ECLI:NL:RBNNE:2023:3211

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/2846
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor de bouw van een schuur in strijd met bestemmingsplan

Op 2 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die is verleend voor de bouw van een schuur op een perceel nabij Wedde-Wedderheide. Verzoekster, die op het naastgelegen perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juni 2023, waarin de vergunning is verleend. Zij vreest overlast van de schuur en stelt dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is en in strijd is met het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter heeft op 26 juli 2023 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de planregels, met name omdat de schuur niet voor hobbymatig agrarisch gebruik lijkt te zijn, zoals in de aanvraag is aangegeven. Bovendien is er sprake van een verandering in de hoogte van de es, wat strijdig is met de bestemmingsregels.

De voorzieningenrechter heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst tot twee weken nadat op het bezwaar van verzoekster is beslist. Dit houdt in dat de vergunninghouder niet mag doorgaan met de bouw van de schuur en dat de werkzaamheden per direct moeten worden gestaakt. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2846

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster,

(gemachtigde: [naam 1]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde, het college,
(gemachtigden: M.Y. Ploeger en S. van Kampen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder], uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft met het besluit van 23 juni 2023 (bestreden besluit) op de aanvraag van vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor een schuur op een perceel nabij [adres] in [plaats] (kadastraal bekend als gemeente [plaats], [perceel]). Het gaat om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [1] Het perceel heeft op grond van het bestemmingsplan
‘Wedde-Wedderheide’(het bestemmingsplan) de bestemming ‘Agrarisch – Gesloten landschap’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Essen’.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster woont op het naastgelegen perceel en vreest overlast van de schuur.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Namens verzoekster zijn door de gemachtigde aanvullende stukken ingediend en een machtiging.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigden van het college en vergunninghouder samen met [naam 2].
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voor de beoordeling belangrijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
3. Vergunninghouder is al gestart met het bouwen van de schuur en op het moment van de zitting was de bouw nog gaande. Gelet hierop oordeelt de voorzieningenrechter dat er sprake is van een spoedeisend belang.
3.1.
Bij de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening wordt bezien of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de gronden van verzoekster.
Gebruik van de schuur
4. Verzoekster stelt dat de omgevingsvergunning in strijd is met de planregels van het bestemmingsplan. Er is niet voldaan aan de vereisten om daarvan af te wijken, omdat het daadwerkelijke gebruik van de schuur niet overeen komt met de vergunningaanvraag. Volgens eiseres zal de schuur gebruikt worden als toiletgebouw en lesruimte/ontmoetingsplek. Het college is daar van op de hoogte. Verzoekster voert verder aan dat door het bouwen van de schuur in de tuin of vanuit haar woning het uitzicht wordt belemmerd richting de openheid van de es. Er wordt gelet op het voorgaande onevenredige afbreuk gedaan aan haar woonsituatie.
4.1.
Het college stelt dat artikel 5.4. van de planregels een afwijkingsmogelijkheid biedt als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 1, van de Wabo. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanvraag is getoetst en beoordeeld of geen sprake is van een onevenredige afbreuk aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De schuur wordt volgens het college geplaatst ter hoogte van de schuur van verzoekster. De schuur staat daarmee op voldoende afstand van de woning van verzoekster. Daarnaast is de schuur van geringe omvang waardoor het uitzicht van verzoekster op de es niet zodanig wordt verminderd dat dit opweegt tegen het belang van de realisering van de schuur. Verder is de schuur op dusdanige wijze gesitueerd dat deze zoveel mogelijk aan het zicht van verzoekster is onttrokken door de aanwezige beplanting. De schuur zal op dusdanige wijze uitgevoerd dat deze bij de invulling van het landschap past. De schuur zal volgens het college gebruikt worden voor de opslag van tuingereedschap, het bieden van beschutting bij een plotselinge regenbui, het bieden van een mogelijkheid voor een sanitaire stop door middel van een composttoilet en als plaats voor communicatie en educatie. Gelet op de grootte van de schuur en het gebruik van de gronden als voedseltuin, zal het hierbij volgens het college echter niet om een grote structurele toestroom van inwoners en wandelaars gaan.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op gronden met de bestemming ‘Agrarisch-Gesloten landschap’ gelet op artikel 5.2.1. van de planregels geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend door gebruik te maken van de in artikel 5.4. van de planregels opgenomen bevoegdheid om af te wijken van deze bepaling. Op grond van artikel 5.4 van de planregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat een schuur voor hobbymatig agrarisch gebruik wordt gebouwd mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat in de aanvraag van vergunninghouder van 30 mei 2023 staat dat het gaat om de bouw van een schuur van 24,5m² die zal worden gebruik voor ‘onderhoud/gereedschap’. Gelet hierop voert verzoekster terecht aan dat het gebruik volgens aanvraag niet overeen komt met het gebruik waar het college in haar verweerschrift vanuit gaat. Op de zitting is duidelijk geworden dat de aanvraag van vergunninghouder op enig moment is aangevuld. In deze aanvulling is volgens het college het gebruik van de schuur nader toegelicht. Dit aanvullende stuk is echter niet bij de door het college ingediende dossierstukken gevoegd. Het college is van mening dat dit gebruik valt onder artikel 5.4. van de planregels en daarmee niet in strijd is. De gemachtigden van het college hebben op de zitting toegezegd het aanvullende stuk aan verzoekster te zullen verstrekken. Op de zitting heeft de vergunninghouder bevestigd dat hij de schuur voor de door het college in het verweerschrift genoemde doeleinden wil gebruiken. Voor wat betreft het gebruik voor communicatie en educatie heeft vergunninghouder toegelicht dat het tuinpad naast het terrein niet is afgescheiden en dat er mensen langskomen en dingen vragen. Het is niet de bedoeling dat er bedrijven of groepen komen kijken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op het gestelde gebruik niet op voorhand duidelijk dat sprake is van een schuur voor hobbymatig agrarisch gebruik. Verweerder is hier in het bestreden besluit niet op ingegaan. Gelet daarop heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een onevenredige afbreuk aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en dat aan alle vereisten voor toepassing van artikel 5.4 van de planregels is voldaan en dat verweerder de belangen van verzoekster op de juiste wijze heeft afgewogen tegen die van vergunninghouder.
De es
5. Verzoekster voert verder aan dat het perceel de dubbelbestemming ‘Waarde-Essen’ heeft. De es heeft op grond van het bestemmingsplan een beschermde status en dient zijn openheid te behouden. Nergens op de es zijn gebouwen geplaatst. Verzoekster verwijst naar foto’s waarop volgens haar te zien is dat er bij de bouw grond is aangevoerd. Het bestemmingsplan staat dit niet toe. De vergunning is in strijd met de planregels die gelden voor de es.
5.1.
Het college voert aan dat uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning niet blijkt dat er ten behoeve van de bouw van de schuur ook grond zou worden aangevoerd. Naar aanleiding van hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht is er telefonisch contact gezocht met vergunninghouder. Er is sprake van een plaatselijke verhoging van 20 centimeter op de plek waar de schuur wordt gebouwd. Vergunninghouder heeft speciale grond gebruikt uit de nabije omgeving om de ondergrond van de es niet te veranderen. Verder wordt er gebruik gemaakt van betonbanden als fundering.
Het college stelt dat deze werkzaamheden onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning en nodig zijn om de schuur te kunnen realiseren.
5.2.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig tot stand gekomen. In de planregels is het aanbrengen en/of veroorzaken van verandering in de hoogte van een es (artikel 30.2, onder a, van de planregels) en het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden (artikel 30.2 onder b, van de planregels) als strijdig gebruik aangemerkt. Op de zitting heeft het college toegelicht dat er vanuit gegaan moet worden dat bij een dergelijk gebouw ook een fundering wordt aangebracht, Gelet op de geringe omvang van de schuur zijn echter geen constructiegegevens opgevraagd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder gelet daarop niet voldaan aan zijn taak om bij de voorbereiding van het bestreden besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. Nu gebleken is dat het bouwen van de schuur een verandering in de hoogte van de es heeft veroorzaakt en verweerder op dat punt niet met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo is afgeweken van de planregels is het bestreden besluit ook onvoldoende gemotiveerd.
5.2.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat in deze procedure niet kan worden beoordeeld of dit gebrek in bezwaar kan worden hersteld en of verweerder gebruik wil en kan maken van zijn bevoegdheid om met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo op dit punt van de planregels af te wijken. Het college zal dat in de bezwaarprocedure moeten bezien. De voorzieningenrechter kan daar, gelet op de discretionaire bevoegdheid van het college, in elk geval niet op vooruit lopen.
Strijd met de provinciale omgevingsverordening
6. De stelling van eiseres dat de omgevingsvergunning in strijd is met de provinciale omgevingsverordening is vooralsnog onvoldoende onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

7. Het voorgaande betekent dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Wat eiseres verder heeft aangevoerd hoeft daarom niet besproken te worden. De voorzieningenrechter ziet, met name gelet op het strijdige gebruik als bedoeld in artikel 30.2 van de planregels, geen andere mogelijkheid dan het verzoek toe te wijzen. Het belang van vergunninghouder bij de afronding van de bouw van de schuur weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter minder zwaar dan het belang van het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de es. Of de aantasting toelaatbaar is, moet blijken uit de heroverweging van het college in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken nadat op het bezwaar van verzoekster is beslist. Dit betekent dat vergunninghouder niet is toegestaan om gebruik te maken van de omgevingsvergunning en de bouwwerkzaamheden per direct dienen te worden gestaakt.
7.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het betaalde griffierecht aan verzoekster vergoeden.
7.2.
Verzoekster krijgt ook een vergoeding ten aanzien van de kosten die de gemachtigde van verzoekster heeft gemaakt. Het college moet ook die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De reiskosten worden vastgesteld op € 20,21,- (retour openbaar vervoer, laagste klasse) [2] . De verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting van 26 juli 2023 worden vastgesteld op € 126,92,- (reistijd en zittingsduur) [3] .
7.3.
De voorzieningenrechter is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het bestreden besluit tot twee weken nadat op het bezwaar van verzoekster is beslist;
 bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden;
 veroordeelt het college tot betaling van € 147,13,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
2 augustus 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
[…]
[…]
Bestemmingsplan ‘Wedde-Wedderheide’

Artikel 5 Agrarisch - Gesloten landschap

5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Gesloten landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het agrarisch grondgebruik, waaronder opgaande meerjarige teeltvorm;
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
waterhuishoudkundige doeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het gesloten landschap, waaronder houtwallen, houtsingels en bosschages;
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
nutsvoorzieningen;
extensief dagrecreatief medegebruik;
infrastructurele voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
andere bouwwerken.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.4
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat een schuur voor hobbymatig agrarisch gebruik wordt gebouwd, mits:
1. de goothoogte van een schuur ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
2. de oppervlakte van een schuur ten hoogste 25 m² zal bedragen.
Artikel 30 Waarde - Essen
30.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Essen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de reliëfrijke gronden van waardevolle essen en samenhangende laagten.
30.2
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt, ter plaatse waar deze dubbelbestemming samenvalt met de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond', 'Agrarisch - Gesloten landschap', 'Maatschappelijk - Begraafplaats' en 'Wonen - 1', in ieder geval gerekend:
het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden;
in afwijking van het gestelde onder a is aanvulling van de essen toegestaan in het geval de aanvulling dient ter versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
in afwijking van het gestelde onder a en b is regulier gebruik, ten behoeve van een begraafplaats, ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' toegestaan.
30.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1
Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is, buiten de gronden waarop lid 30.2 van toepassing is, een omgevingsvergunning vereist:
a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden;
b. diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden.
30.3.2
Uitzondering
Het bepaalde in lid 30.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
een aanvulling van de essen betreffen in het geval de aanvulling dient ter versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
30.3.3
Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo).
2.Artikel 1, onder d in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder d van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3.Artikel 1, onder e in samenhang met artikel 2, eerste lid onder e van het Besluit proceskosten bestuursrecht.