Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest, alsmede tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden afgewezen. Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat niet is voldaan aan de definitie van een ‘zeer actieve veelpleger’ in de zin van de door het openbaar ministerie opgestelde Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders)(hierna: de richtlijn). Subsidiair heeft zij bepleit dat niet is voldaan aan het ultimum remedium-vereiste, omdat een klinische opname nog niet eerder is geprobeerd. Verdachte is gemotiveerd voor een klinische opname en niet voor de ISD-maatregel. Daarom heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis in de zaak met parketnummer 18/066512-22, met toevoeging van de bijzondere voorwaarden van een klinische opname en het beschermd wonen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage van 21 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen, gepleegd op dezelfde dag. Door aldus te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor het eigendom van de winkeliers. Dergelijk gedrag veroorzaakt veel ergernis en overlast bij de winkeliers, die hierdoor ook financiële schade lijden.
Het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 12 juni 2023 is 42 pagina’s lang. Uit de documentatie volgt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en
(winkel)diefstallen. Verdachte is dan ook meermaals aangemerkt als veelpleger in Noord-Nederland en staat ook op dit moment geregistreerd als veelpleger.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat er bij verdachte al meerdere klinische en ambulante trajecten zijn ingezet. De trajecten hebben niet geleid tot een blijvende gedragsverandering. Uit eerdere trajecten blijkt dat bijzondere voorwaarden onvoldoende stok achter de deur bieden, waardoor de trajecten onvoldoende van de grond komen. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op hoog. Gelet op het aanhoudende delictgedrag en de beperkte motivatie van verdachte adviseert de reclassering daarom het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
ISD-maatregel
Nu de ISD-maatregel door de officier van justitie is gevorderd, dient de rechtbank te beoordelen of aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. Allereerst dient voldaan te zijn aan de wettelijke vereisten van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarnaast zal het openbaar ministerie ingevolge de richtlijn, indien aan voornoemde wettelijke vereisten is voldaan, de ISD-maatregel uitsluitend vorderen als sprake is van een ‘zeer actieve veelpleger’. Een zeer actieve veelpleger wordt in de richtlijn omschreven als een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren voor meer dan tien misdrijffeiten processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden, waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden. Hierbij moet worden terug gerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank overweegt dat is voldaan aan de vereisten van artikel 38m Sr, maar niet is voldaan aan de in richtlijn genoemde definitie van een zeer actieve veelpleger. Er is namelijk niet voldaan aan het vereiste dat er in de laatste twaalf maanden een proces-verbaal is opgemaakt voor een misdrijffeit. De pleegdatum van de tenlastegelegde feiten is 16 maart 2023. Uit de justitiële documentatie van verdachte volgt dat de pleegdatum van het laatste feit waarvoor een proces-verbaal is opgemaakt 11 maart 2022 is. Dit is dus meer dan 12 maanden voor de tenlastegelegde feiten.
De richtlijn is een aanwijzing als bedoeld in artikel 130, vierde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO). De richtlijn moet worden beschouwd als ‘recht’ in de zin van artikel 79 Wet RO. De richtlijn bevat door het College van procureurs-generaal vastgestelde en behoorlijk bekend gemaakte regels over de uitoefening van het beleid van het openbaar ministerie. Weliswaar kan de richtlijn niet gelden als een algemeen verbindend voorschrift, maar het openbaar ministerie wordt op grond van beginselen van behoorlijke procesorde wel aan de richtlijn gebonden. De regels die in de richtlijn staan kunnen door hun inhoud en strekking geschikt zijn om als rechtsregels te worden toegepast.
In de richtlijn staan strikte grenzen over wanneer het openbaar ministerie een oplegging van de ISDmaatregel mag vorderen. Gelet hierop en het hiervoor overwogene, staan beginselen van behoorlijke rechtspleging eraan in de weg dat de rechter, die vaststelt dat een vordering is gedaan in strijd met
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de ISD-maatregel niet aan verdachte kan worden opgelegd.
Straf
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken voor winkeldiefstal. Deze oriëntatiepunten houden bij een eenvoudige winkeldiefstal en veelvuldig recidive een gevangenisstraf voor de duur van één maand in. Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte al meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten waaronder (winkel)diefstallen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank in het geval van verdachte worden gesproken van veelvuldig recidive.
De rechtbank acht een gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten passend. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die hij heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Gelet op de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijke strafdeel.