5.7.In het arrest van het Hof in de zaak Wirth c.s. / Thompson Airways (C-532/17) van 4 juli 2018 is het begrip “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” verder uitgelegd. In dit arrest is, voor zover hier van belang, als volgt overwogen:
“
17. In dit verband moet worden opgemerkt dat het begrip „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” volgens artikel 2, onder b), van verordening nr. 261/2004, moet worden opgevat als de „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is een vlucht uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier”.
18. Deze definitie bevat dus twee cumulatieve voorwaarden om een luchtvaartmaatschappij te kunnen aanmerken als „luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert”, die ten eerste de uitvoering van de betrokken vlucht en ten tweede het bestaan van een met de passagier gesloten overeenkomst betreffen.
19. De eerste voorwaarde legt de nadruk op het essentiële onderdeel ervan, namelijk het begrip „vlucht”. Het Hof heeft reeds geoordeeld dat dit begrip moet worden opgevat „als een luchtvervoerhandeling – en dus in zekere zin een ‚onderdeel’ van dit vervoer [...] – die wordt uitgevoerd door een luchtvaartmaatschappij die het traject ervan vaststelt” (arresten van 10 juli 2008, Emirates Airlines, C173/07, EU:C:2008:400, punt 40; 13 oktober 2011, Sousa Rodríguez e.a., C83/10, EU:C:2011:652, punt 27, en 22 juni 2016, Mennens, C255/15, EU:C:2016:472, punt 20).
20. Hieruit volgt dat de maatschappij die, in het kader van haar passagiersvervoer, besluit een bepaalde vlucht uit te voeren en daarvan tevens het traject vaststelt en hierdoor ter attentie van belangstellenden een aanbod van luchtvervoer creëert, moet worden beschouwd als de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. De vaststelling van een dergelijk besluit impliceert namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze vlucht, met inbegrip van met name de eventuele annulering of langdurige vertraging bij aankomst van die vlucht, bij deze luchtvaartmaatschappij berust.
21. In casus staat vast dat Thomson Airways alleen het toestel en de bemanning waarmee de vlucht in het hoofdgeding is uitgevoerd heeft verhuurd: het besluit tot vaststelling van het traject en de uitvoering van de vlucht is echter door TUIFly genomen.
22. In deze omstandigheden moet, zonder dat de tweede cumulatieve voorwaarde van artikel 2, onder b), van verordening nr. 261/2004 hoeft te worden onderzocht, worden vastgesteld dat een luchtvaartmaatschappij zoals Thomson Airways in het hoofdgeding, die een toestel inclusief bemanning verhuurt aan een andere luchtvaartmaatschappij, hoe dan ook niet kan worden aangemerkt als „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert” in de zin van de Verordening, en met name artikel 2, onder b).
(…)
27. Gelet op het voorgaande moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat het begrip „luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert” in de zin van verordening nr. 261.2004 en met name artikel 2, onder b), aldus moet worden uitgelegd dat het geen betrekking heeft op het geval van een luchtvaartmaatschappij die, zoals in het hoofdgeding, het toestel inclusief bemanning verhuurt aan een andere luchtvaartmaatschappij (,,wet lease”) , maar niet de operationele verantwoordelijkheid voor de vluchten draagt, ook wanneer op de aan de passagier afgegeven boekingsbevestiging voor een plaats op een vlucht staat vermeld dat deze vlucht door deze eerste maatschappij wordt uitgevoerd.”