ECLI:NL:RBNNE:2023:3287

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 21/3803
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsvermogen van jonggehandicapte in het kader van Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 20-jarige vrouw, eiseres, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiseres, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking, ADHD en een hechtingsstoornis, betwistte de conclusie van het Uwv dat zij arbeidsvermogen heeft. De rechtbank heeft een onafhankelijke deskundige ingeschakeld die concludeerde dat eiseres door haar hechtingsstoornis niet altijd kan voldoen aan de eisen voor arbeidsvermogen. De rechtbank volgt het oordeel van de deskundige, aangezien er geen bijzondere redenen zijn om hiervan af te wijken. Het Uwv had in zijn besluit onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de hechtingsstoornis voor de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van het Uwv en verplicht het Uwv om een nieuw onderzoek te doen naar het arbeidsvermogen van eiseres. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van € 2.092,50.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3803

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.L. van Onna),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T.R. Vallinga).

Inleiding

1.1
De rechtbank beoordeelt het beroep van [voornaam] tegen de afwijzing door het Uwv van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2
Die afwijzing staat in het Uwv-besluit van 12 juli 2021. Bij besluit van 28 oktober 2021 heeft het Uwv het bezwaar van [voornaam] ongegrond verklaard.
1.3
[voornaam] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft twee verweerschriften ingediend.
1.4
Op 25 april 2022 heeft de rechtbank een zitting gehouden. Daaraan hebben deelgenomen: [voornaam] , haar bewindvoerders, haar pedagogisch begeleider, mr. Van Onna en Vallinga.
1.5
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv een nadere reactie te laten geven op een rapport van Talant. Die reactie is gekomen en mr. Van Onna heeft daarop gereageerd.
1.6
Daarna heeft de rechtbank een onafhankelijk deskundige benoemd: [deskundige] , bedrijfs- en verzekeringsarts. Deze heeft op 17 november 2022 zijn rapport uitgebracht.
1.7
Partijen hebben op dit rapport gereageerd. Zij hebben de rechtbank op 7 juni 2023 telefonisch laten weten dat zij geen tweede zitting willen. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen van de rechtbank

Wat moet de rechtbank beoordelen?
2. [voornaam] , geboren op [geboortedatum] , heeft een licht verstandelijke beperking, ADHD en een hechtingsstoornis. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de aanvraag van [voornaam] terecht heeft afgewezen, omdat het vindt dat zij ondanks haar beperkingen arbeidsvermogen heeft in de zin van de Wajong. Verder speelt de vraag of de rechtbank de conclusies van haar deskundige [deskundige] moet volgen. Een paar artikelen die belangrijk zijn voor deze zaak staan in de bijlage.
Moet de rechtbank de reactie van het Uwv van 12 mei 2023 buiten beschouwing laten?
3. Mr. Van Onna heeft de rechtbank gevraagd om de reactie van het Uwv van 12 mei 2023 op het rapport van [deskundige] niet in haar beoordeling mee te nemen. Deze reactie is volgens haar erg laat. Dat klopt, maar uit oogpunt van een goede beoordeling van de zaak zal de rechtbank deze reactie, die is binnengekomen vóórdat zij het onderzoek heeft gesloten, toch meenemen. Temeer omdat g [voornaam] daardoor niet in haar belangen wordt geschaad.
Heeft het Uwv de aanvraag van [voornaam] terecht afgewezen?
4. [voornaam] vindt dat het Uwv ten onrechte meent dat zij arbeidsvermogen heeft; zij is niet in staat om binnen een arbeidsorganisatie opdrachten en instructies op te volgen. Ook kan zij niet zelfstandig taken uitvoeren. De afwijzing van haar aanvraag is voornamelijk gebaseerd op het feit dat [voornaam] was aangewezen op een beschut werken-traject; later blijkt uit het oordeel van haar psycholoog dat het voor [voornaam] niet haalbaar is om binnen zo’n traject te werken en binnen een arbeidsorganisatie taken naar behoren uit te voeren. [voornaam] vindt dat het Uwv zijn besluit onvoldoende heeft gemotiveerd.
5. Het Uwv baseert zijn besluit van 28 oktober 2021 op het rapport van 21 oktober 2021
van zijn bezwaarverzekeringsarts Bezwaar en Beroep [naam 2] en op het rapport van 28 oktober 2021 van zijn arbeidsdeskundige Bezwaar en Beroep [naam 4] . [naam 2] is het eens met de conclusies van de eerste verzekeringsarts [naam 3] dat [voornaam] voldoet aan de voorwaarden voor het hebben van arbeidsvermogen in de zin van de Wajong. [naam 4] is het eens met de inschatting van de eerste arbeidsdeskundige [naam 5] en heeft overleg gehad met [naam 2] . Ook [naam 4] is van mening dat [voornaam] , ondanks haar beperkingen, arbeidsvermogen heeft. Uit de rapporten van 18 februari 2022 van [naam 2] en van 23 februari 2022 van [naam 4] blijkt dat wat het Uwv betreft [voornaam] in het beroepschrift niets nieuws heeft aangevoerd. Ten slotte is het Uwv het niet eens met het rapport van [deskundige] . Dat blijkt uit het rapport van [naam 2] van 12 mei 2023. Het Uwv blijft er dus bij dat [voornaam] ondanks haar beperkingen arbeidsvermogen in de zin van de Wajong heeft.
6.1
De rechtbank overweegt het volgende. Van arbeidsvermogen in de zin van de Wajong
is sprake als iemand:
- ten minste vier uur per dag belastbaar of ten minste twee uur per dag belastbaar is; en
- ten minste het wettelijk minimumloon kan verdienen; en
- ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
- beschikt over basale werknemersvaardigheden; en
- een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
6.2
Op grond van het dossier en hetgeen zij met partijen op de zitting heeft besproken, heeft de rechtbank besloten om [deskundige] als onafhankelijke deskundige te benoemen. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt de rechtbank het oordeel van haar onafhankelijke deskundige, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd [1] . Deze bijzondere omstandigheden doen zich in het geval van [voornaam] niet voor. Dat legt de rechtbank hieronder uit.
6.3
In de eerste plaats zal de rechtbank ingaan op de vraag of het onzorgvuldig is geweest dat [deskundige] [voornaam] zelf niet heeft gezien. Dat is niet het geval. [deskundige] motiveert aan het begin van zijn rapport uitvoerig waarom hij [voornaam] niet heeft opgeroepen. Hij wijst erop dat ook de beoordeling door het Uwv is gebaseerd op de stukken en op een eerder advies van een arbeidsdeskundige over een beoordeling arbeidsvermogen. [voornaam] is daarbij zelf niet gesproken of gezien. Dat was ook bij de beoordeling arbeidsvermogen niet het geval. Zij is alleen in persoon gezien bij de hoorzitting in bezwaar op 23 september 2021. [deskundige] vindt het op zich begrijpelijk en toegestaan om de beoordeling uitsluitend op stukken te doen, en ook in het kader van zijn eigen onderzoek heeft hij daartoe besloten, na overleg met mr. Van Onna. Uit de stukken van haar dagelijkse omgeving, de psycholoog van Talant en van de school komt naar voren dat [voornaam] verbaal veel sterker is dan op de overige vlakken van functioneren en daardoor erg snel overschat wordt. Hoewel bij een persoonlijk contact daar zeker oog voor is, kan dat de beeldvorming op een onterechte manier beïnvloeden. Na het bestuderen van de stukken heeft [deskundige] geconcludeerd dat ook zonder persoonlijk contact een voldoende breed beeld van [voornaam] tot stand komt; een persoonlijk contact met haar heeft daarin geen meerwaarde. Ook de wijze van afhandeling door het Uwv vindt [deskundige] op dezelfde gronden adequaat.
6.4.1
[deskundige] heeft goed gemotiveerd waarom hij [voornaam] niet heeft gezien: dat zij door haar verbale vermogen erg snel wordt overschat kan de beeldvorming op een onterechte manier beïnvloeden. In zijn reactie van 12 mei 2023 heeft [naam 2] geschreven dat hij het een gemiste kans vindt dat [deskundige] heeft gemeend met een beoordeling op de stukken te kunnen volstaan. [deskundige] sluit zich volgens [naam 2] aan bij de informatie die bij de Wajong-aanvraag is aangeleverd zonder dat hij dat door middel van eigen onderzoek heeft kunnen verifiëren. Uit de stukken komt volgens [naam 2] namelijk een ander beeld van [voornaam] naar voren dan wat tijdens de hoorzitting is waargenomen.
6.4.2
Gelet echter op het feit dat [deskundige] de voorgeschiedenis van [voornaam] en haar dossier kende en ook wist wat het Uwv naar aanleiding van de hoorzitting heeft gerapporteerd, vindt de rechtbank de verwijzing van [naam 2] naar het beeld dat hij van [voornaam] gekregen heeft op de hoorzitting, onvoldoende. Hij motiveert niet welke relevante gegevens dat beeld oplevert. Het is dus niet onzorgvuldig dat [deskundige] [voornaam] niet in persoon heeft gezien. Ook voor het overige heeft [deskundige] een zorgvuldig onderzoek gedaan. Hij heeft het dossier en de daarin opgenomen rapporten uitvoerig aangehaald. Zijn overwegingen zijn uitgebreid. Ten slotte beantwoordt [deskundige] gemotiveerd de vragen van de rechtbank. Zijn rapport is inzichtelijk en bevat geen tegenstrijdigheden.
6.5.1
Ook inhoudelijk kan de rechtbank het oordeel van [deskundige] volgen. Hij schrijft dat [voornaam] op basis van haar intellectuele vermogens zeker in staat zou moeten zijn om in beschutte
omstandigheden te werken, waarbij de eisen, die daarvoor door de arbeidsdeskundige worden geformuleerd, volkomen terecht en juist zijn. Wat hem betreft is de vraag wel, of [voornaam] daaraan ook op een consistente wijze invulling kan geven. Zij is momenteel gelukkig op de dagbesteding bij [bedrijf] , maar daar wordt geen enkele eis aan haar functioneren gesteld, zodat dat niets zegt over voldoen aan de basale werknemersvaar-digheden en daarmee kunnen functioneren in een beschutte werkomgeving. [voornaam] kan onder de voorwaarden van een intensieve voortdurende begeleiding en een positieve omgeving één uur aaneengesloten “werken” (de aanhalingstekens zijn van [deskundige] ), en is tenminste vier uur per dag belastbaar. De begeleidingsbehoefte is daarbij één-op-één en voortdurende aanwezigheid en aandacht van de begeleiding is noodzakelijk. Zelfs in de meest positieve omgeving is de aanwezigheid van [voornaam] echter niet te garanderen; dit als gevolg van haar hechtingsstoornis en het feit dat daar de omgeving door haar ook als niet plezierig en niet positief kan worden ervaren, omdat dit niet uitsluitend van de kenmerken van de omgeving afhankelijk is. Bij druk om op die plek aanwezig te zijn, zal haar gedrag negatieve kenmerken gaan vertonen en zal een negatieve spiraal in gedrag en kunnen functioneren ontstaan. [deskundige] vindt de vaststelling van de belastbaarheid door de verzekeringsartsen van het Uwv wel correct, maar niet volledig. Hij mist onderdelen in deze vaststelling van belastbaarheid, met name ten aanzien van de gevolgen van de hechtingsstoornis.
6.5.2
Verder schrijft [deskundige] dat de omgeving waarin [voornaam] haar taken moet uitvoeren, niet alleen veilig moet zijn en in een kleine, vertrouwde groep moet plaatsvinden, maar zij moet die ook als dusdanig beleven. Dit is een rechtstreeks gevolg van haar hechtingsstoornis. Als gevolg van de combinatie van intellectuele mogelijkheden en grote gevoeligheid voor kenmerken van en prikkels uit de omgeving kan zij haar aanwezigheid op de werkplek als gevolg van ziekte niet garanderen. Zij zal regelmatig afwezig zijn. Dit is geen gevolg van een motiveringsgebrek, maar van ziekte/gebrek. Weliswaar vindt [deskundige] dat [voornaam] onder gunstige omstandigheden in staat zal zijn binnen een arbeidsorganisatie gehoor te geven aan opdrachten en instructies, en zelfstandig taken uit te voeren, maar als gevolg van ziekte zullen deze omstandigheden regelmatig niet aanwezig zijn, waardoor zij deze taak niet kan verrichten. Ook in een beschutte omgeving zal zich dit op deze wijze regelmatig voordoen.
6.6
Uit het rapport van 12 mei 2023 van [naam 2] blijkt dat het Uwv zich ook niet kan vinden in de inhoudelijke conclusies van [deskundige] . Het klopt volgens [naam 2] dat er op de dagbesteding die [voornaam] nu bezoekt maar weinig eisen aan haar worden gesteld, maar daaruit mag niet worden geconcludeerd dat zij niet tot méér in staat zou zijn. [deskundige] stelt dat hij de onderdelen mist ten aanzien van de gevolgen van de hechtingsstoornis, terwijl dat bij het Uwv bekend is en het Uwv er ook rekening mee gehouden heeft. Verder stelt [deskundige] dat [voornaam] regelmatig afwezig zal zijn en dat dit een gevolg zou zijn van ziekte/gebrek. De hechtingsproblematiek maakt inderdaad dat zij in een voor haar veilige omgeving moet kunnen werken, maar [naam 2] ziet niet in waarom dit een reden zou moeten zijn voor veelvuldige afwezigheid.
6.7
De rechtbank vindt de conclusies van [deskundige] echter inzichtelijk en goed gemotiveerd. Ze bevatten geen tegenstrijdigheden. De rechtbank vat die conclusies zó op dat het Uwv onvoldoende oog heeft gehad voor de gevolgen van de hechtingsstoornis voor de belastbaarheid van [voornaam] en dat zij door ziekte of gebrek regelmatig afwezig zal zijn. Daarmee kan [voornaam] niet in volle omvang voldoen aan de eisen van arbeidsvermogen. In het rapport van [naam 2] van 12 mei 2023 ziet de rechtbank geen reden om haar deskundige niet te volgen. De argumenten van [naam 2] in dat rapport zijn onvoldoende onderbouwd. De rechtbank maakt daarom de conclusies van [deskundige] tot de hare. Het beroep slaagt.

Conclusie en gevolgen

7. Dit alles betekent dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en dat zij het
besluit van 28 oktober 2021 zal vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (het motiveringsbeginsel). De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat het Uwv, rekening houdend met de conclusies van [deskundige] , een nieuw onderzoek zal moeten doen.
8. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de proceskosten van € 2.092,50 (beroepschrift
één punt, verschijnen op de zitting één punt, reactie op het rapport van [deskundige] een halve punt, waarde per punt € 837,00, gewicht van de zaak: gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 28 oktober 2021;
  • bepaalt dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 49,00 terugbetaalt;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van L. Bergsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

In artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de
Wajongis bepaald dat jonggehandicapte is de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. In het zesde lid is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek. In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld. Deze regels zijn vastgesteld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
In artikel 1a, eerste lid, van het
Schattingsbesluitis bepaald dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als bedoeld in (onder meer) artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong heeft indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1018.