ECLI:NL:RBNNE:2023:3852

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
10462613 \ CV FORM 23-2571
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor terugbetaling van vliegtickets na annulering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en German Airways GmbH & Co. KG. De passagier had in juni 2021 zes vliegtickets geboekt voor een vlucht van Groningen naar Faro, die uiteindelijk werd geannuleerd. De passagier verzocht om terugbetaling van de ticketkosten van € 2.310,-, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels stelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

German Airways voerde aan dat zij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was, maar slechts het toestel en de bemanning had verhuurd aan Green Airlines, die verantwoordelijk was voor de uitvoering van de vlucht. De kantonrechter oordeelde dat German Airways niet kon worden aangemerkt als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, omdat zij geen operationele verantwoordelijkheid droeg voor de vlucht. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar het arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak Wirth/Thompson Airways, waarin werd vastgesteld dat een luchtvaartmaatschappij die alleen een toestel verhuurt, niet kan worden beschouwd als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij.

De kantonrechter concludeerde dat het verzoek van de passagier tot terugbetaling moest worden afgewezen, omdat er geen overeenkomst bestond tussen de passagier en German Airways voor het luchtvervoer. De passagier werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van German Airways vergoeden, vastgesteld op € 398,00. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer / rekestnummer: 10462613 \ CV FORM 23-2571
Beschikking van 19 september 2023 op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007
in de zaak van
[de passagier],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [de passagier] ,
gemachtigde: VvAA Legal,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GERMAN AIRWAYS GMBH & CO. KG,
te Keulen (Duitsland),
verwerende partij,
hierna te noemen: German Airways,
gemachtigde: Dr. Moritz G. Heile.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen door de rechtbank op 14 april 2023,
- het verweerschrift van 17 mei 2023,
- de reactie van [de passagier] van 7 augustus 2023,
- de reactie van verweerder van 21 augustus 2023.
1.2.
Daarna is bepaald dat een beslissing wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] heeft op 17 juni 2021 zes vliegtickets geboekt via TravelNoord voor een vlucht op 30 juli 2021 vanaf Eelde / Groningen naar Faro (Portugal) en voor de terugvlucht op 14 augustus 2021. [de passagier] heeft voor deze vliegtickets in totaal een bedrag van € 2.310,- betaald.
2.2.
TravelNoord heeft [de passagier] een bevestiging van de reservering (‘tevens incheck bewijs’) verstuurd, waarin Green Airlines als vervoerder is genoemd.
2.3.
Op 16 juli 2021 heeft TravelNoord een e-mail aan [de passagier] verstuurd met de mededeling dat Green Airlines op 15 juli 2021 heeft besloten om alle resterende vluchten in 2021 vanaf Eelde te annuleren. TravelNoord heeft verder aangegeven dat zij als wederverkoper van Green Airlines wilde helpen om het betaalde bedrag van Green Airlines terug te vorderen. In dat kader heeft TravelNoord [de passagier] verzocht om een restitutieformulier in te vullen, zodat TravelNoord de claim kon indienen. De inspanningen van TravelNoord hebben niet geleid tot terugbetaling van de vliegtickets aan [de passagier] .
2.4.
Begin augustus 2021 heeft TravelNoord [de passagier] een brief gestuurd, waarbij zij een ‘statement’ heeft gevoegd van de CEO van Green Airlines, dat op verzoek van TravelNoord is opgesteld. Hierin is het volgende meegedeeld:
“Green Airlines will advocate to the full refund to the customer and give TravelNoord the final discharge for this part. (…)”,hetgeen door TravelNoord als volgt is vertaald:
“Green Airlines zal zorgen voor de volledige terugbetaling aan de klant en TravelNoord de definitieve kwijting geven voor dit deel. (…)”
2.5.
[de passagier] heeft vanaf augustus 2021 tot en met oktober 2021 geprobeerd om contact te krijgen met Green Airlines over de status van het restitutieverzoek. Deze inspanningen hebben geen resultaat gehad.
2.6.
[de passagier] heeft de kwestie voorgelegd aan het Europees Consumenten Centrum (hierna: ECC), omdat deze organisatie een bemiddelingstraject was gestart met Green Airlines. Het ECC heeft [de passagier] op 28 december 2021 het volgende laten weten:
“(…) Eerder lieten wij u weten dat het niet duidelijk was wie de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was: Green Airlines of German Airways. Inmiddels heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) hier advies over uitgebracht. De ILT heeft German Airways aangewezen als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Op grond van Verordening (EG) nr. 261/2004 betekent dit dat German Airways verantwoordelijk is voor de terugbetaling van tickets en eventueel financiële compensatie.
De verantwoordelijkheid ligt dus bij German Airways en niet bij Green Airlines. Wij hebben de advocaat van German Airways op de hoogte gebracht van het advies van de ILT. Even leek het erop dat de luchtvaartmaatschappij alsnog bereid was tot een schikking. Maar helaas bleef een concreet aanbod uit. Door ons gestelde termijnen werden keer op keer overschreden. Op onze vraag om ieder geval de ticketkosten van passagiers te vergoeden is geen toereikend antwoord gekomen. Wij moeten daarom concluderen dat een oplossing buiten de rechter om niet mogelijk is en zullen onze bemiddeling staken. (…)”.
2.7.
Op 16 maart 2022 heeft het ECC aan [de passagier] laten weten dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) een advies had uitgebracht over welke partij als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangewezen en dat dat volgens de ILT German Airways is. Verder heeft het ECC gemeld dat de daarop volgende onderhandelingen met German Airways geen resultaat hebben opgeleverd.

3.Het verzoek

3.1.
[de passagier] heeft in deze procedure betaling verzocht van € 2.310,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 juli 2021 tot de datum van betaling van de hoofdsom, alsmede betaling van de proceskosten, vanwege de geannuleerde vluchten.

4.Het verweer

4.1.
German Airways heeft zich, samengevat weergegeven, op het standpunt gesteld dat zij niet de contractspartij is van [de passagier] . Daarnaast heeft German Airways aangevoerd dat dat niet zij, maar Green Airlines de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is, aangezien German Airways niet de beslissing heeft genomen om de vlucht uit te voeren, het traject vast te stellen en hierdoor een aanbod van luchtvervoer heeft gecreëerd. German Airways heeft enkel een toestel (inclusief bemanning, onderhoud en verzekering) verhuurd aan Green Airlines op grond van een zogenaamde ‘wet leasing’-constructie. [de passagier] heeft zich dan ook tot de verkeerde partij gewend, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter op grond van Verordening (EU) nr. 1215/2012 in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
In geschil is of German Airways vanwege de annulering van de vluchten compensatie moet betalen aan [de passagier] .
5.3.
Het verzoek tot betaling van compensatie is gebaseerd op artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (hierna: de Verordening).
5.4.
In de overwegingen 1 en 7 van de Verordening is het volgende bepaald:
1)Het optreden van de Gemeenschap moet onder meer gericht zijn op de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers, met volledige inachtneming van de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen.
7) Om de effectieve toepassing van deze verordening te waarborgen, dienen de bij de verordening gecreëerde verplichtingen te rusten op de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is de vlucht uit te voeren, met eigen dan wel inclusief of zonder bemanning geleaste vliegtuigen, of in enige andere vorm.
5.5.
Op grond van artikel 5, lid 1, aanhef en sub c, van de Verordening hebben de betrokken passagiers in geval van annulering van een vlucht recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.6.
Artikel 2 van de Verordening bepaalt onder b dat voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier.
5.7.
In het arrest van het Hof in de zaak Wirth c.s. / Thompson Airways (C-532/17) van 4 juli 2018 is het begrip “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” verder uitgelegd. In dit arrest is, voor zover hier van belang, als volgt overwogen:

17. In dit verband moet worden opgemerkt dat het begrip „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” volgens artikel 2, onder b), van verordening nr. 261/2004, moet worden opgevat als de „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier”.
18. Deze definitie bevat dus twee cumulatieve voorwaarden om een luchtvaartmaatschappij te kunnen aanmerken als „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”, die ten eerste de uitvoering van de betrokken vlucht en ten tweede het bestaan van een met de passagier gesloten overeenkomst betreffen.
19. De eerste voorwaarde legt de nadruk op het essentiële onderdeel ervan, namelijk het begrip „vlucht”. Het Hof heeft reeds geoordeeld dat dit begrip moet worden opgevat „als een luchtvervoerhandeling – en dus in zekere zin een ‚onderdeel’ van dit vervoer [...] – die wordt uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die het traject ervan vaststelt” (arresten van 10 juli 2008, Emirates Airlines, C173/07, EU:C:2008:400, punt 40; 13 oktober 2011, Sousa Rodríguez e.a., C83/10, EU:C:2011:652, punt 27, en 22 juni 2016, Mennens, C255/15, EU:C:2016:472, punt 20).
20. Hieruit volgt dat de maatschappij die, in het kader van haar passagiersvervoer, besluit een bepaalde vlucht uit te voeren en daarvan tevens het traject vaststelt en hierdoor ter attentie van belangstellenden een aanbod van luchtvervoer creëert, moet worden beschouwd als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. De vaststelling van een dergelijk besluit impliceert namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze vlucht, met inbegrip van met name de eventuele annulering of langdurige vertraging bij aankomst van die vlucht, bij deze luchtvaartmaatschappij berust.
21. In casus staat vast dat Thomson Airways alleen het toestel en de bemanning waarmee de vlucht in het hoofdgeding is uitgevoerd heeft verhuurd: het besluit tot vaststelling van het traject en de uitvoering van de vlucht is echter door TUIFly genomen.
22. In deze omstandigheden moet, zonder dat de tweede cumulatieve voorwaarde van artikel 2, onder b), van verordening nr. 261/2004 hoeft te worden onderzocht, worden vastgesteld dat een luchtvaartmaatschappij zoals Thomson Airways in het hoofdgeding, die een toestel inclusief bemanning verhuurt aan een andere luchtvaartmaatschappij, hoe dan ook niet kan worden aangemerkt als „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert” in de zin van de Verordening, en met name artikel 2, onder b).
(…)
27. Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat het begrip „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert” in de zin van verordening nr. 261.2004 en met name artikel 2, onder b), aldus moet worden uitgelegd dat het geen betrekking heeft op het geval van een luchtvaartmaatschappij die, zoals in het hoofdgeding, het toestel inclusief bemanning verhuurt aan een andere luchtvaartmaatschappij (,,wet lease”) , maar niet de operationele verantwoordelijkheid voor de vluchten draagt, ook wanneer op de aan de passagier afgegeven boekingsbevestiging voor een plaats op een vlucht staat vermeld dat deze vlucht door deze eerste maatschappij wordt uitgevoerd.”
5.8.
De kantonrechter is, gelet op deze uitspraak, van oordeel dat German Airways niet kan worden aangemerkt als „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”; het verweer van German Airways slaagt dan ook. German Airways heeft gesteld dat haar rol zich beperkte tot het verhuren van het toestel en de bemanning waarmee de vlucht is uitgevoerd (‘wet leasing’), terwijl de vaststelling van het traject en de uitvoering van de vluchten tot de bevoegdheid van Green Airlines behoorden. De positie van German Airways is daarmee vergelijkbaar met die van Thomson Airways, waarover het Europese Hof van Justitie in rechtsoverweging 22 en 27 duidelijk is geweest: zij kan hoe dan ook niet worden aangemerkt als ,,de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”. De kantonrechter is ook van oordeel dat German Airways voldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een dergelijke ‘wet leasing’ constructie. [de passagier] heeft weliswaar het bestaan van die constructie betwist wegens het ontbreken van bewijs, maar German Airways heeft vervolgens een bericht van de website ‘luchtvaartnieuws’ en ‘aero.de’ overgelegd waaruit de ‘wet lease’ constructie blijkt. Dat acht de kantonrechter voldoende.
5.9.
[de passagier] heeft verder naar voren gebracht dat de ILT advies over deze kwestie heeft uitgebracht en daarbij German Airways heeft aangewezen als uitvoerende luchtvaartmaatschappij.
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat het advies van de ILT niet is overgelegd. Evenmin heeft [de passagier] uitgelegd hoe (op grond van welke argumenten) de ILT tot haar advies is gekomen. Ook is de kantonrechter er niet mee bekend dat de ILT een exclusieve beslissingsbevoegdheid heeft in dergelijke kwesties. De kantonrechter zal in deze zaak zelf een beslissing moeten geven, op basis van de in deze procedure gewisselde argumenten. De enkele stelling van [de passagier] , dat de ILT heeft geadviseerd om German Airways aan te merken als uitvoerende luchtvaartmaatschappij is in dit geval niet voldoende om tot dezelfde conclusie als de ILT te komen.
5.11.
[de passagier] heeft verder, onder verwijzing naar het e-mailbericht van
28 december 2021 van het ECC nog aangevoerd dat uit het feit dat tussen het ECC en German Airways onderhandelingen zijn gevoerd met German Airways, kan worden afgeleid dat German Airways erkent verantwoordelijk te zijn voor de terugbetaling van de tickets.
5.12.
De kantonrechter volgt [de passagier] niet in deze redenering. Uit het enkele feit dat er onderhandelingen zijn gevoerd tussen het ECC en German Airways kan niet worden geconcludeerd dat zij de ‘uitvoerende luchtvaartmaatschappij’ is, noch kan daaruit de verantwoordelijkheid voor compensatie worden afgeleid. Het is immers niet duidelijk hoe de onderhandelingen zijn verlopen en om welke reden German Airways die onderhandelingen heeft gevoerd en afgebroken. Uit geen enkele verklaring van German Airways zelf blijkt dat zij die verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, hetgeen ook wordt bevestigd door haar standpunt in deze procedure. Ook in het geval German Airways zich aanvankelijk bereidwillend heeft opgesteld richting het ECC, dan kunnen daar nog geen juridische conclusies aan verbonden worden. Daar komt bij dat de CFO van Green Airlines een verklaring op schrift heeft gesteld, waarin hij de verantwoordelijkheid voor de volledige terugbetaling aan de klanten van TravelNoord op zich neemt. Dat er vervolgens geen betaling (en zelfs geen reactie) is gevolgd door Green Airlines, maakt niet dat German Airways verantwoordelijk wordt voor het betalen van compensatie aan de passagiers.
5.13.
Wat betreft de discussie over het al dan niet genieten van financiële voordelen door German Airways, overweegt de kantonrechter dat deze discussie niet relevant is voor het beantwoorden van de vraag of German Airways als uitvoerende luchtvaartmaatschappij moet worden aangemerkt. Het argument dat German Airways door het verhuren van haar toestel al een voordeel heeft genoten en daarnaast de stelling dat German Airways een grote claim heeft ingediend bij Green Airlines doen daarom niet ter zake.
5.14.
De kantonrechter overweegt overigens nog dat [de passagier] ook niet heeft onderbouwd dat hij met German Airways een overeenkomst heeft gesloten voor luchtvervoer van Eelde/Groningen naar Faro en terug (de tweede voorwaarde waar het Europese Hof van Justitie in het arrest Wirth/Thompson Airways naar verwijst). [de passagier] heeft ter onderbouwing van de geboekte vlucht enkel de bevestiging van TravelNoord (‘tevens incheck bewijs’) overgelegd en daarin is als vervoerder ‘Green Airlines’ vermeld. Er zijn geen andere aanknopingspunten naar voren gebracht die de stelling van [de passagier] onderbouwen dat hij met German Airways een overeenkomst heeft gesloten, zoals mogelijk wel het geval is in andere zaken die bij het ECC of de ILT zijn aangekaart.
5.15.
Gelet op het voorgaande, wordt het verzoek van [de passagier] afgewezen. Er zal daarom ook geen certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen worden afgegeven.
5.16.
[de passagier] wordt in het ongelijk gesteld en zal de proceskosten van German Airways moeten betalen. Deze kosten worden vastgesteld op € 398,00 (2 punten x salaris gemachtigde van € 199,00).

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
bepaalt dat [de passagier] de proceskosten van German Airlines moet vergoeden, waarbij de proceskosten worden vastgesteld op € 398,00,
6.3.
verklaart deze beschikking wat de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.A. Baarsma en in het openbaar uitgesproken op
19 september 2023.
524