ECLI:NL:RBNNE:2023:2886

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
18-223078-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met zware lichamelijke letsel in Dokkum

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 september 2022 in Dokkum, waar de verdachte het slachtoffer meermalen heeft geslagen en met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geweld dat door de verdachte is gepleegd, heeft geleid tot ernstig letsel bij het slachtoffer, waaronder schedelbreuken en hersenbloedingen, wat levensbedreigend was met een kans van 21% op overlijden.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en forensische rapporten als bewijs gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde en vroeg om een lagere straf, rekening houdend met de blanco strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, maar sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en werd er een schadevergoeding van € 32.543,93 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/223078-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te Dokkum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] meermalen heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht
en/of met zijn rechtervoet met kracht heeft geschopt in het gezicht, althans op het hoofd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te Dokkum openlijk, te weten aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] te duwen en/of te slaan en/of stompen in het gezicht en/of met zijn rechtervoet met kracht te schoppen in het gezicht, althans op het hoofd, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten breuken/fracturen in het achterhoofd, slaapbeen, rotsbeen en/of wiggebeen, hersenkneuzingen, een diffuus gezwollen brein en/of lucht en vocht in de schedelholtes voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 september 2022 te Dokkum aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken/fracturen in het achterhoofd, slaapbeen, rotsbeen en/of wiggebeen, hersenkneuzingen, een diffuus gezwollen brein en/of lucht en vocht in de schedelholtes, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of stompen in het gezicht en/of met zijn rechtervoet met kracht te schoppen in het gezicht, althans op het hoofd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair tenlastegelegde op grond van de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , het NFI-rapport en het forensisch geneeskundig letselverslag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent het slachtoffer te hebben geschopt. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] spreken over een jongen met witte schoenen. Naast verdachte droeg ook zijn vriend [naam] witte schoenen. Mogelijk hebben de getuigen zich vergist in de persoon en heeft niet verdachte maar [naam] het slachtoffer geschopt. De raadsman heeft verder aangevoerd dat op de schoen van verdachte in een mengprofiel het DNA van het slachtoffer is aangetroffen. Dit kan ook op een andere wijze op de schoen terecht zijn gekomen tijdens het eerdere incident die avond.
Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte het slachtoffer heeft geschopt, heeft de raadsman aangevoerd dat uit de voorhanden zijnde stukken niet kan worden opgemaakt hoe hard er is geschopt. Hetgeen de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verklaren is ontoereikend om tot een poging doodslag te komen.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 30 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik wasop 3 september 2022 in Dokkum. Ik was bij de ruzie aanwezig onder meer met [naam] en het slachtoffer [slachtoffer] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 september2022, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022232080 d.d. 20 november 2022, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik kwam afgelopen nacht vanaf [adres] in Dokkum. Een kleine jongen met blond haar werd geslagen.
V: Door wie werd hij geslagen?
A: Door het latere slachtoffer.
A: Die jongen die werd geslagen heeft gelijk teruggeslagen. Toen viel die jongen die werd geslagen. Vervolgens heeft die jongen die geslagen heeft, gelijk ook een schop tegen de kop gegeven.
V: Die andere jongen, die de klap kreeg, sloeg terug. Hoe ging dat?
A: Hij sloeg met zijn rechtervuist tegen het slachtoffer zijn kaak. Ik zag dat hij op de grond viel met zijn hoofd op de grond. Toen lag dat slachtoffer op de grond. Die jongen die hem neergeslagen heeft ging gelijk naar hem toe en gaf hem een trap tegen zijn hoofd aan. Met zijn rechtervoet tegen het hoofd aan. Het was niet echt kei kei kei hard maar er zat wel kracht achter. Het was een flinke schop. Ik zag zijn hoofd naar links bewegen toen hij die trap kreeg maar daarna lag hij stil. Ik zag op straat die jongen lopen die geslagen en geschopt had. Direct daarna kwam een politieman en vrouw in mijn richting lopen. Ik heb ze aangesproken en de persoon aangewezen waarvan ik honderd procent zeker was dat hij geslagen en geschopt had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 september2022, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Wij kwamen van de [adres] af. We kwamen langs die steeg. Ik zag dat er iemand op de grond lag. Ik zag dat die jongen een trap kreeg. Het slachtoffer lag op de grond. Ik zag dat die jongen naast het slachtoffer stond en dat hij toen schopte tegen de jongen die op de grond lag. Ik zag dat hij schopte ter hoogte van de schouder en het hoofd van het slachtoffer. Ik kon heel goed zien dat hij goed hard schopte.
V: Kun je de persoon omschrijven die de mishandeling heeft gepleegd?
A: Blond haar. Blank. Donkere kleding. Witte schoenen. Witte gympen.
Later op de [adres] zagen wij hem staan. Wij hebben meerdere keren de verdachte aangewezen en daarbij aangegeven dat wij dit zeker wisten.
4. Een Forensisch geneeskundig letselverslag op 29 januari 2023, opgemaakt en ondertekend doormw. drs. A.J. Schrooyen forensisch arts GGD Fryslan, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Betrokkene
[slachtoffer] , [slachtoffer] . Geb. [geboortedatum] -1992
Bevindingen
Op de CT -hersenen is een breuk van de schedel rechts zichtbaar. De breuk loopt van het slaapbeen door tot in het mastoïd. Rond de hersenen rechts zit een schil van lucht a.g.v. een fractuur rechts in het achterhoofd en het slaapbeen (in het squameuze deel: het schedelbot boven het oor)). Het squameuze deel is licht ingedrukt en verplaatst. De breuk loopt door in het rotsbeen en in de buitenste wand van het wiggenbeen. De normaal lucht houdende holtes in het middenoor en het mastoïd zijn gesluierd. In de voorzijde van de hersenen links en rechts, bevinden zich bloederige kneuzing haarden met beginnende zwelling. De hersenen zijn diffuus gezwollen. In meerdere hersenkamers staat bloed. Er komt bloed uit het rechter oor.
Het slaapbeen toont een impressiefractuur: dit betekent dat het schedelbot over enige afstand is ingedeukt. Dit ontstaat bij plaatselijk inwerkend scherp geweld
Op het hoofd zijn 2 plaatsen met letsel: het achterhoofd en de rechter zijkant.
omschrijving van het letsel
Een bloeduitstorting onder het linker oog. Fracturen van het achterhoofd, het slaapbeen, het rotsbeen en het wiggebeen. Hersenbloedingen. Zwelling van de hersenen.
ernst van het letsel (wat was de kans op ernstige hersenschade of overlijden)Levensbedreigend letsel met een kans van 21% op overlijden. Het betreft zwaar lichamelijk letsel waarvoor medische controles noodzakelijk zijn (het observeren van de vitale functies en het bewustzijn).
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2022.09.23.041 d.d. 30 september 2022 opgemaakt door dr. J. Warnaar, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

Van het referentiemateriaal van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer] (zie Tabel 1) zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. AAQC5753NL#01 (neus rechterschoen)
Van het DNA in bemonstering AAQC5753NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vijf personen. Van enkele van deze personen is relatief meer DNA in deze bemonstering aanwezig. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat één van die personen slachtoffer [slachtoffer] kan zijn.
Dit DNA-mengprofiel is onvoldoende informatief om te beoordelen of deze bemonstering DNA van verdachte [verdachte] bevat.
AA005753NL#02 (wreef rechterschoen)
Van het DNA in bemonstering AAQC5753NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal vijf personen. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek is vastgesteld dat deze bemonstering DNA bevat dat afkomstig kan zijn van zowel verdachte [verdachte] als slachtoffer [slachtoffer] en minimaal drie onbekende personen.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAQC5753NL#01 (neus rechterschoen)
Voor deze berekening is aangenomen dat de personen van wie een relatief grote hoeveelheid DNA in deze bemonstering aanwezig is niet onderling verwant zijn. De berekening van de bewijskracht is uitgevoerd met MixCal 7 3. DNA-mengprofiel AAQC5753NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer slachtoffer [slachtoffer] één van de personen is van wie een relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering aanwezig is, dan wanneer slachtoffer
[slachtoffer] niet één van deze personen is en de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering dus afkomstig is van willekeurige onbekende personen.
AAQC5753NL#02 (wreef rechterschoen)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vijf niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] . De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX 4.
DNA-mengprofiel AAQC5753NL#02 is ongeveer 300 duizend keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] , verdachte
[verdachte] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en vier willekeurige onbekende personen.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat het slachtoffer op 3 september 2022 in Dokkum is geslagen, hierdoor ten val is gekomen en vervolgens eenmaal met kracht tegen het hoofd is geschopt. Verdachte heeft ontkend het slachtoffer tegen het hoofd te hebben geschopt. Het slachtoffer heeft over het geweldsincident niets kunnen verklaren, omdat hij zich hier niets van kan herinneren. Daarentegen verklaren de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] wel over de handelingen die door verdachte zijn gepleegd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen en tegen het hoofd heeft geschopt. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte het slachtoffer heeft geschopt terwijl deze op de grond lag. Beide getuigen hebben vrijwel meteen na het incident aan verbalisanten verdachte aangewezen als degene die het slachtoffer heeft geschopt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaringen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte onder meer een schop tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven. Dit wordt ook bevestigd doordat sporen van het DNA van het slachtoffer op de neus en de wreef van de schoen van verdachte zijn aangetroffen.
poging tot doodslag
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het voorliggende strafdossier niet vast te stellen dat de verdachte vol opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte om het slachtoffer van het leven te beroven en overweegt daartoe het volgende.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood is vereist dat er een aanmerkelijke kans bestond dat slachtoffer door de gedragingen van verdachte zou overlijden en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
Zoals ook hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het geweld tegen het slachtoffer onder meer bestond uit het met kracht geven van een schop tegen het hoofd. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Uit het zeer forse letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, onder meer een schedelbreuk en hersenbloedingen, blijkt dat er met kracht tegen het hoofd geweld is gebruikt.
De rechtbank concludeert daaruit dat de kans op de dood van het slachtoffer ten gevolge van het door verdachte uitgeoefende geweld aanmerkelijk is geweest. Het uitgeoefende geweld was qua kracht zo groot dat dit onder meer voornoemd letsel veroorzaakte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 3 september 2022 te Dokkum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen in het gezicht en met zijn rechtervoet met kracht heeft geschopt tegen het hoofd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair. poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke deel dienen te worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging in sterke mate rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is nooit eerder met politie en/of justitie in aanraking geweest. Hij heeft een gezin en een baan.
De raadsman heeft verzocht maximaal een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een werkstraf van 240 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van geweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 3 september 2022, waarbij hij het slachtoffer op straat met kracht tegen het hoofd heeft geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit soort geweld in een uitgaansgebied heeft een enorme impact op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt hierdoor steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft al veel dodelijke slachtoffers veroorzaakt. Blijkens het Forensische Geneeskundig Letselverslag bestond hier ook de reële kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden aan de gevolgen van het letsel.
Persoon van verdachte
Uit de rapportages van Reclassering Nederland volgt dat verdachte een normaal leven leidt met een gezin en een baan zonder noemenswaardige problemen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het feit niet worden volstaan met een andere modaliteit dan een langdurige gevangenisstraf. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk geëist met een proeftijd van twee jaar met een aantal bijzondere voorwaarden. Gelet op de ernst van het feit en de houding van verdachte, hij neemt immers geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen, is deze strafeis op zichzelf niet onredelijk. Echter tegenover hetgeen verdachte verweten wordt staat ook het feit dat hij een volledig blanco strafblad heeft en tot de dag van het onderhavige gebeuren zijn leven op orde had. Hij had betaald werk en leidde samen met zijn echtgenote en hun kinderen een rustig bestaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel over de strafmaat tevens dat er geen sprake is geweest van een buitensporige grote hoeveelheid geweld. Verdachte heeft eenmaal met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt wat bijzonder ernstig letsel met langdurige gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad. Thans is onzeker wat mogelijke restgevolgen zullen zijn. Alles afwegend komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank acht een langere proeftijd dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats gelet op de ernst van het feit.
De rechtbank ziet geen aanleiding bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf te verbinden. Zoals reeds genoemd heeft verdachte zijn leven op orde en hij weet de hulp te vinden indien hij deze nodig heeft. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden geen meerwaarde zullen hebben.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 270.268,13 ter vergoeding van materiële schade en € 75.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het bedrag aan materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 1.225,00 daggeldvergoeding 2-9 t/m 26-10-'22
  • € 382,20 reiskosten vader tijdens opname MCL/Beetsterzwaag
  • € 342,00 reiskosten moeder tijdens opname MCL/Beetsterzwaag
  • € 104,40 reiskosten MCL
  • € 188,00 contributie voetbalvereniging 2 jaar
  • € 985,03 VAV 1e ziektejaar
  • € 41,50 geschiktheidsverklaring CBR toekomstige stelposten
  • € 3.500,- zorgverzekering
  • € 2.000,- optometrist / prismabril
  • € 7.500,- cognitief revalidatietraject of behandelkosten, niet gedekt door verzekering
  • € 3.000,- VAV 2e ziektejaar
  • € 250.000,- VAV na 2e ziektejaar- € 1.000,- reiskosten
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 3.268,13. De toekomstige kosten betreft schade die nog niet is geleden en daarom onduidelijk is. Deze dienen niet ontvankelijk te worden verklaard.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 30.000,00 gelet op de het strafbare feit en het ontstane letsel.
De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 33.268,13, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de reeds geleden materiële schade en een bedrag van € 30.000,- aan immateriële schade. De vordering dient voor wat betreft de toekomstige schade niet ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
materiële schade
De kosten van de daggeldvergoeding, reiskosten MCL, contributie voetbalvereniging 2 jaar, kosten VAV 1e ziektejaar en kosten geschiktheidsverklaring CBR zijn niet betwist. Deze gevorderde bedragen zullen dan ook tot een bedrag van € 2.543,93 worden toegewezen.
Ten aanzien van de reiskosten van de ouders van de benadeelde partij overweegt de rechtbank dat deze kosten geen schade voor de benadeelde partij zelf zijn. De rechtbank zal deze posten daarom afwijzen.
toekomstige materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat de benadeelde partij daadwerkelijk deze kosten zal gaan maken. De vordering zal daarom voor wat de toekomstige materiële schade, ingeschat tot een bedrag van € 267.000,00, niet-ontvankelijk worden verklaard.
immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 75.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 30.000,00 aan immateriële schade in relatie tot het gepleegde geweld en de grote gevolgen voor de benadeelde partij redelijk en billijk is. De vordering zal voor wat het overig gevorderde betreft niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 32.543,93, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is niet gebleken dat de benadeelde partij schade heeft geleden door handelingen verricht door anderen dan verdachte waardoor er naar het oordeel van de rechtbank naar civielrechtelijke maatstaven geen sprake is van hoofdelijke (groeps)aansprakelijkheid.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 32.543,93 (zegge: tweeëndertigduizend vijfhonderddrieënveertig euro endrieënnegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering voor wat betreft de materiële schade posten reiskosten ouders af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 32.543,93 (zegge: tweeëndertigduizend vijfhonderddrieënveertig euro en drieënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 2.543,93 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 197 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. S.T. Kooistra , rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2023.