ECLI:NL:RBNNE:2023:3177

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 22/2200
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor kiosk op midgetgolfbaan met beperking assortiment

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenuitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de legalisatie van een bestaande kiosk op de midgetgolfbaan 'De Oude Vuurtoren' op Vlieland. De vergunninghouder, V.O.F. Golfbaan Eldorado, en een vennoot, [eiser], zijn het niet eens met een voorschrift dat het assortiment van de ondergeschikte horeca beperkt. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Vlieland het assortiment niet mag beperken met het oog op de gezondheid van individuele bezoekers. De rechtbank stelt dat het voorschrift mogelijk wel in stand kan blijven in het belang van een goede ruimtelijke ordening, maar dat het college dit beter moet motiveren of het voorschrift moet aanpassen. De rechtbank biedt het college de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen.

De zaak is ontstaan na de aanvraag van de omgevingsvergunning door eiseres, waarbij eisers bezwaar maakten tegen de beperking van de te verkopen versnaperingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, omdat de beroepstermijn nog niet was gestart. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verkoop van warme snacks niet is toegestaan. De rechtbank heeft het college de mogelijkheid gegeven om binnen twaalf weken het gebrek te herstellen en de rechtbank op de hoogte te stellen van de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2200

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

1. V.O.F. Golfbaan Eldorado,eiseres, en
2. [eiser]eiser, uit Vlieland, gezamenlijk aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. F. Gietema-van der Heide),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland het college

(gemachtigden: J. Terpstra en M.M.A. Kuiper).

Inleiding

1.1.
In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de legalisatie van een bestaande kiosk op de midgetgolfbaan “De Oude Vuurtoren” aan de Dennenlaan op Vlieland. [1] Het besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure [2] van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken is op 20 september 2021 ter inzage gelegd.
1.2.
De omgevingsvergunning is aangevraagd door eiseres. Eiser is één van de vennoten van eiseres. Eisers zijn het niet eens met een voorschrift van de omgevingsvergunning waarin wordt bepaald welke versnaperingen mogen worden verkocht. Eisers willen graag warme snacks kunnen verkopen, wat op grond van een voorschrift in het bestreden besluit niet is toegelaten. Eiser heeft hierover een zienswijze ingediend. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het voorschrift. De gemeenteraad heeft op 20 december 2021 een verklaring van geen bedenkingen afgegeven onder de voorwaarde dat de ondergeschikte horeca bestaat uit niet-alcoholische dranken en kleine versnaperingen zoals die in de bestaande situatie anno 2021 worden verkocht. Het college heeft dit als voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden en op 21 december 2021 de omgevingsvergunning verleend.
1.3.
Het college heeft de omgevingsvergunning toegezonden aan eisers. Eisers hebben tegen de verleende omgevingsvergunning een bezwaarschrift ingediend. Het college heeft het bezwaarschrift op 17 mei 2022 doorgezonden naar de rechtbank, omdat het volgens haar moet worden aangemerkt als beroepschrift. De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers verzocht om beroepsgronden in te dienen, wat deze heeft gedaan.
1.4.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben een aanvullend stuk ingediend. Het college heeft op verzoek van de rechtbank een aanvullend stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.
1.6.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn verlengd en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank is van oordeel dat het besluit een gebrek heeft, maar dat het college de kans krijgt om dit gebrek te herstellen. Daarom doet de rechtbank een tussenuitspraak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze tussenuitspraak komt en welke gevolgen deze tussenuitspraak heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Vooraf
4. Voordat de rechtbank het beroepschrift inhoudelijk kan behandelen, moet zij beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Dat houdt in dat het beroepschrift voldoet aan alle formele eisen die door de wet worden gesteld. De rechtbank beoordeelt deze vraag ambtshalve, dus zonder dat partijen hierover iets hebben aangevoerd.
Welke partijen hebben beroep ingesteld?
5. Ter zitting is komen vast te staan dat het beroep is ingesteld door V.O.F. Golfbaan Eldorado en [eiser]. Zij hebben het bezwaarschrift van 28 januari 2022 ingediend dat de rechtbank als beroepschrift in behandeling heeft genomen.
Is het beroep te vroeg ingesteld?
6. Een beroepschrift dat is ingediend vóórdat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is begonnen, is niet-ontvankelijk. Dit is alleen anders als het besluit al was genomen, of de indiener dit redelijkerwijs kon denken. [3] De beroepstermijn van een omgevingsvergunning die is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure begint te lopen op het moment dat het besluit ter inzage is gelegd. [4]
6.1.
Ter zitting is komen vast te staan dat het college in het digitale gemeenteblad kennis heeft gegeven van het verlenen van de omgevingsvergunning, maar het besluit en de daarbij behorende stukken niet ter inzage heeft gelegd. Dit betekent dat de beroepstermijn nog niet is gestart. Het beroep is ingesteld nadat het college het besluit op 20 december 2021 heeft genomen. Het beroep is daarom wel ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep inhoudelijk kan behandelen.
6.2.
De rechtbank ziet in dit geval geen reden om de behandeling van het beroep aan te houden tot de beroepstermijn is gestart. Van het bestreden besluit is op 7 januari 2022 kennis gegeven. Daarbij is vermeld dat bezwaar kon worden gemaakt. Het enige bezwaarschrift dat het college heeft ontvangen, is dat van eisers. De rechtbank concludeert daaruit dat er geen andere belanghebbenden zijn die bezwaar hebben tegen de omgevingsvergunning.
Inhoudelijk
Is het beoogde gebruik van de kiosk in strijd met het bestemmingsplan?
7. De aanvraag van eiseres ziet op de legalisatie van de bestaande kiosk. In de aanvraag is bovendien verzocht dat ter plaatse ook ondergeschikte horeca-activiteiten mogen plaatsvinden. Niet in geschil is dat voor de al gerealiseerde bouw van de kiosk een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is vereist en dat deze (alleen) kan worden verleend door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo. Aan de omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan is een aantal voorschriften verbonden. Het beroep van eisers beperkt zicht tot de voorwaarde dat de ondergeschikte horeca bestaat uit niet-alcoholische dranken en kleine versnaperingen zoals die in de bestaande situatie anno 2021 worden verkocht. Het beroep richt zich in het bijzonder tegen de beperking ten aanzien van de te verkopen versnaperingen.
7.1.
Eisers voeren ten eerste aan dat het gebruik van de kiosk voor de verkoop van dranken, versnaperingen en snacks bij recht is toegelaten. Volgens hen past dit gebruik binnen de ter plaatse geldende bestemming ‘Sport’. Zij stellen, mede onder verwijzing naar de tekst van het bestreden besluit, dat sprake is van een bijbehorende functie. Ook volgt dit volgens eisers uit verklaringen van de gemeenteraad in 2014, waarin wordt aangegeven dat alleen de verkoop van alcoholische dranken in strijd is met het bestemmingsplan. Tot slot is volgens eiseres ook bij het zwembad en de tennisbaan, waarop de bestemming ‘Sport’ van toepassing is, verkoop van snacks toegestaan. In het bestemmingsplan is tot slot detailhandel expliciet uitgesloten, maar ondergeschikte horeca niet, aldus eisers.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Op het perceel waar de midgetgolfbaan is gevestigd is het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Vlieland Kom’ van toepassing. De gronden waarop de kiosk is gebouwd hebben de bestemming ‘Sport’. Het op deze gronden toegelaten gebruik is geregeld in artikel 16 van de planregels. Uit artikellid 16.1 van de planregels volgt dat gronden met de bestemming ‘Sport’ zijn bestemd voor een midgetgolfbaan met daarbij behorende gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, paden, terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.
De rechtbank volgt het college dat het bestemmingsplan het gebruik van bouwwerken ten behoeve van (ondergeschikte) horeca niet toestaat. Uit de planregels volgt dat slechts een midgetgolfbaan en daarbij behorende voorzieningen zoals die in de planregels zijn genoemd, zijn toegestaan. De verkoop van snacks en dranken of ‘ondergeschikte horeca’ hoort daar niet bij. Uit de stelling van eisers dat het gebruikelijk is om versnaperingen te verkopen bij midgetgolfbanen of andere sportfaciliteiten, volgt niet dat dit volgens het bestemmingsplan ook is toegestaan. De planregels van het bestemmingsplan ten aanzien van de bestemming ‘Sport’ zijn naar het oordeel van de rechtbank duidelijk. Dat detailhandel in artikellid 16.3 uitdrukkelijk is uitgesloten en horeca niet, maakt niet dat horeca wel is toegestaan. Ook het gebruik van de woorden “bijbehorende functies” in het bestreden besluit maakt dat niet anders. In de bestemmingsomschrijving staat welk gebruik is toegelaten en daartoe behoort naar het oordeel van de rechtbank niet het door eisers gewenste gebruik. Voor dat gebruik is daarom een omgevingsvergunning vereist om af te wijken van het bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
7.4.
Voor zover eisers erop hebben gewezen dat bij het zwembad ‘Flidunen’ en een tennisclub wel ondergeschikte horeca zou zijn toegelaten, overweegt de rechtbank dat op die locaties een ander bestemmingsplan (‘Recreatieve Voorzieningen’) van toepassing is. De uitleg van de planregels van dat bestemmingsplan is niet bepalend voor de uitleg van de planregels van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Vlieland Kom’. Het college heeft bovendien aangegeven dat ook op grond van de regels van het bestemmingsplan ‘Recreatieve Voorzieningen’ ondergeschikte horeca niet bij recht is toegestaan. Het college heeft voor wat betreft het zwembad aangegeven te overwegen dit alsnog te regelen, maar niet is gebleken dat dit is gebeurd. De door eisers gestelde situatie bij het zwembad en de tennisbanen leidt niet tot het oordeel dat op grond van artikellid 16.1 van de planregels bij het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Vlieland Kom’ondergeschikte horeca bij recht is toegelaten of voor de midgetgolfbaan moet worden toegelaten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het door eisers bestreden voorschrift deugdelijk gemotiveerd?
8. Eisers wijzen erop dat zij door het bestreden voorschrift geen warme snacks mogen verkopen terwijl zij dat wel wensen. Eisers stellen dat het college ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verkoop van warme snacks niet wordt toegestaan. Ruimtelijk gezien is er geen verschil tussen koude en warme snacks. De gezondheid van de bezoekers en de keuze voor al dan niet gezonde snacks is niet aan het college, aldus eisers.
8.1.
In het bestreden besluit motiveert het college het bestreden voorschrift primair met het standpunt dat de verkoop van warme snacks binnen de midgetgolfbaan in strijd is met het belang van de (volks)gezondheid en daarom niet passend is binnen een sport- en dagrecreatieve voorziening. De gevraagde warme snacks leveren volgens het college geen bijdrage aan de gezondheid en zijn daarom niet verenigbaar met een sport- en dagrecreatieve voorziening. Als aanvullend argument voegt het college in de motivering van het bestreden besluit nog toe dat het onwenselijk is dat op deze locatie een nieuwe snackvoorziening ontstaat. Het college is van mening dat de locatie van de midgetgolfbaan zich hiervoor niet leent.
8.2.
De rechtbank is het met eiseres eens dat het besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank baseert dit op het volgende.
8.3.
In een omgevingsvergunning moeten het project en de activiteiten waarop het betrekking heeft, duidelijk worden beschreven. Met het oog op het belang van een goede ruimtelijke ordening mag het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. [5] De voorwaarden die het college stelt zijn als dergelijke voorschriften te beschouwen. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het door eisers bestreden voorschrift deugdelijk en op basis van ruimtelijk relevante argumenten is onderbouwd.
8.4.
Uit de motivering van het bestreden besluit volgt dat het college het bestreden voorschrift primair baseert op het belang van de (volks)gezondheid. In het verweerschrift en op zitting heeft het college aangegeven dat dit alleen een aanvullend argument is. Dat blijkt echter niet uit (de tekst van) het bestreden besluit en de door de gemeenteraad gegeven verklaring van geen bedenkingen. Daaruit blijkt nu juist dat dit belang voorop heeft gestaan. In zoverre is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
8.4.1.
Voor wat betreft het belang van de (volks)gezondheid merkt de rechtbank verder op dat dit een belang is dat in zijn algemeenheid ruimtelijk relevant kan zijn. [6] Dat gaat echter naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver dat het college op grond van de Wabo aan een omgevingsvergunning een voorschrift kan verbinden met het oogmerk dat aan bezoekers van een midgetgolfbaan alleen gezond eten of drinken wordt aangeboden. Zo’n voorschrift met het oog op de bescherming van de gezondheid van individuele bezoekers van de midgetgolfbaan is naar het oordeel van de rechtbank niet ruimtelijk relevant, nog los van de vraag of met het bestreden voorschrift daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de (volks)gezondheid. Het college heeft in het bestreden besluit verwezen naar de Omgevingswet. Die verwijzing kan niet leiden tot een ander oordeel, al was het maar dat de Omgevingswet ten tijde van het bestreden besluit en ook nu nog niet in werking is getreden.
8.5.
In het bestreden besluit heeft het college als aanvullend argument aangegeven dat het college het onwenselijk acht dat een nieuwe snackvoorziening ontstaat. Het college heeft op zitting verder toegelicht dat het college met het beperken van het assortiment wil voorkomen dat de kiosk gaat functioneren als zelfstandige horecavoorziening, met de daarbij behorende gevolgen voor de omgeving. Het college wenst intensivering van de ondergeschikte horecafunctie te voorkomen. Dit belang maakt naar het oordeel van de rechtbank wel onderdeel uit van een goede ruimtelijke ordening en het college is op zichzelf ook bevoegd om voorschriften aan een omgevingsvergunning te verbinden om de ondergeschiktheid van de horeca te waarborgen. Het college heeft er ook terecht op gewezen dat daarbij aan het college beleidsruimte toekomt. Het college dient echter wel deugdelijke te motiveren waarom een voorschrift wordt gesteld en dient daarbij te betrekken of er geen andere, minder belastende voorschriften kunnen worden gesteld. Eisers doen daar ook een beroep op.
8.5.1.
Het college heeft in het bestreden besluit aangegeven het niet aanvaardbaar te achten dat er een verdergaande horecavoorziening ontstaat en dat dat mogelijk is indien de verkoop van warme snacks wordt toegestaan. Het college wijst er daarbij op dat er een moeilijk te handhaven situatie zou ontstaan indien alleen verkoop van snacks aan bezoekers van de midgetgolfbaan zou worden toegestaan, zoals eisers voorstellen, maar het college heeft in het bestreden besluit en ook op zitting niet inzichtelijk gemaakt waarom dat het geval is. Met de zeer algemene, niet nader op de specifieke situatie toegespitste, verwijzing naar een “lastig te handhaven situatie” motiveert het college nog niet dat het bestreden voorschrift in dit geval noodzakelijk is en dat niet kan worden volstaan met een minder verstrekkend voorschrift dan het bestreden voorschrift dat voorziet in een onbeperkt verbod voor de door eisers gewenste verkoop van warme snacks. Dat geldt evenzeer voor de algemene stelling dat de locatie hiervoor niet geschikt zou zijn. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is ook dit geen deugdelijke motivering voor het bestreden voorschrift.
8.5.2.
Het in het verweerschrift en ter zitting door het college ingenomen standpunt dat het gemeentelijk beleid geen uitbreiding van ondergeschikte horeca toestaat overtuigt de rechtbank ook niet. Volgens het college is dit beleid kenbaar uit het bestemmingsplan. In de toelichting op het bestemmingsplan is opgenomen dat er geen toename van zware horeca mag plaatsvinden en dat het maximum horecavestigingen is vastgelegd. Nu het in dit geval echter gaat om horeca ondergeschikt aan het gebruik van de midgetgolfbaan ziet de rechtbank niet in waarom het beleid maakt dat het assortiment van de midgetgolfbaan beperkt dient te worden zoals het college met het door eisers bestreden voorschrift beoogt.
Conclusie en hoe nu verder?
9. Met het door eisers bestreden voorschrift maakt het college de door eisers gewenste verkoop van warme snacks onmogelijk. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college met het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat dit voorschrift aan de omgevingsvergunning moet worden verbonden. Artikel 2.22, tweede lid, van de Wabo (in samenhang met artikel 2.12 van de Wabo) biedt niet de mogelijkheid om dit voorschrift te verbinden met het oog op het belang van de gezondheid van de bezoekers van de midgetgolfbaan. Een voorschrift zou wel denkbaar zijn om te voorkomen dat er een nieuwe (zelfstandige) horecavestiging wordt gevestigd. Dat dient het college dan wel deugdelijk te motiveren op grond van ruimtelijke relevante argumenten. Het college dient bovendien te motiveren dat het voorschrift nodig is en dat niet met een minder verstrekkend voorschrift kan worden volstaan dan het volledig uitsluiten van de verkoop van warme snacks. De motivering die het college in het bestreden besluit heeft gegeven is daarvoor onvoldoende deugdelijk. Dat betekent dat het besluit is genomen in strijd met artikel 3:46, van de Awb.
9.1.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet wel aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid te stellen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De rechtbank doet hiertoe op grond van artikel 8:80a van de Awb een tussenuitspraak. Dat herstellen kan met een toereikende motivering waarom het bestreden voorschrift (voor zover dat de verkoop van warme snacks uitsluit) aan de omgevingsvergunning moet worden verbonden. Indien het college tot de conclusie komt dat deze motivering niet te geven is, kan het college het gebrek ook herstellen met het op basis van een deugdelijke ruimtelijk relevante motivering stellen van een aangepast voorschrift om te garanderen dat alleen sprake zal zijn van aan de exploitatie van de midgetgolfbaan ondergeschikte horeca. Daarbij zal het college niet alleen rekening moeten houden met de belangen van eisers (om warme snacks te verkopen) maar ook van de omgeving van de midgetgolfbaan. De rechtbank houdt bij het stellen van de termijn rekening met de mogelijkheid van nader overleg met eisers en de omgeving. De rechtbank wijst het college erop dat een wijziging van de omgevingsvergunning mogelijk ook een gewijzigde verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad nodig is. Dit is het geval als er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde(n) die de gemeenteraad heeft gesteld bij de afgifte van de verklaring van geen bedenkingen van 20 december 2021. Bij het aanvullen of wijzigen van het besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan Afdeling 3.4 van de Awb.
9.2.
Het wijzigingsbesluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te worden gemaakt en medegedeeld. Als alleen de motivering wordt aangepast, moet, gelet op wat onder 6.1 van deze uitspraak is overwogen, het bestreden besluit ook nog op de voorgeschreven wijze bekend worden gemaakt en dient daarvan op de juiste wijze worden kennisgegeven (artikel 3:44 van de Awb). De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank wijst het college erop dat het college de rechtbank kan verzoeken de gestelde termijn te verlengen als deze te kort blijkt te zijn, bijvoorbeeld omdat nader overleg is vereist met eisers of anderen. Dat verzoek dient voor afloop van de gestelde termijn te worden gedaan.
9.3.
Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes weken, aan de rechtbank meedelen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik heeft gemaakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op dit beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over het verzoek van eiser over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.
griffier
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:44
1. Indien bij de voorbereiding van een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, wordt kennisgegeven van de terinzagelegging van het besluit en van de op de zaak betrekking hebbende stukken:
a. met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3:11 en 3:12, eerste lid, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en
[…]

Artikel 6:8

[…]
4. De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht en dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.

Artikel 6:10

1. Ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening:
a. wel reeds tot stand was gekomen, of
b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.
2. De behandeling van het bezwaar of beroep kan worden aangehouden tot het begin van de termijn.

Artikel 8:51a

1. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…]

Artikel 2.22

1. In een omgevingsvergunning worden het project en de activiteiten waarop het betrekking heeft, duidelijk beschreven.
2. Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20. Indien toepassing is gegeven aan artikel 2.27, vierde lid, worden aan een omgevingsvergunning tevens de bij de verklaring aangegeven voorschriften verbonden. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften zijn op elkaar afgestemd.
[…]

Artikel 3.10

1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
Bestemmingsplan Vlieland Kom
Artikel 16 Sport

16. 1. Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. een midgetgolfbaan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;
met de daarbijbehorende:
b. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van onderhoud en beheer;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. paden;
f. terreinen;
g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
[…]

16. 3. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c van de Wabo.
2.Artikel 3.10 en verder van de Wabo.
3.Artikel 6:10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 6:8, vierde lid, van de Awb in combinatie met artikel 3:44, eerste lid van de Awb.
5.Artikel 2.22 Wabo.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2391 en 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1248.