ECLI:NL:RBNNE:2023:2885

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
18-263548-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van woning en bedreiging ex-partner met mes, met bijkomende strafbare feiten

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder ernstige bedreiging van zijn ex-partner. De verdachte heeft op 24 september 2021 een ruit van de woning van zijn ex-partner vernield om toegang te krijgen, terwijl zij en hun gezamenlijke zoontje zich daar bevonden. Tevens heeft hij in een voicemail dreigende woorden geuit, waarin hij aangaf een mes te zullen gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 200 dagen, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met zijn ex-partner en een locatieverbod voor de gemeente Emmen. De rechtbank heeft ook een taakstraf opgelegd en de verdachte moet zich houden aan reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot vrijspraak voor enkele andere tenlastegelegde feiten gevolgd, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/263548-21
Ter terechtzitting gevoegde parketnummers:18/195179-21; 18/027727-22
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/830229-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , BRP-adres: [adres] ,
volgens zijn verklaring ter terechtzitting verblijvende op het adres [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 18/263548-21 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of eendeur(klink), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Emmen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeftbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] in een voicemailbericht dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek gelijk een mes in zijn lijf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) de woning van die [slachtoffer 1] binnen te dringen en (van achter een deels gesloten deur) met een mes in zijn hand zwaaiende/slaande bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Emmen en/of [adres] , gemeente [adres] - [adres] en/of[adres] , gemeente [adres] - [adres] en/of [adres] , gemeente [adres] - [adres] en/of [adres] , gemeente [adres] - [adres] , althans in de provincie Drenthe, als bestuurder van een voertuig
(personenauto Volkswagen Golf), daarmee rijdende op de weg,
- [ [adres] (te Emmen) en/of de [adres] (te [adres] ) en/of de [adres] (te [adres] ) en/of de [adres] (te
[adres] ), heeft gereden met een hogere snelheid dan toegestaan en/of
  • De rotonde op de [adres] met de [adres] en de [adres] (te [adres] ) linksom heeft genomen en/of
  • Op de [adres] (te [adres] ) in/over de berm te rijden en/of
  • Op de [adres] (te [adres] ) bij een inhaalactie bijna op een tegenligger is/heeft gebotst en/of- Bij een inhaalactie over de vluchtheuvel heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Ten aanzien van parketnummer 18/195179-21 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 tot en met 22 juli 2021, in de gemeente Emmen, opzettelijk sleutels, een Ipad, bedrijfskleding en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van voornoemd bedrijf, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Ten aanzien van parketnummer 18/027727-22 is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2021, te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, boormachines (merken Bosch en Makita) en/of mobiele telefoon (merk Motorola) en/of twee tassen met inhoud (onder meer bankpassen, sleutels, paspoort, rijbewijzen, toegangspas) en/of navigatie (Tomtom) en/of een speaker (merk JBL),in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 20 september 2021, te of bij Hoogezand, (althans) in de gemeente
Midden-Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen boormachines
(merken Bosch en Makita) en/of mobiele telefoon (merk Motorola) en/of twee tassen met inhoud (onder meer bankpassen, sleutels, paspoort, rijbewijzen, toegangspas) en/of navigatie (Tomtom) en/of een speaker (merk JBL), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 september 2021, te of bij Hoogezand, (althans) in de gemeente Midden-Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte] in de auto van hem, verdachte (of zijn vader), naar Hoogezand te rijden en/of (vervolgens) op die [medeverdachte] en/of zijn mededader te wachten en/of/nadat de spullen zijn ingeladen Hoogezand te verlaten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder parketnummer 18/195179-21 en het onder parketnummer 18/027727-22 primair tenlastegelegde feit. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder parketnummer 18/027727-22 subsidiair en onder parketnummer 18/263548-21 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/195179-21
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend goederen van zijn toenmalige werkgever te hebben verduisterd. Verdachte heeft van meet af aan toegezegd de goederen te zullen terugbrengen. Dat dit niet aanstonds is gebeurd, komt door een terugval in drugsgebruik en opname in een kliniek. Geconfronteerd met de aangifte van verduistering is verdachte met de politie naar de woning van zijn vader gegaan en heeft hij de goederen direct aan de politie afgegeven.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu gelet op de ontkenning van verdachte en de inhoud van het strafdossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Ten aanzien van parketnummer 18/027727-22
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard ’s nachts met [medeverdachte] en twee anderen naar Hoogezand te zijn gereden in de auto van zijn vader. Hij heeft [medeverdachte] en een vriend van hem bij een woning in de [adres] afgezet omdat zij daar spullen wilden ophalen. Hij heeft de auto een stukje verderop in de straat geparkeerd en is daar blijven wachten tot [medeverdachte] en de vriend terugkwamen. Zij hadden toen ze terugkwamen koffers en een zaag bij zich. Deze hebben ze in de kofferbak van zijn auto gelegd, waarna zij gezamenlijk naar een woning in Groningen zijn gereden. Verdachte heeft ook toen de auto bestuurd. In Groningen hebben ze de goederen in een schuurtje gelegd. Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat de spullen van [medeverdachte] waren.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit op het standpunt gesteld dat verdachte geen wezenlijke bijdrage aan de woninginbraak heeft geleverd. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van parketnummer 18/263548-21

Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij aangeefster [slachtoffer 1] in de vroege ochtend van 24 september 2021 een voicemailbericht heeft gestuurd met de tekst ‘ik steek gelijk een mes in zijn lijf.’ Verdachte heeft verklaard dat hij door het dagenlange gebruik van cocaïne helemaal de weg kwijt en zeer paranoïde was. Hij was er van overtuigd dat aangeefster een nieuwe relatie had en omdat zij daarnaast niet op zijn berichten reageerde, was hij door het dolle heen. Na het versturen van het voicemailbericht is hij, samen met iemand anders, in zijn auto gestapt en naar de woning van aangeefster gereden. Bij de woning aangekomen, heeft verdachte in ieder geval het achterraam vernield. Dat hij ook de deurklink heeft vernield, kan verdachte zich niet meer herinneren, zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij, toen hij eenmaal in de woning was, naar de bovenverdieping is gelopen. Hij hield op dat moment een mes in zijn hand vast. Dit was een mes dat hij voor zijn werk gebruikt bij het op maat snijden van vloerplaten. Verdachte heeft de slaapkamerdeur waarachter aangeefster [slachtoffer 1] en, naar hij vermoedde, haar nieuwe vriend zich bevonden, gedeeltelijk geopend en is met zijn arm door de deuropening gegaan. Met het mes dat hij nog in zijn hand vasthield, heeft hij vervolgens zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van de persoon schuin achter de deur. Dit was een oude man en kon dus, zo meende verdachte, niet haar nieuwe relatie zijn. Naar later bleek, was deze man aangever (loodgieter) [slachtoffer 2] . Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij schrok toen hij door de deuropening zag dat aangeefster [slachtoffer 1] hun beider zoon op de arm droeg. Hij is toen meteen uit de woning vertrokken. Verdachte is vervolgens in zijn auto gestapt en weggereden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een huizenblok verderop de auto weer heeft gestopt. Toen verdachte in zijn achteruitkijkspiegel de politie zag, is hij van plaats gewisseld met zijn passagier, waarna deze met de auto verder is gaan rijden. Deze persoon heeft de auto dan ook bestuurd tijdens de daarop volgende achtervolging door de politie, aldus de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De naam van deze persoon kan verdachte zich niet actief herinneren.
De raadsman heeft met betrekking tot de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten geen bewijsverweer gevoerd. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 2] en aangeefster [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Verdachte erkent weliswaar een mes in zijn hand te hebben vastgehad en daarmee zwaaiende bewegingen te hebben gemaakt, maar uit het strafdossier blijkt niet dat hij het mes ook in de richting van aangever [slachtoffer 2] heeft gehouden. Voorts blijkt uit het strafdossier niet dat aangever [slachtoffer 2] de aanwezigheid van het mes als bedreigend heeft ervaren. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft geen mes gezien. De angst die zij ervaren heeft, is voortgekomen uit de grove wijze waarop verdachte de woning van aangeefster is binnengedrongen. Dit levert echter geen bedreiging van aangeefster [slachtoffer 1] op, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder parketnummer 18/195179-21 tenlastegelegde feit
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, nu uit het enkele niet aanstonds terugbrengen van de betreffende goederen niet kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de wederrechtelijke toe-eigening van die goederen heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak van het onder parketnummer 18/027727-22 primair tenlastegelegde feit
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat op grond van het strafdossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op
20 september 2021 als (mede)pleger betrokken is geweest bij een woninginbraak te Hoogezand. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/027727-22 subsidiair tenlastegelegde feit
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 20 september 2021 ben ik ‘s nachts met [medeverdachte] en twee anderen naar Hoogezand gereden. Ik reed in de auto van mijn vader. Ik ben gestopt aan de [adres] . [medeverdachte] en een vriend van hem zijn toen uitgestapt bij een woning om spullen op te halen. Ik heb de auto een stuk verderop aan de [adres] geparkeerd. Ik ben daar op [medeverdachte] en zijn vriend blijven wachten. Toen [medeverdachte] en zijn vriend terugkwamen hadden ze twee koffers en een zaag bij zich. Deze hebben ze in de kofferbak van mijn auto gelegd. Ik begreep wel dat het niet in de haak was. We zijn toen gezamenlijk in mijn auto naar een woning in Groningen gegaan. Ik heb gereden. In Groningen zijn we uitgestapt en hebben we de spullen in een schuurtje gelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2021,opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022016968 d.d. 24 januari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik woon aan de [adres] te Hoogezand. Op 20 september 2021 omstreeks 04:00 uur werd ik wakker, ik hoorde iets. Wij zagen dat er was ingebroken. Wij zagen dat er meerdere boormachines van het merk Makita en Black en Decker weg waren. Ik zag dat de telefoon van Motorola niet meer op de tafel lag. Wij zagen dat er twee tassen weg waren. In een tas zaten onder meer mijn paspoort, rijbewijs, mijn telefoon, sleutelbos en mijn bankpas. In de tas van mijn partner zaten onder andere zijn paspoort, sleutelbos, huissleutels, toegangspas van het werk, rijbewijs, zonnebril en een bankpas. Mijn partner zag dat ons navigatiesysteem van het merk TomTom weg was. Ook een JBL Flip 4 speaker was weg.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de nachtelijke uren van 20 september 2021 een woninginbraak aan de [adres] te Hoogezand heeft plaatsgevonden. Bij deze inbraak zijn diverse goederen weggenomen. Diezelfde nacht is verdachte met onder andere [medeverdachte] en een (onbekende) vriend van hem naar Hoogezand gereden. Verdachte heeft [medeverdachte] en diens vriend aan de [adres] laten uitstappen, heeft vervolgens de auto een stuk verderop in de [adres] geparkeerd en is daar blijven wachten op de terugkeer van [medeverdachte] en diens vriend. De goederen die zij toen bij zich hadden, zijn door hen in de kofferbak van de auto gelegd, waarna zij weer zijn ingestapt en verdachte terug naar Groningen is gereden. In Groningen aangekomen is verdachte met [medeverdachte] en diens vriend uitgestapt en heeft hij geholpen om de goederen in een schuurtje te leggen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen en met name gelet op het feit dat een en ander plaatsvond in de nachtelijke uren, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [medeverdachte] en diens vriend behulpzaam was bij diefstal van onder meer gereedschap.
Bewezenverklaring van de onder parketnummer 18/263548-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
De rechtbank acht de onder parketnummer 18/263548-21 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte feiten 1 en 2 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend – dit, terwijl zijn raadsman een bewijsverweer heeft gevoerd – , volstaat de rechtbank ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2021,opgenomen op pagina 259 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021280409 d.d. 17 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 september 2021,opgenomen op pagina 262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2021,opgenomen op pagina 239 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] .
Bewijsoverweging
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, vanwege het door verdachte verstuurde voicemailbericht aan aangeefster [slachtoffer 1] zijn explosieve handelen vrijwel direct daarna, bij beide aangevers in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden verliezen. Hierbij weegt de rechtbank mee dat beide aangevers zich in een kleine ruimte bevonden die zij niet zo maar konden verlaten omdat verdachte, met een mes in zijn hand, voor de deuropening stond; dat aangever [slachtoffer 2] daadwerkelijk heeft gezien dat (het uiteinde van) het mes in zijn richting werd bewogen; en dat verdachte, die door het dagenlange gebruik van cocaïne zeer paranoïde was, op dat moment door het dolle heen was. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte al eerder geweld jegens aangeefster [slachtoffer 1] had uitgeoefend zodat zij wist waartoe verdachte in staat kon zijn. De rechtbank acht daarmee de ten laste gelegde bedreiging van zowel aangever [slachtoffer 2] als aangeefster [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen, hetgeen verdachte ter terechtzitting overigens ook heeft bekend.
Bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/263548-21 onder 3 tenlastegelegde feit
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/263548-21 onder 3 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 oktober 2021, opgenomen op pagina 367 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021280409 d.d. 17 oktober 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hoe heb jij de woning verlaten?
A: Ik ben in mijn auto gestapt en ben weggereden.
V: Collega's verklaren dat je er met hoge snelheid vandoor ging, klopt dat?
A: Ja
V: Er is een achtervolging geweest waarbij de snelheid onverantwoord was.
A: Ging wel redelijk hard, ja.
V: Collega's hebben op een gegeven moment hun dienstvoertuig zo geplaatst zodat je wel moest stoppen. Jij koos ervoor om halsbrekende toeren uit te halen, wat kun je hierover verklaren? A: Ik ben omgekeerd op de weg en ik ben via een zijstraatje weer de weg opgegaan.
V: Waarom koos je ervoor om op de vlucht te slaan?
A: Het werd me net allemaal even te veel.
V: Van welk voertuig heb jij deze dag gebruik gemaakt? A: Een zwarte Volkswagen Golf GTE.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2024 opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 3] en [naam 4] :
Op 24 september 2021 zagen wij voor ons een zwarte Volkswagen Golf rijden. Wij zagen dat de bestuurder rechts af, de [adres] opreed. Wij zagen dat de bestuurder zijn snelheid fors vermeerderde. Volgens de ijktabel van ons dienstvoertuig zou de snelheid meer dan 172 km/u zijn, waar 80 km/u was toegestaan. Wij zagen dat de bestuurder rechts af, de [adres] te [adres] opreed. Wij zagen dat de snelheid op de [adres] meer dan 144 km/u bedroeg. Wij naderden de rotonde op de [adres] met de [adres] en de [adres] . Wij zagen dat de bestuurder deze rotonde links nam en de [adres] vervolgde, in de richting van [adres] . Wij zagen dat de bestuurder van de zwarte Volkswagen Golf over de [adres] , die overgaat in de [adres] te [adres] , harder dan 163 km/u reed, waar 80 km/u was toegestaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2024 opgenomen op pagina 256 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [naam 5] en [naam 6] :
Op 24 september 2021 zagen wij op de [adres] , richting [adres] een zwarte Volkswagen Golf met een noodgang op ons afkomen. Het voertuig hield op het laatste moment nog een ander voertuig in en moest wijken voor onze beide dienstvoertuigen. Wij hadden met onze dienstvoertuigen de gehele weg geblokkeerd. Echter reed de Volkswagen Golf rechts van ons de berm in. Het voertuig reed zich klem tussen het dienstvoertuig van collega [naam 7] en een boom. Wij zagen 1 manspersoon in het voertuig achter het stuur zitten. Wij verbalisanten zagen geen ander persoon in het voertuig zitten en hadden duidelijk zicht op en in het voertuig. In [adres] reden wij over de [adres] . Vlak voor een flauwe bocht zagen wij dat de Volkswagen Golf twee voertuigen inhield. Echter kwam er uit de flauwe bocht een voertuig in tegengestelde richting aanrijden. Hier ontstond bijna een aanrijding door de inhaalactie van de Golf. De voertuigen moesten een noodrem maken, wilde er geen aanrijding ontstaan. De Volkswagen Golf reed met hoge snelheid door richting het centrum van [adres] . Hier is het altijd druk met verkeer en toerisme. Bij een inhaalactie maakte de Volkswagen Golf gebruik van de vluchtheuvel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2024 opgenomen op pagina 258 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam 7] :
Ik zag 1 persoon als bestuurder in dat voertuig.
Bewijsoverweging
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De door verdachte ter terechtzitting gegeven alternatieve verklaring, namelijk dat hij zelf in zijn auto bij de woning van aangeefster [slachtoffer 1] is weggereden, dat hij de auto een huizenblok verder heeft gestopt, dat hij toen van plaats is gewisseld met een persoon van wie hij de naam niet wil noemen en dat die persoon tijdens de achtervolging door de politie de auto heeft bestuurd, acht de rechtbank gelet op de verklaringen van verbalisanten en de door verdachte bij de politie zelf afgelegde verklaring ongeloofwaardig.

Bewezenverklaring

In de zaak met parketnummer 18/027727-22 acht de rechtbank het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte] op 20 september 2021, te Hoogezand, tezamen en in vereniging met een ander, boormachines (merken Bosch en Makita) en een mobiele telefoon (merk Motorola) en twee tassen met inhoud (onder meer bankpassen, sleutels, paspoort, rijbewijzen, toegangspas) en navigatie (Tomtom) en een speaker (merk JBL), die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 20 september 2021, te Hoogezand, opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] in de auto van verdachte zijn vader naar Hoogezand te rijden en (vervolgens) op die [medeverdachte] en zijn mededader te wachten en nadat de spullen zijn ingeladen Hoogezand te verlaten.
In de zaak met parketnummer 18/263548-21 acht de rechtbank feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2021 te Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en een deurklink diegeheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft vernield;
hij op 24 september 2021 te Emmen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enigmisdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] in een voicemailbericht dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek gelijk een mes in zijn lijf" en (vervolgens) de woning van die [slachtoffer 1] binnen te dringen en (van achter een deels gesloten deur) met een mes in zijn hand zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
hij op 24 september 2021 te Emmen en [adres] en [adres] en [adres] en [adres] als bestuurder vaneen voertuig (personenauto Volkswagen Golf), daarmee rijdende op de weg,
  • [adres] (te Emmen) en de [adres] (te [adres] ) en de [adres] (te [adres] ) en de [adres] (te [adres] ),heeft gereden met een hogere snelheid dan toegestaan en
  • de rotonde op de [adres] met de [adres] en de [adres] (te [adres] ) linksom heeft genomen en
  • op de [adres] (te [adres] ) over de berm te rijden en
  • op de [adres] (te [adres] ) bij een inhaalactie bijna op een tegenligger is gebotst en
  • bij een inhaalactie over de vluchtheuvel heeft gereden, door welke gedragingen van verdachtegevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/027727-22
Subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal.
Parketnummer 18/263548-21
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 2: bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; Feit 3: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten onder parketnummer 18/027727-22 subsidiair en onder parketnummer 18/263548-21 onder 1 en 2 wordt veroordeeld tot:
-een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 123 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Het door de reclassering geadviseerde locatieverbod dient de gehele gemeente Emmen te omvatten, derhalve inclusief het dorp [adres] ;
- een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien de taakstrafniet of niet naar behoren is verricht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit onder parketnummer 18/263548-21 onder 3 (een overtreding) wordt veroordeeld tot:
  • een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de taakstrafniet of niet naar behoren is verricht;
  • een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met eenproeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie redelijk is. Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van het Leger des Heils en het Pro Justitiarapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op twee kort op elkaar volgende dagen schuldig gemaakt aan in totaal vijf strafbare feiten. Op 21 september 2021 is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van een diefstal, waarbij in de nachtelijke uren uit een woning diverse goederen zijn weggenomen. Dit feit heeft bij aangeefster schade en overlast veroorzaakt. Dat verdachte hieraan een bijdrage heeft geleverd, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Op 24 september 2021 heeft verdachte in de vroege ochtend een voicemailbericht ingesproken op de telefoon van aangeefster [slachtoffer 1] , zijn ex-partner. Verdachte sprak daarin de woorden ‘Ik steek gelijk een mes in zijn lijf. Dikke gek.’ Nog geen twintig minuten later hoorden aangeefster en een toevallig in de woning van aangeefster aanwezige loodgieter, aangever [slachtoffer 2] , een auto met piepende banden de straat inrijden. Vervolgens werd er luid op de voordeur gebonkt, kort daarna gevolgd door het geluid van glasgerinkel. Aangevers zijn gevlucht naar een slaapkamer op de bovenverdieping van de woning. Aangever [slachtoffer 2] heeft een kast voor de slaapkamerdeur geschoven om te verhinderen dat verdachte de slaapkamer kon bereiken. Verdachte is de trap op gegaan en hield daarbij een mes in zijn hand. Eenmaal boven lukte het hem om de slaapkamerdeur voor een gedeelte te openen. Hij stak de hand die het mes vasthield en zijn arm door de opening heen en maakte zwaaiende bewegingen in de richting van de persoon die zich schuin achter de deur bevond en waarvan hij vermoedde dat dit de nieuwe partner van aangeefster was. Het bleek aangever [slachtoffer 2] te zijn. Op enig moment zag verdachte dat aangeefster hun gezamenlijke zoon van destijds één jaar oud op de arm droeg. Verdachte schrok hiervan en heeft vrijwel meteen de woning van aangeefster verlaten. Verdachte is vervolgens in zijn auto gestapt en heeft tijdens een achtervolging door de politie zowel binnen als buiten de bebouwde kom met zeer hoge snelheid gereden. Verdachte heeft daarbij meerdere verkeersacties uitgevoerd die gevaarlijke situaties hebben opgeleverd voor hemzelf en voor andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank stelt voorop dat het handelen van verdachte voor aangevers [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] zeer beangstigend is geweest. Hoe groot en diepgaand de angst van aangeefster
[slachtoffer 1] is geweest, blijkt uit de slachtofferverklaring die zij ter terechtzitting heeft voorgedragen. De rechtbank acht het invoelbaar dat zij doodsbang is geweest, temeer nu zij op dat moment haar destijds éénjarige zoontje op haar arm droeg en verdachte ook al eerder gewelddadig jegens haar is geweest. Ook aangever [slachtoffer 2] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring beschreven hoe het handelen van verdachte zijn leven op de kop heeft gezet. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte zich niet goed lijkt te kunnen inleven in de gevolgen die zijn gedrag op aangevers heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting de indruk gegeven dit zelfs te vergoeilijken.
Het oprechte besef dat zijn handelen zeer kwalijk is geweest, lijkt bij verdachte te ontbreken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard te hebben gehandeld uit boosheid omdat hij dacht dat aangeefster [slachtoffer 1] een nieuwe relatie had en zij niet reageerde op zijn berichten. Door het dagenlange gebruik van cocaïne was hij bovendien zeer paranoïde, de weg kwijt en door het dolle heen. Dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens en behoeftes en zich in het geheel niet heeft bekommerd om anderen, onder wie ook zijn eigen zoontje, neemt de rechtbank hem kwalijk.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder -en meerdere malen- onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten, in het bijzonder geweld tegen (ex) partners. De omstandigheid dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken, weegt in zijn nadeel mee bij de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
Verdachte is onderzocht door GZ-psycholoog D. Breuker. Deze gedragsdeskundige heeft haar bevindingen over verdachte neergelegd in een Pro Justitita rapport d.d. 22 april 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van dit rapport. Hieruit blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken alsmede van een matige stoornis in cocaïne gebruik. Triggers die verband houden met het plegen van relationeel geweld zijn de angst voor een contactbreuk met zijn zoon, het niet kunnen verdragen van een eventuele andere man in het leven van zijn zoon, alsmede de confrontatie met eigen falen en onmacht als vaderfiguur. In periodes van extreem cocaïnegebruik heeft verdachte onvoldoende controle over zijn gedrag, emoties en cognities. Verdachte reageert dan vooral vanuit eerste behoeftes, impulsen en gevoelens. Deze stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten beïnvloed. Om deze reden adviseert de deskundige om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen en om hem een behandeling bij FPK Assen op te leggen als bijzondere voorwaarde in een (deels) voorwaardelijk strafkader.
Uit het reclasseringsadvies van 19 juni 2023 blijkt onder meer dat verdachte binnen het huidige schorsingstoezicht reeds is opgenomen geweest in de [instelling] , gevolgd door een intensieve behandeling bij de [instelling] . Verdachte heeft binnen deze behandelingen een positieve gedragsverandering doorgemaakt. Middels urinecontroles heeft verdachte aangetoond ruim een jaar abstinent te zijn van drugs en er hebben zich geen geweldsincidenten meer voorgedaan. In de huidige behandeling wordt intensieve systeem- en relatietherapie ingezet om disfunctionele relatiepatronen te doorbreken en het aangeleerde toe te passen in de praktijk. Verdachte is op dit moment goed in staat om problemen op te lossen, zoekt hulp waar nodig en brengt stabiliteit in zijn leven. Het risico op een terugval in drugsgebruik wordt ingeschat als laag. Het recidiverisico en het risico op letselschade wordt ingeschat als laag/gemiddeld. De risico's zullen verhogen bij grote levensgebeurtenissen, maar verdachte heeft een veiligheidsplan opgesteld om ook op die momenten grip te houden en niet terug te vallen in oud gedrag. Een justitieel kader wordt geïndiceerd geacht als ‘stok achter de deur’ om te zorgen dat verdachte de positieve lijn doorzet en een terugval in oud gedrag voorkomt. Bij het opleggen van een straf adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), drugsverbod, contactverbod en locatieverbod voor de gemeente Emmen, met uitzondering van [adres] .
De rechtbank zal aansluiten bij de conclusies van de psycholoog en de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 18/263548-21 in verminderde mate aan verdachte toerekenen. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging. De rechtbank zal ook rekening houden met de positieve wending die verdachte sinds de bewezenverklaarde feiten aan zijn leven heeft gegeven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al ruim een jaar geen drugs heeft gebruikt. Hij heeft een fulltime baan, zijn schulden zijn bijna geheel afgelost en het contact met zijn familie is herstellende. Ter terechtzitting is door de reclasseringswerker, de heer [naam 8] , bevestigd dat er op dit moment sprake is van een groot aantal beschermende factoren in het leven van verdachte. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze beschermende factoren en het ingeslagen behandeltraject doorkruisen, aldus de reclasseringswerker.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde misdrijven, niet worden volstaan met louter een taakstraf. Tegelijkertijd dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte en het belang van de maatschappij bij het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Alles afwegende, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest (te weten: 77 dagen) heeft doorgebracht, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar in combinatie met een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stevige stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat het locatieverbod de gehele gemeente Emmen zal omvatten.
Voor de bewezen verklaarde verkeers-overtreding zal de rechtbank eveneens de door de officier van justitie gevorderde straffen opleggen, te weten een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze niet of niet naar behoren is verricht en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer 1] en haar inwonende zoon [naam 9] , alsmede een verbod om zich in de (gehele) gemeente Emmen te begeven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de bewezenverklaarde feiten nog dagelijks grote invloed hebben op aangeefster [slachtoffer 1] en haar inwonende zoon [naam 9] . De rechtbank acht het van belang dat zij nu de rust krijgen om te werken aan hun herstel zonder de angst dat verdachte opnieuw contact met haar of [naam 9] zal opnemen of zich belastend jegens hen zal gedragen. Dit geldt temeer omdat verdachte ter terechtzitting heeft laten blijken aangeefster en hun gezamenlijke zoon niet de rust te willen gunnen waarnaar aangeefster verlangt en die zij en haar zoon op dit moment ook nodig hebben. Ook nu geeft verdachte voorrang aan zijn eigen gevoelens en behoeftes met betrekking tot hun gezamenlijke zoon en is hij niet bereid een pas op de plaats te maken als de belangen van een ander daarom vragen. Gelet hierop moet naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat verdachte wederom contact zal opnemen met aangeefster en/of [naam 9] en hij wederom jegens aangeefster een misdrijf zal plegen of zich belastend zal gedragen. Om dit te voorkomen, en voorts ter bescherming van de maatschappij, zal de rechtbank oplegging van een contactverbod en een locatieverbod op grond van artikel 38v Sr voor de duur van drie jaren bevelen, met één week hechtenis voor iedere overtreding van dit verbod. Hoewel de rechtbank beseft dat met deze maatregel een inbreuk wordt gemaakt op de belangen van verdachte, wegen naar het oordeel van de rechtbank de belangen van aangeefster en [naam 9] om gevrijwaard te zijn van inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer door gedragingen van verdachte, zwaarder dan de belangen van verdachte.
Deze maatregel zal de rechtbank dadelijk uitvoerbaar verklaren, zodat aangeefster en haar zoon
[naam 9] ook gedurende een eventuele hoger beroep-procedure beschermd zijn tegen verdachte.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [bedrijf] ( [benadeelde partij] ), tot een bedrag van € 7.605,90 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [slachtoffer 1] heeft zich door tussenkomst van haar gemachtigde, mr. N. Amine, advocaat te Leiden,in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 765,23 ter vergoeding van materiële schade en € 4.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • [slachtoffer 2] heeft zich door tussenkomst van zijn gemachtigde, mr. F. van Gils-Smook, in het gedinggevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 555,11 ter vergoeding van materiële schade, € 1.250,- ter vergoeding van immateriële schade en € 19,88 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van benadeelde partij [bedrijf] , nu het feit waarop de vordering is gebaseerd niet kan worden bewezenverklaard. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen worden toegewezen met wettelijke rente, nu de gevorderde schades voldoende zijn komen vast te staan. Daarnaast wordt telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [bedrijf] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu van verduistering geen sprake is geweest. Voorts is over de gestelde schade reeds een civiele zaak aanhangig gemaakt door de voormalig werkgever van verdachte. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de gestelde materiële schade voor toewijzing vatbaar is. De immateriële schadevergoeding dient evenwel te worden verlaagd nu de aangehaalde jurisprudentie niet overeenkomt met het tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [bedrijf]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan (parketnummer 18/195179-21) niet bewezen. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/263548-21 onder feit 2 bewezenverklaarde. De hoogte hiervan is door de verdediging niet betwist. Voorts is, gezien het strafdossier en gelet op de onderbouwing van de vordering en de nadere toelichting hierop ter terechtzitting, voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/263548-21 onder feit 2 bewezenverklaarde. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/263548-21 onder feit 2 bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/830229-18

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd van het resterende gedeelte van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland van 2 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen. Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juni 2019 is van die straf reeds een gedeelte van 120 dagen tenuitvoergelegd, zodat de vordering thans ziet op de tenuitvoerlegging van de resterende 60 dagen.
Standpunt van de verdediging
Gezien de positieve ontwikkeling die verdachte sinds de ten laste gelegde feiten heeft doorgemaakt, acht de raadsman de tenuitvoerlegging van 60 dagen gevangenisstraf onwenselijk.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu de tenuitvoerlegging niet opportuun is. Gelet op de ingezette positieve gedragsverandering van verdachte zal tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf enkel negatieve consequenties hebben.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 48, 49, 57, 62, 285, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer18/195179-21 en onder parketnummer 18/027727-22 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/027727-22 subsidiair en het onder parketnummer 18/26354821 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor de feiten onder
parketnummer 18/027727-22 subsidiair en onder parketnummer 18/263548-21 onder 1 en 2tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 123 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering van Leger des Heils, zo vaak enzolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, tebepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling
voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controlegebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt of en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met hetslachtoffer, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1988, en haar inwonende zoon [naam 9] . Voor zover contact met mevrouw [slachtoffer 1] en [naam 9] in het kader van eventueel toekomstige omgang tussen verdachte en die [naam 9] wenselijk is, mag dat contact slechts plaatsvinden via een advocaat of via de jeugdbescherming (of een soortgelijke of hieraan gelieerde instelling);
5. dat de veroordeelde zich niet in de gemeente Emmen bevindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
-
een taakstraf voor de duur van 160 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid,inhoudende dat veroordeelde voor de duur van 3 jaren:
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met hetslachtoffer, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1988, en haar inwonende zoon [naam 9] . Voor zover contact met mevrouw [slachtoffer 1] en [naam 9] in het kader van eventueel toekomstige omgang tussen verdachte en die [naam 9] wenselijk is, mag dat contact slechts plaatsvinden via een advocaat of via de jeugdbescherming (of een soortgelijke of hieraan gelieerde instelling);
zich niet zal bevinden in de gemeente Emmen.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van in totaal zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Veroordeelt verdachte voor het feit onder
parketnummer 18/263548-21 onder 3tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Veroordeelt verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepenvoor de tijd van 6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Ten aanzien van parketnummer 18/195179-21:
Verklaart de vordering van [bedrijf] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [bedrijf] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van parketnummer 18/263548-21 onder feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van € 4.765,23 (zegge: vierduizendzevenhonderdenvijfenzestig euro en drieëntwintigeurocent). Dit bedrag bestaat uit € 765,23 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade; - de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.765,23 (zegge: vierduizendzevenhonderdenvijfenzestig euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 765,23 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 95 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van € 1.805,12,- (zegge: achttienhonderdvijf euro en twaalf eurocent). Dit bedragbestaat uit € 555,11 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade;
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraakalsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.805,12,- (zegge: achttienhonderdvijf euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 555,11 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 36 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.830229-18:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van (het resterende deel van) de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland van 2 januari 2019.
Dit vonnis is gewezen door M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. R. Depping en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2023.
Mr. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.