ECLI:NL:RBNNE:2023:3862

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
18-730125-16 TUL
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf na overtredingen tijdens proeftijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De veroordeelde, die in 2019 een gevangenisstraf van 35 maanden kreeg opgelegd, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, heeft in de periode van 8 februari 2023 tot en met 24 augustus 2023 meerdere overtredingen begaan, waaronder agressief gedrag tegenover een medebewoner en het handelen in shag. De proeftijd loopt nog tot 17 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat het niet opportuun is om de volledige gevangenisstraf van 24 maanden ten uitvoer te leggen, gezien het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank hecht meer waarde aan de behandeling van de veroordeelde in een klinische setting dan aan de volledige tenuitvoerlegging van de straf.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met de mogelijkheid voor de veroordeelde om in de tussentijd een nieuwe klinische behandeling te vinden. De rechtbank benadrukt dat de kans op herhaling moet worden beperkt en dat het van belang is dat de veroordeelde in een andere instelling kan worden behandeld. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook het advies van de reclassering is meegenomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer: 18/730125-16 parketnummer Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden: 21/003534-17
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 september 2023 op een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
in de zaak tegen
[veroordeelde]geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd in [PI] , hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

Bij onherroepelijk arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 januari 2019, is aan de veroordeelde - onder meer - een gevangenisstraf van 35 maanden opgelegd, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld. De proeftijd is ingegaan op 21 januari 2019.
Bij beslissing van deze rechtbank op 16 maart 2021 zijn de in het arrest opgelegde bijzondere voorwaarden gewijzigd.
Bij beslissing van deze rechtbank op 27 oktober 2022 is de gedeeltelijke tenuitvoerlegging bevolen (30 dagen gevangenisstraf) en zijn de bijzondere voorwaarden wederom gewijzigd. Veroordeelde moet zich vanaf toen aan de volgende bijzondere voorwaarden houden: meldplicht bij de reclassering, alcoholverbod, meewerken aan controles ten aanzien van het middelengebruik, klinische behandeling bij de FPK [inrichting] en aansluitend op de klinische opname meewerken aan begeleid beschermd wonen en ambulante behandeling.
De officier van justitie heeft bij vordering van 30 augustus 2023 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Veroordeelde is op 25 augustus 2023 aangehouden en de officier van justitie heeft toen de voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling ex artikel 6:6:20 van het Wetboek van Strafvordering gevorderd. De rechter-commissaris heeft op 28 augustus 2023 de vordering toegewezen en heeft de voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling bevolen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2023, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. A.M. van Wingerden en de officier van justitie mr. H.J. Mous. Tevens is verschenen als deskundige [medewerker] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland.

Motivering

Het advies van de reclassering
Het advies voortijdige negatieve beëindiging toezicht van Reclassering Nederland van 25 augustus 2023 houdt in dat veroordeelde de regels van de kliniek meermalen heeft overtreden. [inrichting] heeft daarom op 25 augustus besloten om de klinische behandeling te beëindigen. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor gedragsbeïnvloeding en risicobeperking. De reclassering adviseert daarom het reclasseringstoezicht te beëindigen. Ter zitting is dit advies door [medewerker] bevestigd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de vordering gedeeltelijk, te weten voor de duur van zes maanden, moet worden toegewezen. De proeftijd van vijf jaren is bijna voorbij en het gaat om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Gelet op het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit is het niet opportuun om aan het einde van de proeftijd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden volledig ten uitvoer te leggen. Bij een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van zes maanden, kan in de tussentijd gezocht worden naar een nieuwe instelling waar verdachte klinisch behandeld kan worden voor de resterende tijd van de proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor gedeeltelijke tenuitvoerlegging van twee maanden gevangenisstraf. Daartoe heeft zij aangevoerd dat bij volledige tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, verdachte over twee jaren zonder hulp op straat staat. Dat is niet wenselijk voor de samenleving en ook niet voor verdachte. De termijn van twee maanden draagt er aan bij dat er snel een nieuwe plek wordt gezocht voor veroordeelde.
Overweging van de rechtbank
Uit het reclasseringsrapport kan worden afgeleid dat [inrichting] de klinische behandeling heeft beëindigd vanwege het vele malen overtreden van de huisregels. In de periode 8 februari 2023 tot en met 24 augustus 2023 hebben er meerdere overtredingen plaatsgevonden, waaronder een incident met een medebewoner waarbij veroordeelde erg agressief was en het handelen in shag. De rechtbank stelt vast dat veroordeelde hiermee de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Dit leidt ertoe dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf kan worden toegewezen.
De proeftijd loopt nog tot en met 17 februari 2024. Gelet op het beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit acht de rechtbank het niet opportuun om de volledige tenuitvoerlegging van de 24 maanden gevangenisstraf te bevelen. Daarnaast acht de rechtbank de behandeling in een klinische setting van groter belang dan de volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. Dit om de kans op herhaling te beperken. Het is daarom van belang dat er onderzocht wordt of verdachte in een andere instelling klinisch behandeld kan worden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 6 maanden van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf passend is. In de tussentijd kan verdachte aangemeld worden voor een klinische behandeling bij een andere kliniek, zodat hij in de resterende tijd van de proeftijd nog behandeld kan worden.
De rechtbank zal dan ook de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toewijzen. Dit voor een duur van 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die veroordeelde in de voorlopige tenuitvoerlegging heeft doorgebracht.

Beslissing

De rechtbank beveelt met inachtneming van het in voormeld arrest bepaalde omtrent de aftrek van de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, namelijk voor de duur van
6 maanden,voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 januari 2019.
Beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:6:20, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering, geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. L.S. Langius, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2023. mr. L.S. Langius is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.