ECLI:NL:RBNNE:2023:3016

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
18-090361-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstallen door veelpleger met afwijzing ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen. De rechtbank heeft de verdachte, die als veelpleger bekend staat, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft op 16 maart 2023 in een winkel in de gemeente Ooststellingwerf parfum en douchegel gestolen. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij het parfumflesje aan een vriend heeft gegeven en dat hij de douchegel vergeten was af te rekenen. De rechtbank heeft deze verklaringen niet aannemelijk geacht en heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden en de ISD-maatregel gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel niet kon worden opgelegd. Hoewel voldaan was aan de vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, voldeed de verdachte niet aan de definitie van een 'zeer actieve veelpleger' zoals beschreven in de richtlijn van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte geen respect heeft getoond voor het eigendom van de winkeliers en dat zijn gedrag leidt tot overlast en financiële schade voor hen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, zonder ruimte voor een voorwaardelijke strafdeel, gezien de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/090361-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juli 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2023 te [adres] , althans in de gemeente Ooststellingwerf, in of uit of bij een winkel gelegen aan de [adres] , parfum, merk: "David Beckham", in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 16 maart 2023 te [adres] , althans in de gemeente Ooststellingwerf, in of uit of bij een winkel gelegen aan de [adres] , een fles douchegel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat verdachte het parfumflesje in de winkel aan een vriend heeft gegeven en het parfumflesje de winkel niet heeft verlaten. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
1. De door verdachte ter zitting van 6 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 maart 2023 heb ik in de [winkel] te [adres] een parfumflesje in mijn tas gerold.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2023,opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023078638 d.d. 4 april 2023, inhoudende de verklaring van [naam 1] , namens [winkel] :
Plaats delict: [adres] te [adres]
Pleegdatum: 16 maart 2023
Diefstal opgemerkt nadat de dader het pand had verlaten.
Parfum
Merk: David Beckham
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 maart 2023,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend een relaas van verbalisant [naam 2] :
Ik ontving de camerabeelden van de diefstal bij de [winkel] te [adres] , gepleegd op 16 maart 2023. Ik kan de beelden als volgt omschrijven. Ik zie de voor mij bekende verdachte [verdachte] de winkel betreden. Ik zie dat de verdachte het flesje parfum in zijn hand heeft en dit flesje parfum verbergt onder zijn tasje. De verdachte passeert de kassa en verlaat het pand zonder te betalen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
1. De door verdachte ter zitting van 6 juli 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 16 maart 2023 liepen we naar de [winkel] te [adres] . Bij de kassa heb ik een fles umbro douchegel in mijn tas laten vallen. Ik heb niets afgerekend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2023,opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002023078638 d.d. 4 april 2023, inhoudende de verklaring van [naam 3] , namens [winkel] :
Plaats delict: [adres] te [adres]
Pleegdatum: 16 maart 2023
Meneer haalt een flesje umbro douchegel uit het schap en stopt dit in zijn zwart linnen tasje. Meneer heeft dit artikel niet bij de kassa afgerekend en verlaat de winkel zonder iets af te rekenen.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
De rechtbank acht de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij het parfumflesje in het winkelmandje van zijn vriend [naam 4] heeft gelegd, waarna [naam 4] het parfumflesje ergens in de winkel heeft teruggezet, niet aannemelijk. Temeer niet nu verdachte pas ter terechtzitting met dit verhaal is gekomen en dit niet eerder bij de politie en rechter-commissaris heeft verklaard. Bovendien heeft [naam 4] hier ook niet over verklaard.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Gelet op de beschrijving van de camerabeelden acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de douchegel is vergeten af te rekenen niet aannemelijk. In het bijzonder niet omdat verdachte is aangemerkt als veelpleger, eerder is veroordeeld voor diefstallen en hij op diezelfde dag ook een winkeldiefstal heeft gepleegd (feit 1).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 maart 2023 te [adres] uit een winkel gelegen aan de [adres] , parfum, merk: "David Beckham", dat aan [winkel] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 16 maart 2023 te [adres] , uit een winkel gelegen aan de [adres] , een fles douchegel die aan [winkel] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal;
Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest, alsmede tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden afgewezen. Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat niet is voldaan aan de definitie van een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van de door het openbaar ministerie opgestelde Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)(hierna: de richtlijn). Subsidiair heeft zij bepleit dat niet is voldaan aan het ultimum remedium-vereiste, omdat een klinische opname nog niet eerder is geprobeerd. Verdachte is gemotiveerd voor een klinische opname en niet voor de ISD-maatregel. Daarom heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis in de zaak met parketnummer 18/066512-22, met toevoeging van de bijzondere voorwaarden van een klinische opname en het beschermd wonen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage van 21 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, gepleegd op dezelfde dag. Door aldus te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor het eigendom van de winkeliers. Dergelijk gedrag veroorzaakt veel ergernis en overlast bij de winkeliers, die hierdoor ook financiële schade lijden.
Het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 juni 2023 is 42 pagina’s lang. Uit de documentatie volgt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en
(winkel)diefstallen. Verdachte is dan ook meermaals aangemerkt als veelpleger in Noord-Nederland en staat ook op dit moment geregistreerd als veelpleger.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat er bij verdachte al meerdere klinische en ambulante trajecten zijn ingezet. De trajecten hebben niet geleid tot een blijvende gedragsverandering. Uit eerdere trajecten blijkt dat bijzondere voorwaarden onvoldoende stok achter de deur bieden, waardoor de trajecten onvoldoende van de grond komen. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op hoog. Gelet op het aanhoudende delictgedrag en de beperkte motivatie van verdachte adviseert de reclassering daarom het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
ISD-maatregel
Nu de ISD-maatregel door de officier van justitie is gevorderd, dient de rechtbank te beoordelen of aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. Allereerst dient voldaan te zijn aan de wettelijke vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast zal het openbaar ministerie ingevolge de richtlijn, indien aan voornoemde wettelijke vereisten is voldaan, de ISD-maatregel uitsluitend vorderen als sprake is van een ‘zeer actieve veelpleger’. Een zeer actieve veelpleger wordt in de richtlijn omschreven als een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren voor meer dan tien misdrijffeiten processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden, waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden. Hierbij moet worden terug gerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de vereisten van artikel 38m Sr, maar niet is voldaan aan de in richtlijn genoemde definitie van een zeer actieve veelpleger. Er is namelijk niet voldaan aan het vereiste dat er in de laatste twaalf maanden een proces-verbaal is opgemaakt voor een misdrijffeit. De pleegdatum van de tenlastegelegde feiten is 16 maart 2023. Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat de pleegdatum van het laatste feit waarvoor een proces-verbaal is opgemaakt 11 maart 2022 is. Dit is dus meer dan 12 maanden voor de tenlastegelegde feiten.
De richtlijn is een aanwijzing als bedoeld in artikel 130, vierde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO). De richtlijn moet worden beschouwd als ‘recht’ in de zin van artikel 79 Wet RO. De richtlijn bevat door het College van procureurs-generaal vastgestelde en behoorlijk bekend gemaakte regels over de uitoefening van het beleid van het openbaar ministerie. Weliswaar kan de richtlijn niet gelden als een algemeen verbindend voorschrift, maar het openbaar ministerie wordt op grond van beginselen van behoorlijke procesorde wel aan de richtlijn gebonden. De regels die in de richtlijn staan kunnen door hun inhoud en strekking geschikt zijn om als rechtsregels te worden toegepast.
In de richtlijn staan strikte grenzen over wanneer het openbaar ministerie een oplegging van de ISDmaatregel mag vorderen. Gelet hierop en het hiervoor overwogene, staan beginselen van behoorlijke rechtspleging eraan in de weg dat de rechter, die vaststelt dat een vordering is gedaan in strijd met
de richtlijn, toch een ISD-maatregel oplegt (zie Hoge Raad 15 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9885).
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de ISD-maatregel niet aan verdachte kan worden opgelegd.
Straf
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor winkeldiefstal. Deze oriëntatiepunten houden bij een eenvoudige winkeldiefstal en veelvuldig recidive een gevangenisstraf voor de duur van één maand in. Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten waaronder (winkel)diefstallen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank in het geval van verdachte worden gesproken van veelvuldig recidive.
De rechtbank acht een gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten passend. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die hij heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Gelet op de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijke strafdeel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Meulen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2023.