Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is. Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van het Leger des Heils en het Pro Justitiarapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op twee kort op elkaar volgende dagen schuldig gemaakt aan in totaal vijf strafbare feiten. Op 21 september 2021 is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van een diefstal, waarbij in de nachtelijke uren uit een woning diverse goederen zijn weggenomen. Dit feit heeft bij aangeefster schade en overlast veroorzaakt. Dat verdachte hieraan een bijdrage heeft geleverd, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Op 24 september 2021 heeft verdachte in de vroege ochtend een voicemailbericht ingesproken op de telefoon van aangeefster [slachtoffer 1] , zijn ex-partner. Verdachte sprak daarin de woorden ‘Ik steek gelijk een mes in zijn lijf. Dikke gek.’ Nog geen twintig minuten later hoorden aangeefster en een toevallig in de woning van aangeefster aanwezige loodgieter, aangever [slachtoffer 2] , een auto met piepende banden de straat inrijden. Vervolgens werd er luid op de voordeur gebonkt, kort daarna gevolgd door het geluid van glasgerinkel. Aangevers zijn gevlucht naar een slaapkamer op de bovenverdieping van de woning. Aangever [slachtoffer 2] heeft een kast voor de slaapkamerdeur geschoven om te verhinderen dat verdachte de slaapkamer kon bereiken. Verdachte is de trap op gegaan en hield daarbij een mes in zijn hand. Eenmaal boven lukte het hem om de slaapkamerdeur voor een gedeelte te openen. Hij stak de hand die het mes vasthield en zijn arm door de opening heen en maakte zwaaiende bewegingen in de richting van de persoon die zich schuin achter de deur bevond en waarvan hij vermoedde dat dit de nieuwe partner van aangeefster was. Het bleek aangever [slachtoffer 2] te zijn. Op enig moment zag verdachte dat aangeefster hun gezamenlijke zoon van destijds één jaar oud op de arm droeg. Verdachte schrok hiervan en heeft vrijwel meteen de woning van aangeefster verlaten. Verdachte is vervolgens in zijn auto gestapt en heeft tijdens een achtervolging door de politie zowel binnen als buiten de bebouwde kom met zeer hoge snelheid gereden. Verdachte heeft daarbij meerdere verkeersacties uitgevoerd die gevaarlijke situaties hebben opgeleverd voor hemzelf en voor andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank stelt voorop dat het handelen van verdachte voor aangevers [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] zeer beangstigend is geweest. Hoe groot en diepgaand de angst van aangeefster
[slachtoffer 1] is geweest, blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen. De rechtbank acht het invoelbaar dat zij doodsbang is geweest, temeer nu zij op dat moment haar destijds éénjarige zoontje op haar arm droeg en verdachte ook al eerder gewelddadig jegens haar is geweest. Ook aangever [slachtoffer 2] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring beschreven hoe het handelen van verdachte zijn leven op de kop heeft gezet. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte zich niet goed lijkt te kunnen inleven in de gevolgen die zijn gedrag op aangevers heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting de indruk gegeven dit zelfs te vergoeilijken.
Het oprechte besef dat zijn handelen zeer kwalijk is geweest, lijkt bij verdachte te ontbreken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te hebben gehandeld uit boosheid omdat hij dacht dat aangeefster [slachtoffer 1] een nieuwe relatie had en zij niet reageerde op zijn berichten. Door het dagenlange gebruik van cocaïne was hij bovendien zeer paranoïde, de weg kwijt en door het dolle heen. Dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens en behoeftes en zich in het geheel niet heeft bekommerd om anderen, onder wie ook zijn eigen zoontje, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder -en meerdere malen- onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten, in het bijzonder geweld tegen (ex) partners. De omstandigheid dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel mee bij de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
Verdachte is onderzocht door GZ-psycholoog D. Breuker. Deze gedragsdeskundige heeft haar bevindingen over verdachte neergelegd in een Pro Justitita rapport d.d. 22 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken alsmede van een matige stoornis in cocaïne gebruik. Triggers die verband houden met het plegen van relationeel geweld zijn de angst voor een contactbreuk met zijn zoon, het niet kunnen verdragen van een eventuele andere man in het leven van zijn zoon, alsmede de confrontatie met eigen falen en onmacht als vaderfiguur. In periodes van extreem cocaïnegebruik heeft verdachte onvoldoende controle over zijn gedrag, emoties en cognities. Verdachte reageert dan vooral vanuit eerste behoeftes, impulsen en gevoelens. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten beïnvloed. Om deze reden adviseert de deskundige om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen en om hem een behandeling bij FPK Assen op te leggen als bijzondere voorwaarde in een (deels) voorwaardelijk strafkader.
Uit het reclasseringsadvies van 19 juni 2023 blijkt onder meer dat verdachte binnen het huidige schorsingstoezicht reeds is opgenomen geweest in de [instelling] , gevolgd door een intensieve behandeling bij de [instelling] . Verdachte heeft binnen deze behandelingen een positieve gedragsverandering doorgemaakt. Middels urinecontroles heeft verdachte aangetoond ruim een jaar abstinent te zijn van drugs en er hebben zich geen geweldsincidenten meer voorgedaan. In de huidige behandeling wordt intensieve systeem- en relatietherapie ingezet om disfunctionele relatiepatronen te doorbreken en het aangeleerde toe te passen in de praktijk. Verdachte is op dit moment goed in staat om problemen op te lossen, zoekt hulp waar nodig en brengt stabiliteit in zijn leven. Het risico op een terugval in drugsgebruik wordt ingeschat als laag. Het recidiverisico en het risico op letselschade wordt ingeschat als laag/gemiddeld. De risico's zullen verhogen bij grote levensgebeurtenissen, maar verdachte heeft een veiligheidsplan opgesteld om ook op die momenten grip te houden en niet terug te vallen in oud gedrag. Een justitieel kader wordt geïndiceerd geacht als ‘stok achter de deur’ om te zorgen dat verdachte de positieve lijn doorzet en een terugval in oud gedrag voorkomt. Bij het opleggen van een straf adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), drugsverbod, contactverbod en locatieverbod voor de gemeente Emmen, met uitzondering van [adres] .
De rechtbank zal aansluiten bij de conclusies van de psycholoog en de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 18/263548-21 in verminderde mate aan verdachte toerekenen. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging. De rechtbank zal ook rekening houden met de positieve wending die verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten aan zijn leven heeft gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al ruim een jaar geen drugs heeft gebruikt. Hij heeft een fulltime baan, zijn schulden zijn bijna geheel afgelost en het contact met zijn familie is herstellende. Ter terechtzitting is door de reclasseringswerker, de heer [naam 8] , bevestigd dat er op dit moment sprake is van een groot aantal beschermende factoren in het leven van verdachte. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze beschermende factoren en het ingeslagen behandeltraject doorkruisen, aldus de reclasseringswerker.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, niet worden volstaan met louter een taakstraf. Tegelijkertijd dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte en het belang van de maatschappij bij het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Alles afwegende, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest (te weten: 77 dagen) heeft doorgebracht, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar in combinatie met een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stevige stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat het locatieverbod de gehele gemeente Emmen zal omvatten.
Voor de bewezen verklaarde verkeers-overtreding zal de rechtbank eveneens de door de officier van justitie gevorderde straffen opleggen, te weten een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze niet of niet naar behoren is verricht en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en haar inwonende zoon [naam 9] , alsmede een verbod om zich in de (gehele) gemeente Emmen te begeven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de bewezenverklaarde feiten nog dagelijks grote invloed hebben op aangeefster [slachtoffer 1] en haar inwonende zoon [naam 9] . De rechtbank acht het van belang dat zij nu de rust krijgen om te werken aan hun herstel zonder de angst dat verdachte opnieuw contact met haar of [naam 9] zal opnemen of zich belastend jegens hen zal gedragen. Dit geldt temeer omdat verdachte ter terechtzitting heeft laten blijken aangeefster en hun gezamenlijke zoon niet de rust te willen gunnen waarnaar aangeefster verlangt en die zij en haar zoon op dit moment ook nodig hebben. Ook nu geeft verdachte voorrang aan zijn eigen gevoelens en behoeftes met betrekking tot hun gezamenlijke zoon en is hij niet bereid een pas op de plaats te maken als de belangen van een ander daarom vragen. Gelet hierop moet naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat verdachte wederom contact zal opnemen met aangeefster en/of [naam 9] en hij wederom jegens aangeefster een misdrijf zal plegen of zich belastend zal gedragen. Om dit te voorkomen, en voorts ter bescherming van de maatschappij, zal de rechtbank oplegging van een contactverbod en een locatieverbod op grond van artikel 38v Sr voor de duur van drie jaren bevelen, met één week hechtenis voor iedere overtreding van dit verbod. Hoewel de rechtbank beseft dat met deze maatregel een inbreuk wordt gemaakt op de belangen van verdachte, wegen naar het oordeel van de rechtbank de belangen van aangeefster en [naam 9] om gevrijwaard te zijn van inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer door gedragingen van verdachte, zwaarder dan de belangen van verdachte.
Deze maatregel zal de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat aangeefster en haar zoon
[naam 9] ook gedurende een eventuele hoger beroep-procedure beschermd zijn tegen verdachte.