Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 3.268,13. De toekomstige kosten betreft schade die nog niet is geleden en daarom onduidelijk is. Deze dienen niet ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 30.000,00 gelet op de het strafbare feit en het ontstane letsel.
De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 33.268,13, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de reeds geleden materiële schade en een bedrag van € 30.000,- aan immateriële schade. De vordering dient voor wat betreft de toekomstige schade niet ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
materiële schade
De kosten van de daggeldvergoeding, reiskosten MCL, contributie voetbalvereniging 2 jaar, kosten VAV 1e ziektejaar en kosten geschiktheidsverklaring CBR zijn niet betwist. Deze gevorderde bedragen zullen dan ook tot een bedrag van € 2.543,93 worden toegewezen.
Ten aanzien van de reiskosten van de ouders van de benadeelde partij overweegt de rechtbank dat deze kosten geen schade voor de benadeelde partij zelf zijn. De rechtbank zal deze posten daarom afwijzen.
toekomstige materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de benadeelde partij daadwerkelijk deze kosten zal gaan maken. De vordering zal daarom voor wat de toekomstige materiële schade, ingeschat tot een bedrag van € 267.000,00, niet-ontvankelijk worden verklaard.
immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 75.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade in relatie tot het gepleegde geweld en de grote gevolgen voor de benadeelde partij redelijk en billijk is. De vordering zal voor wat het overig gevorderde betreft niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 32.543,93, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is niet gebleken dat de benadeelde partij schade heeft geleden door handelingen verricht door anderen dan verdachte waardoor er naar het oordeel van de rechtbank naar civielrechtelijke maatstaven geen sprake is van hoofdelijke (groeps)aansprakelijkheid.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.