ECLI:NL:RBNNE:2023:4047

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C18/226539 / KG RK 23-305
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in strafzaak

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van rechter N.A. Vlietstra door verzoekster, die verdachte is in twee strafzaken. Verzoekster had op 22 september 2023 via haar advocaat, mr. Vermeij, verzocht om aanhouding van de zitting, maar rechter Vlietstra zag geen aanleiding om de zaak aan te houden. Op de zitting van 25 september 2023 heeft verzoekster, via e-mail, mr. Vlietstra gewraakt, maar deze heeft niet in de wraking berust. De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden een processuele beslissing is, waarover de wrakingskamer in beginsel geen oordeel kan vellen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en verklaarde het verzoek kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft bepaald dat de zaken met parketnummers 18-018627-21 en 18-002292-22 worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C18/226539 / KG RK 23-305
beslissing van de meervoudige kamer van 25 september 2023
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoekster],
verblijvende te [verblijfplaats],
verzoekster.

1.1. Procesverloop

1.1.
Bij de afdeling strafrecht van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, lopen een tweetal zaken (geregistreerd onder parketnummers 18-018627-21 en 18-002292-22), waarin [verzoekster] verdachte is.
1.2.
Deze zaken stonden gepland op de zitting van 25 september 2023 om 10.45 uur ten overstaan van mr. N.A. Vlietstra, rechter.
1.3.
Verzoekster heeft op 22 september 2023 door middel van haar advocaat, mr. Vermeij, laten weten de zitting niet te kunnen bijwonen en verzocht om aanhouding van de zitting. Mr. Vlietstra heeft daarop aangegeven op voorhand geen aanleiding te zien de zaak aan te houden. Nadien heeft mr. Vermeij zich aan de zaak onttrokken.
1.4.
Verzoekster heeft mr. Vlietstra gewraakt bij e-mail van 25 september 2023 om 09.56 uur.
1.5.
Mr. Vlietstra heeft niet in de wraking berust.

2.2. Beoordeling

2.1.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten - voor zover hier van belang - een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees van bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.3.
Voorts is van belang dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige (processuele) beslissingen. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of deze beslissingen en de daaraan ten grondslag liggende motiveringen inhoudelijk juist zijn, maar te onderzoeken of deze beslissingen en motiveringen feiten en omstandigheden opleveren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Slechts indien de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat redelijkerwijs daarvoor geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven, bestaat aanleiding om vooringenomenheid te vermoeden.
2.4.
Verzoekster heeft - samengevat - aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat mr. Vlietstra vooringenomen zou zijn omdat zij beïnvloed is door het intimiderend schrijven van het Openbaar Ministerie van 16 augustus 2013, waarin - voor zover hier van belang - staat:
"Ook verhindering van de nieuwe advocaat ter zitting van 25 september 2023 is geen reden vooruitstel. (…) Mocht u ter zitting op 25 september 2023 niet verschijnen, noch een advocaat namens u, dan zal de officier van justitie de rechter vragen de zaken bij verstek af te doen.(…)"De reactie van mr. Vlietstra om de zaak niet aan te houden vanwege de aardbeving (die op 8 september 2023 in [land] heeft plaatsgevonden) is volgens verzoekster niet voldoende onderbouwd. Verzoekster geeft tot slot aan het recht te hebben om bij de behandeling van haar zaak aanwezig te zijn.
2.5.
De wrakingskamer oordeelt dat de beslissing van de rechter om de zaak niet (op voorhand) aan te houden een (processuele) beslissing betreft, waarover aan de wrakingskamer in beginsel geen oordeel toekomt. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.3. is overwogen, is er slechts aanleiding om vooringenomenheid te vermoeden, indien de genomen beslissingen zo onbegrijpelijk zijn dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring dan vooringenomenheid is te geven. Dat van dergelijke feiten of omstandigheden sprake is, is gesteld noch gebleken.
2.6.
Het vorenstaande brengt, naar het oordeel van de wrakingskamer, met zich dat het verzoek kennelijk ongegrond verklaard dient te worden.
2.7.
De wrakingskamer komt aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek niet toe. Een mondelinge behandeling van het verzoek kan daarom achterwege blijven.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek kennelijk ongegrond;
3.2.
bepaalt dat de zaken met parketnummers 18-018627-21 en 18-002292-22 worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en aan
mr. N.A. Vlietstra.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en
mr. C.W. Couperus-van Kooten, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023.
coll: 853