ECLI:NL:RBNNE:2023:2845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10245897 \ CV EXPL 22-7488
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • E.A.Th. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een oude akte van Groningse professor Van Swinderen uit 1850 betreffende een schenking en de rechten van de begunstigden

In deze bodemzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, staat de uitleg van een oude akte centraal, opgesteld door de Groningse professor Th. Van Swinderen in 1850. De akte betreft een schenking van 100 Nederlandse staatsobligaties aan het Groene Weeshuis, met de last om het rendement te verdelen onder begunstigden, waaronder het Instituut voor Doven. De eisende partij, Steunstichting H.D. Guyot, stelt dat zij de rechtsopvolger is van het Instituut en vordert uitkeringen op basis van de Giftbrief. Het Groene Weeshuis betwist deze aanspraak en stelt dat Steunstichting niet langer voldoet aan de voorwaarden van de Giftbrief, die bedoeld was voor instellingen die afhankelijk zijn van particuliere steun en gevestigd zijn in Groningen. De kantonrechter oordeelt dat Steunstichting inderdaad de rechtsopvolger is van het Instituut en dat de voorwaarden van de Giftbrief niet zijn vervallen. De rechter wijst de vorderingen van Steunstichting toe, inclusief het recht op rekening en verantwoording over het gevoerde beleid van het Groene Weeshuis met betrekking tot het Fonds, en legt een dwangsom op voor het geval het Groene Weeshuis niet aan deze verplichtingen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10245897 \ CV EXPL 22-7488
Vonnis van 4 juli 2023
in de zaak van
STEUNSTICHTING H.D. GUYOT,
te Haren,
eisende partij,
hierna te noemen: Steunstichting,
gemachtigde: mr. N.F. van der Meer,
tegen
PROTESTANTSE STICHTING HET GROENE WEESHUIS,
te Groningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Het Groene Weeshuis,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 22 april 1850 heeft de Groningse professor Th. Van Swinderen (1784-1851) via een giftbrief (hierna: de Giftbrief) 100 Nederlandse staatsobligaties met elk een nominale waarde van Hfl 1000,- aan (de rechtsvoorganger van) Het Groene Weeshuis geschonken. Met die schenking heeft (de rechtsvoorganger van) Het Groene Weeshuis een fonds gevormd (hierna: het Fonds).
2.2.
In de Giftbrief is onder meer bepaald dat na het overlijden van Van Swinderen en zijn echtgenote van het te behalen rendement op het Fonds jaarlijks Hfl 500,- aan (de rechtsvoorganger van) Het Groene Weeshuis toekomt. Van het eventuele overgebleven jaarlijkse rendement komt kort gezegd de ene helft toe aan de groei van het Fonds en de andere helft aan diverse, in de Giftbrief genoemde begunstigden. Aan “Het Instituut van Doofstommen alhier” (hierna: het Instituut) komt volgens de Giftbrief een jaarlijkse uitkering van 5% van het onder de begunstigden te verdelen bedrag toe. In de Giftbrief is verder bepaald dat in geval van het vervallen van “inrigtingen” Het Groene Weeshuis over het dan vrijvallende gedeelte van de rente kan beschikken en hiervoor een andere begunstigde instelling kan aanwijzen.
2.3.
Het Groene Weeshuis functioneert sinds 1971 uitsluitend als goede doelenfonds.
2.4.
Het Instituut is opgericht in 1790 en heeft in de loop der jaren een aantal naamswijzigingen ondergaan. Op 9 mei 1988 heeft het Instituut (onder de toenmalige naam: Koninklijk Instituut voor Doven “H.D. Guyot”) haar niet-instituut gebonden vermogen, waaronder de rechten uit de Giftbrief, afgesplitst naar Steunstichting te Haren. Steunstichting is hiertoe op 11 mei 1987 opgericht, onder de toenmalige naam Stichting tot Steun aan de Vereniging Het Koninklijk Instituut voor Doven “H.D. Guyot”.
2.5.
In 1988 heeft Het Groene Weeshuis door [diaken-secretaris] van de stichting en werkzaam bij de Groninger Archieven, onderzoek laten doen naar de geschiedenis, de doelstellingen en het beheer van het Fonds, alsmede voorstellen laten doen voor de toekomst ervan. De uitkomst van dit onderzoek is gepubliceerd in een rapport (hierna ook: het rapport).
2.6.
Tot 1995 heeft Het Groene Weeshuis uitkeringen gedaan aan Steunstichting. De laatste betaling vond plaats in oktober 1995 en betrof een bedrag van Hfl 812,04 over het jaar 1994.
2.7.
Bij brief van 6 december 1997 heeft Het Groene Weeshuis aan Steunstichting het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van een vraag aan u van de voorzitter van het Instituut voor Doven ten aanzien van de jaarlijkse uitkering uit het Van Swinderenfonds aan het instituut verzocht u mij de vorige week enige informatie op papier te zetten”(…)
“In dit rapport (p.21-22) wordt ten aanzien van de uitkering aan het Instituut voor Doven de vraag opgeworpen of deze zou kunnen worden gehandhaafd. Het instituut voldoet na zijn vertrek uit Groningen naar Haren namelijk niet meer aan het uitgangspunt van de door Van Swinderen zelf opgestelde giftbrief, dat alleen ‘nuttige inrigtingen’ in de stad profijt van zijn schenking zouden mogen hebben. Het bestuur van de Hervormde Stichting Het Groene Weeshuis meende echter in de geest van de schenker te handelen door de jaarlijkse uitkering aan het instituut voor Doven te handhaven”.
2.8.
Op 18 september 2002 is het Instituut (onder de toenmalige naam: Koninklijk Instituut voor Doven “H.D. Guyot”) omgezet van vereniging naar stichting, die op 5 februari 2003 juridisch is gefuseerd met Steunstichting. De activiteiten op het gebied van onderwijs voor dove en slechthorende kinderen zijn ondergebracht in de Koninklijke Effatha Guyot Groep, die -na fusie met twee instellingen in 2009- de naam “Koninklijke Kentalis” heeft gekregen.
2.9.
Steunstichting heeft statutair als enige doelstelling “het verlenen van steun aan en het bevorderen van de belangen van Kentalis, van de onder haar bestuur staande stichtingen en van door Kentalis aan te wijzen verwante doelen”.
2.10.
In april 2021 heeft Steunstichting, na het pensioen van de voormalig boekhouder en een intern onderzoek, opheldering gevraagd aan Het Groene Weeshuis over de stand van zaken van het Fonds.
2.11.
Bij brief van 12 mei 2021 heeft Het Groene Weeshuis Steunstichting bericht dat zij in 1988 een vereenvoudiging van bestemmingen van het Fonds heeft doorgevoerd, met als gevolg dat Steunstichting geen uitkering meer krijgt.

3.Het geschil

3.1.
Steunstichting vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te verklaren voor recht dat Steunstichting rechthebbende is onder de Giftbrief van Th. Van Swinderen van 22 april 1850, conform de voorwaarden daarin neergelegd en derhalve jegens Het Groene Weeshuis ter zake aanspraak heeft op uitkeringen indien en voor zover de berekeningen uit die Giftbrief daartoe leiden;
2. Het Groene Weeshuis te veroordelen om binnen zestig dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Steunstichting deugdelijk onderbouwd rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde (beleggings)beleid over het door haar uit voornoemde Giftbrief aangehouden fondsvermogen over de periode vanaf 1 januari 1995 tot heden, althans zodanige periode dat de rechten van Steunstichting op haar uitkeringen over de jaren 2016, 2017, 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 sluitend kunnen worden vastgesteld, waaronder in ieder geval begrepen de waardeontwikkeling en het verloop van inkomsten en uitgaven ten gunste c.q. ten laste, van het fondsvermogen over genoemde periode, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagde met de nakoming van deze veroordeling in gebreke zal zijn;
3. subsidiair, op de grond van artikel 843a Rv, Het Groene Weeshuis op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke is met de nakoming van deze veroordeling, te veroordelen aan Steunstichting afschrift te geven van alle bescheiden die Het Groene Weeshuis tot haar beschikking heeft en die bepalend zijn voor de vaststelling van de aanspraken van Steunstichting onder de Giftbrief van Th. Van Swinderen van 22 april 1850, zijnde in ieder geval doch niet uitsluitend:
  • alle jaarrekeningen, inclusief balans, winst- en verliesrekening en toelichtingen daarop van Het Groene Weeshuis of haar rechtsvoorgangers voor zover het beheer van het Fonds betreffende, vanaf 1995 tot heden;
  • alle portefeuilleoverzichten van de beleggingen van Het Groene Weeshuis ter zake van het Fonds vanaf 1995 tot heden;
  • documentatie waaruit blijkt welke kosten en lasten te laste van het Fonds zijn gebracht, voor zover niet blijkend uit eerdere documentatie, vanaf 1995 tot heden;
  • overige informatie die een sluitend overzicht biedt van de aanspraken van Steunstichting jegens Het Groene Weeshuis over de periode 2016 tot heden,
met veroordeling van Het Groene Weeshuis in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voert zij aan dat Steunstichting ten aanzien van de rechten uit de Giftbrief de rechtsopvolger is van het Instituut. Uit de Giftbrief volgt dat zij jegens Het Groene Weeshuis aanspraak kan maken op jaarlijkse uitkeringen. Steunstichting heeft recht en belang bij deze uitkeringen voor zover deze niet zijn verjaard. De verjaring is op 8 maart 2022 gestuit, zodat aanspraak bestaat op uitkeringen over de jaren 2016 en volgende. Ook heeft Steunstichting er recht op dat Het Groene Weeshuis rekening en verantwoording aflegt omtrent het beheer van het Fonds. Van Swinderen heeft bij het opstellen van de Giftbrief bedoeld de begunstigden dit recht te verschaffen indien zij dit redelijkerwijs kunnen verlangen. Om de aanspraken uit het Fonds over de periode vanaf 2016 te kunnen vaststellen, is het noodzakelijk dat Het Groene Weeshuis rekening en verantwoording aflegt over het vermogensrechtelijke beleid vanaf 1995. Ook heeft Steunstichting twijfels over het beheer van het Fonds door Het Groene Weeshuis.
3.3.
Het Groene Weeshuis voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Steunstichting, met veroordeling van Steunstichting in de kosten van deze procedure. Daartoe heeft zij gesteld dat Steunstichting geen rechthebbende (meer) is onder de giftbrief, en geen rechtsopvolger (meer) is. Steunstichting voldoet namelijk in haar huidige vorm niet (langer)aan de voorwaarden zoals bedoeld door Van Swinderen. Van Swinderen heeft bedoeld scholen, organisaties en initiatieven te ondersteunen die zonder particuliere ondersteuning geen mogelijkheid van bestaan hebben. Met “Het Instituut voor Doofstommen alhier” is de particulier bekostigde school zonder bevoegd gezag bedoeld, die gevestigd was aan het (huidige) Guyotplein te Groningen. Dit is nu de Guyotschool in Haren, die valt onder het bevoegd gezag van de landelijke stichting Koninklijke Kentalis en die volledige rijksbekostiging ontvangt. Het is niet de bedoeling geweest dat geld zou worden geschonken aan instellingen die nu door de overheid worden gefinancierd. Steunstichting heeft in haar huidige rechtsvorm geen aandeel in de instandhouding van deze school. Bovendien beperkt de bedoeling van Van Swinderen zich tot begunstigden in de stad Groningen. De letterlijke bepalingen van de Giftbrief zijn daarnaast als gevolg van de veranderende maatschappelijke omstandigheden niet langer uitvoerbaar. Ín 2014 heeft het bestuur van Het Groene Weeshuis besloten tot een meer eigentijdse werkwijze en heeft zij het Van Swinderenfonds als bestemmingsfonds aangemerkt binnen het vermogen van de hele stichting. Daaruit kan geput worden door doelen die vooral te maken hebben met onderwijs, wetenschap en cultuur. Er vinden al sinds vele jaren geen automatische jaarlijkse uitkeringen meer plaats, aan geen enkele instelling. Omdat Steunstichting meer dan 25 jaar geen rechten heeft ontleend aan de giftbrief, kan van een vordering sowieso geen sprake meer zijn. Tenslotte heeft Het Groene Weeshuis gesteld dat Steunstichting te snel tot dagvaarding is overgegaan, waardoor zij onnodig op kosten is gejaagd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is Steunstichting rechthebbende onder de Giftbrief
4.1.
De eerste vraag die ter beantwoording voor ligt, is of Steunstichting rechthebbende is van het Instituut ten aanzien van de aanspraken uit de Giftbrief.
4.2.
Steunstichting heeft gesteld dat zij de rechtsopvolger is van het Instituut. Dit heeft zij onderbouwd met een verslag van de geschiedenis van Steunstichting en diverse aktes, waarin de wijzigingen van naam en rechtsvorm door de jaren heen zijn weergegeven. Ook heeft Steunstichting onbetwist gesteld dat zij tot het jaar 1995 van Het Groene Weeshuis uitkeringen uit het Fonds heeft ontvangen. Het Groene Weeshuis heeft weliswaar betwist dat Steunstichting de rechtsopvolger is van het Instituut, maar tegen de onderbouwing die gegeven is door Steunstichting heeft zij inhoudelijk niets aangevoerd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Steunstichting juridisch gezien als de rechtsopvolger van het Instituut kan worden aangemerkt.
4.3.
Het Groene Weeshuis heeft bij wijze van bevrijdend verweer gesteld dat Steunstichting geen rechthebbende (meer) is onder de Giftbrief, omdat zij niet langer voldoet aan de voorwaarden zoals deze bij de totstandkoming van de Giftbrief door Van Swinderen bedoeld zijn. De Giftbrief moet niet naar de letterlijke tekst worden uitgelegd, maar naar de bedoeling van Van Swinderen, vertaald naar de huidige maatschappelijke omstandigheden. Volgens Het Groene Weeshuis heeft Van Swinderen niet beoogd de schenkingen te doen aan een instelling die (overwegend) met overheidsgeld wordt bekostigd. Ook zouden de schenkingen uit de Giftbrief enkel bedoeld zijn voor instellingen in de stad Groningen. Het Groene Weeshuis beroept zich hierbij op het onderzoek dat zij in 1988 heeft laten doen naar het Fonds, waarvan de uitkomst is omschreven in het rapport. De kantonrechter zal dit verweer hieronder nader bespreken.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit het Haviltex-arrest volgt, zoals Het Groene Weeshuis al heeft gesteld, dat de vraag naar de uitleg van een contract niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg, maar dat het ook aan komt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Geen van partijen of hun vertegenwoordigers zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van de Giftbrief. In dit geval valt aan te nemen dat de Giftbrief eenzijdig is opgesteld, zodat met name de subjectieve bedoelingen van Van Swinderen relevant zijn. Bij gebrek aan achterliggende informatie, wordt voor de uitleg van de subjectieve bedoelingen van Van Swinderen dan ook vooral terug gevallen op de tekst van de Giftbrief zelf, in combinatie met de maatschappelijke veranderingen en de veranderingen in rechtsvorm en locatie van betrokken partijen.
4.5.
Voorop staat dat in de tekst van de Giftbrief geen voorwaarden aan de schenking aan (destijds) het Instituut zijn gesteld, laat staan dat bepaald is dat niet-voldoen hieraan tot stopzetten van de schenkingen zou moeten leiden. Ook volgt uit de letterlijke bewoordingen van de Giftbrief niet (duidelijk) dat voor een schenking essentieel is dat een instelling in de stad Groningen is gevestigd, en/of voor haar instandhouding voornamelijk afhankelijk is van particuliere bijdragen.
4.6.
Het Groene Weeshuis heeft gesteld dat Van Swinderen bedoeld heeft aan de schenkingen de voorwaarde te verbinden dat de begunstigden (voornamelijk) afhankelijk zijn van particuliere steun, dat Steunstichting hier niet langer aan voldoet en dat haar daarom volgens de bedoeling van Van Swinderen geen aanspraak op uitkeringen meer toekomt. Steunstichting heeft dit betwist. Zij heeft aangevoerd dat het Instituut al sinds 1792, dus voor het opstellen van de Giftbrief een jaarlijkse toelage van de overheid ontving. Voor Van Swinderen was dit voor het aanwijzen van Steunstichting dus geen belemmering, waaruit volgt dat Van Swinderen niet de bedoeling kan hebben gehad om in geval van overheidssteun aan begunstigden de uitkering te ontzeggen. Het Groene Weeshuis is overigens ook in de vele jaren waarin Steunstichting overheidssteun ontving tot uitkering overgegaan, ook na de herbeoordeling en de verschijning van het rapport in 1988. Zij heeft in 1997 zelfs gesteld dat de uitkering “in de geest van Van Swinderen” werd voortgezet. Het rapport omschrijft bovendien niet de voorwaarde dat een begunstigde geen overheidssteun mag ontvangen. Slechts ingeval er “inrigtingen” wegvallen wordt aan Het Groene Weeshuis in het rapport de suggestie gedaan om bij de herbesteding van het vrijvallende gedeelte grotendeels particulier gefinancierde instellingen te zoeken. De kantonrechter is van oordeel dat in het licht van deze onderbouwde betwisting door Steunstichting, Het Groene Weeshuis haar stellingen nader had moeten toelichten waarom de overheidssteun in de huidige omstandigheden voor Van Swinderen in de weg zou hebben gestaan aan voortzetting van de uitkering. Dit heeft zij niet gedaan. Weliswaar heeft zij verwezen naar het rapport uit 1988, maar het is de kantonrechter zonder toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk wat de relevantie van het rapport is ten aanzien van de uitleg van de bedoeling van Van Swinderenop dit punt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat Steunstichting vanwege de overheidssteun niet langer voldoet aan de voorwaarden van de Giftbrief.
4.7.
Voor zover Het Groene Weeshuis heeft bedoeld te stellen dat Steunstichting niet langer aan de voorwaarden van de Giftbrief voldoet omdat zij in haar huidige rechtsvorm, anders dan ten tijde van het Instituut, niet langer deel uitmaakt van het bevoegd gezag over het onderwijs geldt het volgende. Tussen partijen staat vast dat Van Swinderen beoogde de Groningse school voor dove en slechthorende kinderen te ondersteunen en dat deze school nu in Haren is gevestigd onder het gezag van Kentalis. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt niet duidelijk uit de stellingen en onderbouwing van Steunstichting dat -en waarom- daarbij voor Van Swinderen essentieel was dat de begunstigde deel uitmaakte van het bestuur van dit onderwijs, laat staan dat dit naar huidige maatstaven nog essentieel voor Van Swinderen zou zijn geweest. Tussen partijen staat onbetwist vast dat Steunstichting louter tot doel heeft de belangen van Kentalis en de onder haar bestuur staande stichtingen (en van door Kentalis aan te wijzen verwante doelen) te bevorderen. Giftenaan Steunstichting zullen vandaag de dag nog steeds ten goede te komen aan dit onderwijs. Ook op grond hiervan ziet de kantonrechter geen aanleiding om Steunstichting, gelet op de kennelijke bedoelingen van Van Swinderen, niet langer als begunstigde aan te merken.
4.8.
Ten aanzien van de stelling van Het Groene Weeshuis dat Van Swinderen zou hebben bedoeld enkel instellingen in de stad Groningen te begunstigen en dat de aanspraak hierop is komen te vervallen door de vestiging in Haren, oordeelt de kantonrechter het volgende. Steunstichting heeft in het kader van haar betwisting aangevoerd dat Groningen en Haren in elkaar overlopen. Haren valt vandaag de dag zelfs onder de gemeente Groningen, zodat dit op dit moment sowieso geen belemmering voor uitkering onder de Giftbrief kan zijn. Bovendien was het Groninger Instituut ten tijde van het opstellen van de Giftbrief een nationaal instituut, bedoeld voor dove kinderen uit geheel Nederland, omdat er in het land nog nauwelijks tot geen andere voorzieningen voor onderwijs voor doven en slechthorenden waren. De toevoeging “alhier” achter de naam van het Instituut in de Giftbrief is, aldus Steunstichting, enkel bedoeld om verwarring tussen het Instituut een het soortgelijk instituut in Brabant te voorkomen en ziet dus niet op een beperking voor de stad Groningen. Tenslotte heeft de verhuizing naar Haren in 1988 plaatsgevonden, waarna Het Groene Weeshuis, ook na haar herbeoordeling in 1988, tot uitkering is blijven overgaan ‘in de geest van Van Swinderen’. De kantonrechter is, gelet op deze gemotiveerde betwisting van Steunstichting, die door Het Groene Weeshuis verder niet is weerlegd, van oordeel dat het feit dat Steunstichting in Haren is gevestigd, niet tot gevolg heeft dat aan de Giftbrief niet langer rechten kunnen worden ontleend.
4.9.
De conclusie van het bovenstaande is dat Steunstichting rechtsopvolger is van het Instituut. Uit de Giftbrief en de kenbare achterliggende bedoelingen van Van Swinderen, ook wanneer deze naar huidige maatstaven worden uitgelegd, volgt dat Steunstichting dus (nog steeds) rechthebbende is onder de Giftbrief.
Aanspraak Steunstichting jegens Het Groene Weeshuis op uitkering
4.10.
Nu is vastgesteld dat Steunstichting in beginsel rechthebbende is onder de Giftbrief, is de vervolgvraag of zij hieruit aanspraak op uitkering kan ontlenen jegens Het Groene Weeshuis en zo ja, op welke grond.
4.11.
In de Giftbrief is door Van Swinderen aan (de rechtsvoorganger van) Het Groene Weeshuis de last opgelegd om vanuit het Fonds uitkeringen te doen aan diverse instellingen, waaronder Steunstichting. Het Groene Weeshuis heeft deze last op zich genomen. De Giftbrief kwalificeert dan ook als overeenkomst van lastgeving, zoals bedoeld in artikel 7:414 ev. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Omdat de lastgeving nadrukkelijk ook ziet op het verrichten van rechtshandelingen na de dood van Van Swinderen, betreft dit een onherroepelijke lastgeving, die niet is geëindigd door de dood van Van Swinderen (artikel 7:422 jo. 3:74 lid 1 BW).
4.12.
Steunstichting heeft aangevoerd dat met de uitvoering van de last door Het Groene Weeshuis door de jaren heen een overeenkomst van schenking tot stand is gekomen tussen Steunstichting en Het Groene Weeshuis, waarvan de inhoud in beginsel is vormgegeven door de Giftbrief en waaraan Het Groene Weeshuis zich niet eenzijdig kan onttrekken. De kantonrechter volgt Steunstichting op zichzelf in haar onderbouwing dat met de schenking(en) en de aanvaarding door Steunstichting een overeenkomst van schenking is ontstaan tussen Het Groene Weeshuis en Steunstichting. Echter, hieruit volgt naar het oordeel nog geen zelfstandige aanspraak van Steunstichting jegens Het Groene Weeshuis op schenkingen in de toekomst.
4.13.
Uit artikel 6:253 BW volgt dat een overeenkomst tussen twee partijen voor een derde het recht kan scheppen om van een van de partijen een prestatie te vorderen, of op andere wijze jegens een van hen een beroep op de overeenkomst te doen, indien de overeenkomst een beding van die strekking inhoudt en de derde dit beding aanvaardt. Dit betreft het zogenaamde. ‘derdenbeding’. Uit artikel 6:254 BW volgt dat nadat de derde het beding heeft aanvaard, hij als partij bij de overeenkomst geldt.
4.14.
Bij de vraag of sprake is van een derdenbeding, zijn alle omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen [1] . Een derdenbeding kan ook stilzwijgend zijn overeengekomen, wanneer redelijkerwijs is gebleken dat dit de bedoeling van partijen is geweest.
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat in de concrete omstandigheden van het geval in de overeenkomst van lastgeving tussen Van Swinderen en Het Groene Weeshuis rechtens een derdenbeding ten gunste van Steunstichting kan worden vastgesteld. Dit licht zij als volgt toe. Van Swinderen heeft Het Groene Weeshuis de last opgelegd (onder anderen) Steunstichting te begunstigen met giften. Het Groene Weeshuis heeft deze last aanvaard. Zij heeft op basis van de Giftbrief gedurende ongeveer 150 jaar aan Steunstichting als derde uitkeringen gedaan uit het Fonds. Steunstichting heeft deze uitkeringen aanvaard. Uit de Giftbrief volgt dat de begunstigden hun aanspraak behouden zolang het Fonds bestaat, tenzij zij ophouden te bestaan. Steunstichting heeft -onbetwist- gesteld dat Van Swinderen met het opleggen van de last aan Het Groene Weeshuis voornamelijk de belangen van de begunstigden op het oog heeft gehad. Van Swinderen moet ten tijde van het opstellen van de Giftbrief hebben geweten dat hijzelf na zijn overlijden geen nakoming meer zou kunnen vorderen van Het Groene Weeshuis. Wanneer zijn bedoelingen om blijvend schenkingen te doen aan begunstigden worden uitgelegd naar de huidige maatschappelijke omstandigheden, valt redelijkerwijs aan te nemen dat, hoewel in de Giftbrief niet expliciet een derdenbeding is opgenomen, het wel degelijk de bedoeling van Van Swinderen is geweest dat begunstigden hieraan rechtstreeks aanspraken zouden kunnen ontlenen. Dit houdt in dat Steunstichting rechtstreeks jegens Het Groene Weeshuis rechten kan ontlenen aan de Giftbrief. Aangezien Steunstichting deze schenkingen gedurende meerdere jaren heeft aanvaard, moet zij als partij bij de overeenkomst van lastgeving tussen Van Swinderen en Het Groene Weeshuis worden gezien.
4.16.
Het derdenbeding is door Steunstichting -onbetwist- aangevoerd als rechtsgrond voor de gevorderde rekening en verantwoording. Hoewel Steunstichting in het kader van haar aanspraak op uitkering van Het Groene Weeshuis niet expliciet een beroep op een derdenbeding heeft gedaan, ligt deze rechtsgrond naar het oordeel van de kantonrechter in het verlengde van het debat tussen partijen. Aangezien Het Groene Weeshuis geen specifiek verweer heeft gevoerd met betrekking tot de juridische relatie met Steunstichting, ziet de kantonrechter geen aanleiding om partijen de gelegenheid te bieden zich nog over deze rechtsgrond uit te laten.
Giftbrief niet meer uitvoerbaar vanwege maatschappelijke omstandigheden
4.17.
Het Groene Weeshuis heeft zich verder verweerd tegen de vordering door te stellen dat de bepalingen uit de Giftbrief niet meer uitvoerbaar zijn als gevolg van maatschappelijke omstandigheden. Ook heeft Het Groene Weeshuis naar eigen zeggen in 2014 besloten tot een ‘meer eigentijdse werkwijze’.
4.18.
Voor zover Het Groene Weeshuis, los van haar beroep op de uitleg van de bedoelingen van Van Swinderen naar huidige maatstaven, hiermee heeft bedoeld te stellen dat toepassing van de rechten uit de Giftbrief in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW), oordeelt de kantonrechter als volgt. Het criterium van artikel 6:248 lid 2 BW moet terughoudend worden toegepast. Voor zover Het Groene Weeshuis zich beroept op de praktische onuitvoerbaarheid van het doen van uitkeringen aan Steunstichting conform de Giftbrief, heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt waarom een uitkering aan Steunstichting vandaag de dag niet langer uitvoerbaar zou zijn. Ook is niet gebleken dat en waarom er een noodzaak is geweest voor het overgaan tot een andere werkwijze door Het Groene Weeshuis in 2014 op grond waarvan Het Groene Weeshuis geen uitkeringen meer hoeft te doen aan Steunstichting. De kantonrechter zal dit verweer dan ook verwerpen.
4.19.
Het Groene Weeshuis heeft tenslotte -subsidiair- nog gesteld dat Steunstichting redelijkerwijs geen aanspraak meer kan maken op uitkering omdat zij dit 25 jaar lang niet heeft gedaan. De kantonrechter vat dit op als een beroep op rechtsverwerking. Dit kan echter naar het oordeel van de kantonrechter niet slagen. Los van de vraag gedurende hoeveel jaar Steunstichting precies geen aanspraak op een uitkering zou hebben gemaakt, levert enkel tijdsverloop geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Van rechtsverwerking kan volgens vaste rechtspraak slechts sprake zijn indien de betrokkene zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betrokken recht. Daartoe zijn bijzondere omstandigheden vereist, als gevolg waarvan hetzij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat een aanspraak niet (meer) geldend zou worden gemaakt, hetzij de positie van een partij onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval die aanspraak alsnog geldend zou worden gemaakt. Los van het enkele verstrijken van de tijd en het ontbreken van vragen of gesprekken over de uitkering vanuit Steunstichting, heeft Het Groene Weeshuis geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan zij erop heeft mogen vertrouwen dat Steunstichting af zou zien van haar aanspraken. Ook dit verweer slaagt dus niet.
4.20.
Voor zover Het Groene Weeshuis met de zin “dat van een vordering met terugwerking tot 1995 geen sprake kan zijn” heeft bedoeld dat Steunstichting niet alsnog uitkeringen over de afgelopen 25 jaar kan vorderen, geldt dat Steunstichting reeds heeft erkend dat -vanuit het oogpunt van verjaring- de gestelde aanspraak op uitkeringen van Steunstichting is beperkt tot de laatste 5 jaar.
Samenvatting en conclusie verklaring voor recht
4.21.
Steunstichting heeft jegens Het Groene Weeshuis aanspraak op uitkeringen conform de Giftbrief. Aangezien van omstandigheden op grond waarvan de Giftbrief redelijkerwijs niet langer uitvoerbaar zou zijn niet is gebleken en niet voldaan is aan de vereisten voor rechtsverwerking, zal de kantonrechter de gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
Rekening en verantwoording
4.22.
Naast de gevorderde verklaring voor recht heeft Steunstichting verzocht om Het Groene Weeshuis te veroordelen om -kort gezegd- rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde (beleggings)beleid over het Fonds. Onder meer baseert zij zich hierbij op een aan te nemen derdenbeding in de overeenkomst tussen Van Swinderen en Het Groene Weeshuis ten gunste van Steunstichting. Zij stelt dat dit derdenbeding mede inhoudt dat Het Groene Weeshuis aan de begunstigden verantwoording aflegt over de behoorlijkheid van het beheer van het Fonds wanneer zij dit redelijkerwijs kunnen verlangen. Steunstichting heeft gesteld dat zij dit op dit moment redelijkerwijs mag verlangen vanwege -samengevat- de discussie tussen partijen. Bovendien is dit de enige mogelijkheid om te beoordelen wat de hoogte is van haar nog niet verjaarde aanspraken uit het Fonds.
4.23.
Tegen het afleggen van rekening en verantwoording over het gevoerde (beleggings)beleid van het Fonds aan Steunstichting is door Het Groene Hart geen ander verweer gevoerd dan dat zij van oordeel is dat Steunstichting hierop geen recht heeft omdat zij überhaupt niet (langer) voor uitkering in aanmerking komt.
4.24.
In het standaardarrest van de Hoge Raad [2] met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording is bepaald dat een verplichting tot rekening en verantwoording (onder andere) kan worden aangenomen indien daartoe tussen partijen een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de een jegens de ander verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden.
4.25.
In het bovenstaande is toegelicht dat de Giftbrief kwalificeert als overeenkomst van lastgeving en dat de kantonrechter van oordeel is dat uit de strekking van de Giftbrief valt af te leiden dat het de bedoeling van Van Swinderen is geweest om de Steunstichting middels een derdenbeding een zelfstandig, afdwingbaar recht op voldoening van het jaarlijks bedrag toe te kennen.
4.26.
De vervolgvraag is of Steunstichting jegens Het Groene Weeshuis uit hoofde van haar rechtsverhouding naast een zelfstandig recht op uitkering ook een zelfstandig recht op rekening en verantwoording over het gevoerde beheer over het Fonds heeft. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Dit licht zij als volgt toe.
4.27.
Voor de vraag of in de Giftbrief een zelfstandige aanspraak van Steunstichting op rekening en verantwoording over het gevoerde beleid moet worden gelezen, moet opnieuw worden gekeken naar de bedoeling van Van Swinderen, uitgelegd naar de huidige maatschappelijke context. De kantonrechter overweegt het volgende. In artikel 7:403 BW is een algemene verplichting opgenomen voor een opdrachtnemer om aan een opdrachtgever rekening en verantwoording af te leggen. Deze verplichting is ook van toepassing in de rechtsverhouding tussen lasthebber en lastgever. Aangezien Van Swinderen vandaag de dag op grond van deze bepaling geen rekening en verantwoording van Het Groene Weeshuis kan vragen van de door haar aanvaarde last, Steunstichting onbetwist heeft gesteld dat zij op geen andere wijze haar aanspraak op uitkering kan vaststellen dan door rekening en verantwoording van Het Groene Weeshuis en tussen partijen vast staat dat Van Swinderen de belangen van de begunstigden op het oog heeft gehad, moet in de Giftbrief redelijkerwijs ook worden gelezen dat Steunstichting een zelfstandig recht heeft om Het Groene Weeshuis om rekening en verantwoording te vragen over de hoogte van de aan haar toekomende uitkeringen.
4.28.
Steunstichting heeft toegelicht dat zij voor de vaststelling van het recht op uitkering over de jaren 2016 en verder belang heeft bij de door haar gevorderde informatie over de periode vanaf 1995. Het Groene Weeshuis heeft dit niet betwist. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen zoals verzocht.
Dwangsom
4.29.
De kantonrechter ziet aanleiding om aan de toe te wijzen rekening en verantwoording een dwangsom te verbinden. Conform het verzoek van Steunstichting zal deze niet eerder in gaan dan na 60 dagen na betekening van het onderhavige vonnis. Tegen deze termijn heeft Het Groene Weeshuis geen verweer gevoerd. Ook zal de dwangsom worden beperkt tot € 100,- per dag dat Het Groene Weeshuis in gebreke is en worden gemaximeerd op € 5.000,-.
Proceskosten
4.30.
Uit de stellingen van Het Groene Weeshuis maakt de kantonrechter tenslotte op dat zij van mening is dat Steunstichting haar rauwelijks heeft gedagvaard, waardoor zij op onredelijk hoge kosten is gejaagd. In gevallen waarin is gedagvaard zonder de wederpartij in de gelegenheid te stellen aan de vordering te voldoen, kan mogelijk een uitzondering op de verdeling van de proceskosten worden gemaakt. Echter, uit de brieven van Steunstichting van 8 maart en 20 juni 2022 blijkt dat zij Het Groene Weeshuis de gelegenheid heeft geboden aan de vordering te voldoen. Daarin wordt ook aangekondigd dat een juridische procedure zal worden gestart in het geval de informatie niet wordt verstrekt. Er is dus geen sprake van rauwelijks dagvaarden, zodat geen aanleiding bestaat om ten aanzien van de proceskosten van de hoofdregel af te wijken. Deze komt er op neer dat het Groene Weeshuis de partij is die ongelijk krijgt en daarom in de proceskosten zal worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Steunstichting als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
128,15
- griffierecht
128,00
- overige explootkosten
0,00
- kosten getuigen
0,00
- kosten deskundigen
0,00
- overige kosten
0,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264)
Totaal
784,15

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Steunstichting rechthebbende is onder de Giftbrief, conform de voorwaarden die daarin zijn neergelegd en dat Steunstichting derhalve jegens Het Groene Weeshuis aanspraak heeft op uitkeringen indien en voor zover de berekeningen uit de Giftbrief daartoe leiden,
5.2.
veroordeelt Het Groene Weeshuis om binnen 60 dagen na betekening van dit vonnis aan Steunstichting deugdelijk onderbouwd rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde (beleggings)beleid over het door haar uit de Giftbrief aangehouden Fondsvermogen over de periode vanaf 1 januari 1995 tot heden, waaronder in ieder geval begrepen de waardeontwikkeling en het verloop van inkomsten en uitgaven ten gunste c.q. ten laste, van het Fondsvermogen over genoemde periode,
5.3.
veroordeelt Het Groene Weeshuis om aan Steunstichting een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan het bepaalde onder 5.2. voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt Het Groene Weeshuis in de proceskosten, aan de zijde van Steunstichting tot dit vonnis vastgesteld op € 784,15,
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.2, 5.3 en 5.4 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door E.A.Th. van Wijk en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.

Voetnoten

1.HR 01-10-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO9496, m.nt. C.E. du Perron (Taxicentrale Middelburg/Gesink)
2.HR 9 mei 2014 ECLI:NL:HR:2014:1089