ECLI:NL:RBNNE:2023:2849

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
18-296133-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door verdachte die twee Syriërs naar AZC in Ter Apel vervoerde

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 2000, heeft in de periode van 28 tot en met 30 november 2020 twee uit Syrië afkomstige personen geholpen bij hun doorreis naar Nederland. De verdachte heeft hen van Duitsland naar Nederland vervoerd en naar het aanmeld-/asielzoekerscentrum in Ter Apel gebracht. Tijdens de zitting op 29 juni 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat de twee personen asiel wilden aanvragen, maar niet dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inreis en doorreis van de slachtoffers wederrechtelijk was en dat de verdachte wist of had behoren te weten dat hij hen niet mocht helpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van medeplegen, omdat de verdachte en zijn medeverdachte afzonderlijk van elkaar handelden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensensmokkel, maar sprak hem vrij van andere ten laste gelegde feiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft echter besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft de artikelen 9a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht toegepast en het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer op 13 juli 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.296133.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2020 tot en met 30 november 2020 te Ter Apel , gemeente Westerwolde, althans in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen in een personenauto van Duitsland naar Nederland te vervoeren en/of over de grens te brengen en/of vervolgens naar het aanmeld-/asielzoekerscentrum te Ter Apel te brengen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit dat hij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit en heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd.
Verdachte is niet betrokken geweest bij de inreis van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in Nederland. Hij heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en er is geen bewijs dat hij een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd voor een bewezenverklaring van medeplegen met betrekking tot dit onderdeel van de tenlastelegging.
Verder wist verdachte niet dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederechtelijk in Nederland verbleven en dat het strafbaar was om ze in Nederland te vervoeren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 30 november 2020 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met de auto naar het AZC in Ter Apel vervoerd. Zij wilden daar asiel aanvragen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte]
d.d. 30 november 2020, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/21000672, d.d. 16 april 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 28) Op 30 november 2020 zagen wij ter hoogte van het aanmeldcentrum een Ford Fiesta ons tegemoet rijden. Ik, eerste verbalisant, zag dat er meerdere personen in het voertuig zaten. Wij zagen dat bestuurder van voornoemd voertuig zijn voertuig langs de [adres] parkeerde.
De bestuurder overhandigde mij, eerste verbalisant, geldig Nederlands rijbewijs voorzien van een goedgelijkende foto en een geldige verblijfsvergunning van Nederland, op naam van: [verdachte] , [verdachte] geboren op [geboortedatum] 2000, te [geboorteplaats] .
De overige inzittenden konden geen geldig grensoverschrijdend document overhandigen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 november 2020, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 132) V: Vandaag bent u gecontroleerd terwijl u in een voertuig zat. Wat kunt u hierover vertellen?
A: Deze auto is van de vriend van mijn zwager. Hij heeft ons naar Ter Apel gebracht.
A: De bestuurder heet [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 december 2020, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
(p. 138) A: [verdachte] heeft tegen ons gezegd dat hij ons maandag naar Ter Apel zou brengen.
A: Zij (de rechtbank begrijpt: verdachte en [medeverdachte] ) wisten dat wij niet in het bezit waren van een verblijfsvergunning.
A: Alle Syrische vluchtelingen komen illegaal naar Nederland om asiel aan te vragen. Zij hebben ook in het verleden asiel hier aangevraagd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 november 2020, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
(p. 145) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Syrisch
V: Bent u in het bezit van een paspoort/ID-kaart of anders?
A: Nee.
(p. 147) V: Vandaag bent u gecontroleerd terwijl u in een voertuig zat. Wat kunt u hierover vertellen?
A: Wij waren samen met een vriend van ons, [verdachte] .
(p. 149) A: Ik kom hier om asiel aan te vragen.
V: Wat heeft u met de bestuurder ( [verdachte] ) besproken over het doel van de reis?
A: Ik heb hem letterlijk gevraagd om ons naar een asielopvang te brengen. Wij hebben gezegd dat wij geen documenten bij ons hadden, waar moeten wij naartoe.
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen en overige dossierstukken uit van de volgende gang van zaken.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn twee uit Syrië afkomstige personen, die naar Europa zijn gereisd om uiteindelijk in Nederland asiel te kunnen aanvragen. Het laatste deel van hun reis hebben zij afgelegd met hulp van verdachte en zijn broer, medeverdachte [naam 1] .
Medeverdachte heeft beide personen op 28 november 2020 uit Duitsland opgehaald en naar het adres van de ouders van verdachte en medeverdachte in [woonadres] gebracht. Daar hebben zij een paar dagen verbleven en vervolgens heeft verdachte hen op 30 november 2020 met de auto van [woonadres] naar het AZC in Ter Apel gebracht om daar asiel aan te vragen.
Vast staat dat de inreis in en doorreis door Nederland van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk was. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat beide personen asiel wilden aanvragen, maar dat hij niet wist dat hun verblijf daarmee in Nederland wederrechtelijk was en het niet was toegestaan om hen bij hun doorreis door Nederland behulpzaam te zijn.
De rechtbank stelt voorop dat een ieder wordt geacht de wet te kennen, ook verdachte. Weliswaar was verdachte ten tijde van het feit een jonge Syrische man die zijn weg in Nederlandse samenleving nog aan het uitzoeken was, maar dat ontsloeg hem niet van zijn verantwoordelijkheid om zich over de geldende regels op dit gebied in Nederland te laten informeren. Onbekendheid met de Nederlandse regelgeving staat een bewezenverklaring van mensensmokkel dan ook niet in de weg. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist of had behoren te weten dat de doorreis van beide personen door Nederland wederrechtelijk was.
Geen medeplegen
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde gedragingen uiteenvallen in twee gebeurtenissen waarbij verdachte en medeverdachte afzonderlijk van elkaar hebben gehandeld, zonder dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank acht verdachte daarbij slechts verantwoordelijk voor de doorreis van gesmokkelden door Nederland op 30 november 2020 en zal hem voor het overige vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 30 november 2020 te Nederland anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland door bovengenoemde personen in een personenauto naar het aanmeld-/asielzoekerscentrum te Ter Apel te brengen, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het volwassenenstrafrecht wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarbij onder meer gelet op de ouderdom van de zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing of een straf passend is en zo ja, welke, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, door twee uit Syrië afkomstige personen, die in de woning van zijn ouders in [woonadres] verbleven, te vervoeren naar het AZC in Ter Apel . Aldus heeft verdachte het beleid om illegaal verblijf in Nederland tegen te gaan gefrustreerd.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, nu het vonnis van heden meer dan twee jaar wordt gewezen na de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 30 november 2020, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank zal daar in het voordeel van verdachte rekening mee houden.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank verder gelet op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit en de omstandigheid dat hij niet uit eigen belang heeft gehandeld. Verder is verdachte in Nederland niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld en is hij na het feit niet meer met politie en justitie in aanraking geweest.
In het rapport van Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2023 wordt een positief beeld van verdachte geschetst. Verdachte toont een zelfreflectieve, sociale houding en functioneert sociaal-emotioneel op een adequate manier. Hij werkt en studeert en het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Een gevangenisstraf zal zijn schoolgang gaan doorkruisen en een straf in het algemeen kan grote consequenties hebben voor zijn verblijfsrecht in Nederland.
Alle bovenstaande omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat met het opleggen van enige straf thans in redelijkheid geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel meer wordt gediend. Daarom acht de rechtbank het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2023.
Mr. Bosker en mr. Maring zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.