerste lid, Abm, blijft bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20, buiten beschouwing:
a. het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein;
b. het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatieactiviteiten;
Ingevolge artikel 2.18, derde lid, Abm blijft bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20, buiten beschouwing het geluid als gevolg van:
a
.het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden.
Ingevolge artikel 2.20, eerste lid Abm, kan het bevoegd gezag, in afwijking van de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax vaststellen.
Ingevolge artikel 2.20, tweede lid, Abm, kan het bevoegd gezag slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
Ingevolge artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.