ECLI:NL:RBNNE:2023:3582

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10280892\CV EXPL 23-166
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en tarief verloren kaart na treintje rijden in parkeergarage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde. De gedaagde heeft met zijn auto de parkeergarage verlaten door direct achter een voorganger onder de slagboom door te rijden, een handeling die bekend staat als 'treintje rijden'. Q-Park vorderde betaling van een tarief voor een verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding van € 325,52, omdat de gedaagde volgens hen in strijd met de algemene voorwaarden had gehandeld. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van het tarief voor de verloren kaart afgewezen, omdat het parkeergeld wel degelijk was betaald. De gedaagde had bewijs geleverd dat het parkeergeld was voldaan voordat hij de parkeerfaciliteit verliet. De kantonrechter oordeelde dat Q-Park niet kon aantonen dat de gedaagde zonder betaling de parkeergarage had verlaten, en dat de vordering tot schadevergoeding op basis van de algemene voorwaarden niet kon slagen. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde wel degelijk in strijd had gehandeld met de voorwaarden door 'treintje te rijden', en dat de aanvullende schadevergoeding van € 325,52 toewijsbaar was. De reconventionele vordering van de gedaagde tot schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10280892 \ CV EXPL 23-166
Vonnis van 4 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Q-Park,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres]
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
schriftelijk procederende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 januari 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van
14 februari 2023 met producties,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie van
14 maart 2023 met producties + akte van depot
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie van
11 april 2023 met producties, - de akte van Q-Park van 9 mei 2023,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert en beheert parkeeraccommodaties in Nederland, waaronder de accommodatie: Zwolle-Centrum.
2.2.
Door middel van ofwel het accepteren van een parkeerticket, het binnenrijden met een betaalpas of met gebruikmaking van een abonnement kunnen bezoekers zich de toegang tot de parkeeraccommodatie verschaffen en ontstaat er een overeenkomt met Q-Park.
2.3.
Op het informatiebord bij iedere ingang van de parkeeraccommodatie worden voorafgaand aan het naar binnenrijden de geldende tarieven vermeld en wordt er verwezen naar de
(toepasselijkheid van de) algemene voorwaarden van Q-Park en de plaats waar deze kunnen worden opgevraagd.
2.4.
In de algemene voorwaarden van Q-Park is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Artikel 5.5: Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. (…)
Artikel 5.6: In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door QPark voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de parkeerfaciliteit verschuldigd. De Parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de
Parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van QPark om de Parkeerder het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen, mocht dat hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”. Indien de klant achteraf door middel van de klachtenprocedure aan kan tonen wat de daadwerkelijke parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking tot de daadwerkelijke parkeertijd berust bij de Klant.
Artikel 5.7: Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
Artikel 5.8: Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 325,52 (incl. BTW prijspeil 2021). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
Artikel 5.9:
Q-Park is vrij het in artikel 5.8 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te indexeren conform CPI.”
2.5.
Door de in de parkeeraccommodatie aanwezige camera's is geconstateerd dat het voertuig met kenteken [xx-xx-xx] (type: [x]) op 23 augustus 2022 om 14:40 uur de parkeeraccommodatie heeft verlaten door direct achter een voorganger onder c.q. langs de slagboom te rijden (het zogenoemde treintje rijden), althans zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs of middel de parkeeraccommodatie te verlaten.
2.6.
Het kenteken van voormeld voertuig staat op naam van [gedaagde] geregistreerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). [gedaagde] was op voornoemd tijdstip de bestuurder van het voertuig.
2.7.
Bij aangetekende brief van 16 september 2022 is [gedaagde] gesommeerd een bedrag van
€ 325,52 aan schadevergoeding en € 16,50 inzake het tarief verloren kaart te betalen op grond van het op onrechtmatige wijze en in strijd met de algemene voorwaarden uitrijden van de parkeeraccommodatie door bumper-klevend achter een voorganger onder de slagboom bij de uitritterminal van Q-Park te rijden.

3.De vordering en het verweer

in conventie en in reconventie

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 393,32 (bestaande uit € 325,52 aan schadevergoeding, € 16,50 aan tarief verloren kaart en
€ 51,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert QPark veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Op grond van de algemene voorwaarden van Q-Park is [gedaagde] het tarief verloren kaart van in dit geval € 16,50 en een schadevergoeding van € 325,52 verschuldigd. Q-Park vordert de schadevergoeding wegens onder andere geleden omzetderving, gemaakte kosten, uitgevoerde werkzaamheden, reeds gedane en toekomstige investeringen, ingeschakelde derden en ter preventie. Subsidiair heeft Q-Park zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Q-Park heeft buitengerechtelijke incassokosten moeten maken die, evenals de wettelijke rente, op grond van de wet voor rekening van [gedaagde] komen. Ten aanzien van de reconventionele vordering voert Q-Park aan dat deze in het geheel niet is onderbouwd en zij verzoekt de kantonrechter dan ook deze af te wijzen en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.3. [
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. Hij voert aan dat Q-park grote borden bij de ingang heeft neergezet waarop staat: “nooit meer langs de betaalautomaat” en “In en uit rijden met je betaalkaart”. Vervolgens heeft [gedaagde] bij de toegangspoort via de creditcard van zijn dochter toegang gekregen tot de parkeergarage. Bij het inrijden met een betaalkaart krijg je geen parkeerbewijs, aldus [gedaagde]. Bij het uitrijden ging echter de slagboom niet omhoog. Na een paar keer de hulpknoppen ingedrukt te hebben, waar geen respons op kwam, is hij achteruitgereden en is zijn dochter de auto uitgestapt om het nogmaals te proberen. Toen zijn dochter riep: betaald, ging de slagboom omhoog en heeft [gedaagde] direct de garage verlaten. [gedaagde] voert aan dat hij de parkeerkosten wel degelijk heeft betaald en hij legt daarvan bewijs over. [gedaagde] voert aan dat hij dit alles als zeer stressvol heeft ervaren en hij dient dan ook bij conclusie van antwoord een tegenvordering in van € 1.750,00 aan schadevergoeding (€ 1.000,00 aan emotionele schade en € 750,00 aan schade voor zijn auto). Bij conclusie van dupliek verzoekt hij echter de kantonrechter dit primair te negeren en subsidiair hem € 1,00 aan schadevergoeding toe te kennen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie:

4.1.
Allereerst merkt de kantonrechter op dat Q-Park in strijd met de wettelijke regel niet het verweer van [gedaagde] in de dagvaarding heeft opgenomen en dus ook niet haar argumenten tegen dat verweer reeds bij dagvaarding kenbaar heeft gemaakt maar hij zal aan deze omissie echter geen gevolgen verbinden, omdat [gedaagde] daardoor niet in zijn belangen is geschaad. [gedaagde] heeft immers al zijn verweren naar voren kunnen brengen.
4.2.
De kantonrechter overweegt vervolgens dat [gedaagde] voldoende heeft aangetoond dat hij het verschuldigde parkeergeld heeft betaald voordat hij de parkeerfaciliteit is uitgereden. De dochter van [gedaagde] heeft het verschuldigde aan parkeergeld met haar creditcard voldaan. Het betaalbewijs van het parkeergeld van € 5,00 is als productie bij de conclusie van dupliek in het geding gebracht. Uit deze stukken blijkt dat het parkeergeld op 14:40 uur is betaald. Volgens Q-
Park is [gedaagde] om 14:40 uur uitgereden. Door Q-Park is onvoldoende weersproken dat de betaling van 14:40 uur ziet op de parkeerkosten van [gedaagde]. Nu [gedaagde] niet verplicht is om het parkeergeld van zijn eigen bankrekening te betalen, doet het niet ter zake dat, zoals QPark stelt, de naam op het betaalbewijs niet overeenkomt met de daadwerkelijke bestuurder.
4.3.
Nu voldoende vast is komen te staan dat het verschuldigde parkeergeld door [gedaagde] is betaald voordat hij de parkeerfaciliteit heeft verlaten, kan het beroep van Q-Park op artikel 5.7 van de algemene voorwaarden niet slagen. In dit artikel is namelijk uitdrukkelijk bepaald dat er sprake moet zijn van “het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit”. Daarvan is dus geen sprake.
4.4.
In dit kader is verder van belang dat Q-Park in punt 8 van haar conclusie van repliek aangeeft haar eis tot betaling van het tarief ‘verloren kaart’ van € 16,50 op het gevorderde in mindering te brengen, indien komt vast te staan dat [gedaagde] de parkeerkosten heeft betaald. Reeds gelet op het voorgaande komt de vordering tot betaling van het tarief ‘verloren kaart’ ter hoogte van € 16,50 niet voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
Het geschil tussen partijen ziet voorts op de vraag of [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met artikel 5.5 van de algemene voorwaarden, in welk geval hij de gevorderde vergoeding ingevolge artikel 5.8 verschuldigd zou zijn. Volgens Q-Park heeft [gedaagde] zonder gebruikmaking van een geldig parkeerbewijs treintje rijdend de parkeerfaciliteit verlaten. [gedaagde] betwist het treintje rijden. Op het moment dat het zijn dochter was gelukt om het parkeergeld te betalen en riep: betaald, ging de slagboom omhoog, waarna hij is gevlucht uit een onwelkome situatie die hem in paniek deed reageren, aldus [gedaagde].
4.6.
Gezien de door Q-Park overgelegde video op dvd is, naar het oordeel van de kantonrechter, voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met artikel 5.5 van de algemene voorwaarden. Uit de beelden komt naar voren dat twee verschillende auto’s direct na elkaar de parkeerfaciliteit verlaten. [gedaagde] bestuurt de tweede auto. De eerste auto stopt bij de terminal, de bestuurder voert een parkeerticket in, waarna de slagboom omhoog gaat, en de auto de parkeerfaciliteit verlaat. Terwijl de slagboom nog omhoog staat, rijdt [gedaagde] direct achter de eerste auto aan en verlaat zonder te stoppen de parkeerfaciliteit. Daaruit blijkt voldoende van treintje rijden.
4.7.
Het verweer van [gedaagde] dat hij niet alleen middels de creditcard van zijn dochter toegang kreeg tot de garage maar dat deze creditcard bij het inrijden is gekoppeld aan het kenteken van zijn auto en dat de slagboom daardoor na het betalen door zijn dochter omhoog ging, kan op basis de videobeelden niet worden gevolgd.
Uit die beelden blijkt immers duidelijk dat, anders dan [gedaagde] aanvoert, de slagboom na de voorganger van [gedaagde] nog niet aan het dalen was en nog open stond, niet dat hij omhoog ging voor [gedaagde]. Naar het oordeel van de kantonrechter ging [gedaagde] zo snel achter de eerste auto aan dat er nog geen mogelijkheid was voor de terminal om het kenteken te lezen. [gedaagde] heeft dan ook gehandeld in strijd met artikel 5.5 van de algemene voorwaarden, zodat thans de vraag voorligt of [gedaagde] de in artikel 5.8. van de algemene voorwaarden bedoelde aanvullende schadevergoeding verschuldigd is.
4.8. [
[gedaagde] is consument. De kantonrechter moet daarom op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08) en de Hoge Raad (13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve beoordelen of artikel 5.8 in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn). Indien wordt vastgesteld dat het beding oneerlijk is, dient het ambtshalve te worden vernietigd.
4.9.
Q-Park heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de
Richtlijn. Q-Park heeft daarbij gewezen op de schade die zij lijdt als gevolg van het treintje rijden
of van het uitrijden zonder parkeerticket. De aanvullende schadevergoeding is ook bedoeld om gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeerfaciliteit tegen te gaan. Voor de preventieve werking van de boete is het nodig dat deze zodanig hoog is dat parkeerders worden geprikkeld om de regels na te leven. De bedongen schadevergoeding wordt in meerdere uitspraken door rechters als niet oneerlijk gezien in de zin van de Richtlijn en de kantonrechter sluit zich daarbij aan. De door Q-Park gevorderde aanvullende schadevergoeding van € 325,52 is daarom toewijsbaar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om deze vordering met toepassing van artikel 6:94 BW te matigen.
4.10.
Q-Park heeft – gezien het bepaalde in artikel 6:119 BW – terecht aanspraak gemaakt op de wettelijke rente vanaf de dag van pleging, te weten 23 augustus 2022.
4.11.
Q-Park heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 48,83, zijnde het tarief dat blijkens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten hoort bij de toe te wijzen hoofdsom.
in reconventie:
Bij antwoord heeft [gedaagde] een reconventionele vordering ingesteld. Hoewel [gedaagde] bij dupliek heeft betoogd dat hij de primaire vordering niet handhaaft, heeft hij toch subsidiair een eis ingesteld van € 1,00. Daaruit blijkt dat de vordering niet is ingetrokken. De kantonrechter zal daarom toch tot beoordeling van de vordering overgaan.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat de reconventionele vordering die ziet op geleden schade dient te worden afgewezen. [gedaagde] heeft de vordering niet, althans onvoldoende, feitelijk onderbouwd. Hij heeft slechts een korte toelichting gegeven op de geleden schade maar hij heeft dit op geen enkele wijze nader toegelicht en/of met bewijzen onderbouwd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Gelet op de betwisting van de vordering door Q-Park had het op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn stellingen nader gemotiveerd te onderbouwen. Dat heeft hij nagelaten, zodat niet aannemelijk is geworden dat de schade zich daadwerkelijk heeft voorgedaan, nog daargelaten wat de aard en omvang van de schade zou zijn.
4.13. [
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in zowel de proceskosten in conventie als in reconventie. Het salaris van de gemachtigde van Q-Park in conventie zal worden begroot op tweeëneenhalve punten van het liquidatietarief (2,5 x € 75,00) De proceskosten in reconventie zullen, gelet op de samenhang met de vordering in conventie, worden gewaardeerd op de helft van het aantal toe te kennen punten.

5.De beslissing

De kantonrechter

in conventie:veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
  • € 325,52 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • € 48,84 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Q-Park begroot op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan vast recht en € 187,50 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventiewijst de vordering af.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Q-Park begroot op € 93,75 aan salaris gemachtigde;
verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.R. de Locht en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.
Coll: 795/jwk