In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 18 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn aanvraag om schadevergoeding voor mijnbouwschade aan zijn woning beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) voor schadevergoeding als gevolg van mijnbouwactiviteiten. Het IMG had de aanvraag gedeeltelijk afgewezen, maar na bezwaar had het IMG het besluit herroepen voor enkele schades, waarbij een schadevergoeding van € 4.315,48 was toegekend voor schades 2, 3, 6 en 11. Eiser was het niet eens met de afwijzing van schade 1 en de oordelen over schades 10, 12 en 13, en had een contra-expertise ingediend.
De rechtbank oordeelt dat het IMG terecht heeft geconcludeerd dat het niet bevoegd is om schade 1 te behandelen, omdat deze eerder door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is behandeld. Voor de schades 10, 12 en 13 oordeelt de rechtbank dat het IMG het bewijsvermoeden heeft weerlegd, aangezien deskundigen hebben aangetoond dat deze schades niet het gevolg zijn van mijnbouwactiviteiten, maar van andere oorzaken zoals drogingskrimp.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor de schades 2, 3, 6 en 11, omdat de eerder toegekende schadevergoeding niet voldoende is voor herstel in de oude staat. De rechtbank bepaalt dat eiser recht heeft op een schadevergoeding van € 7.169,11 voor deze schades, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast moet het IMG het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van schadeclaims in het kader van mijnbouwschade.