ECLI:NL:RBNNE:2023:428

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
18/135893-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Diefstal met geweld, vernieling, opzetheling, mishandeling en overtredingen Wegenverkeerswet door minderjarige

Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, vernieling, opzetheling, mishandeling en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 129 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals voorgesteld door de Raad voor de Kinderbescherming, met uitzondering van een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank heeft ook een leerstraf van 25 uren en een werkstraf van 75 uren opgelegd.

De zaak kwam voort uit een incident op 5 mei 2022, waarbij de verdachte samen met anderen een diefstal met geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de beroving, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest, maar de rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en camerabeelden overtuigend.

Naast de diefstal met geweld, was de verdachte ook betrokken bij andere feiten, zoals het vernielen van een scooter en het helen van gestolen scooters. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de jonge leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/135893-22 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/136714-22, 18/191507-22, 18/247421-22 en 18/066833-22.
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 januari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/135893-22
hij op of omstreeks 5 mei 2022 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zilveren) ketting en/of een jas en/of een of meer pet(ten), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 1] te duwen en/of aan het lichaam (de bosjes in) te trekken en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) op zijn buik, althans in de richting van zijn lichaam, te houden en/of een pet van zijn hoofd af te slaan en/of een ketting van zijn hals af te trekken en/of de jas van zijn lichaam af te trekken;
Parketnummer 18/136714-22
hij op of omstreeks 28 mei 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk (een slot van) een scooter/bromfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 18/191507-22
hij op of omstreeks 23 juli 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een blauwe scooter (Piaggio) en/of een zwarte scooter (Piaggio), althans een of meer goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 18/247421-22
1. hij op of omstreeks 23 september 2022 te Groningen openlijk, te weten, op/aan/bij de Reitdiephaven, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door (- zakelijk weergegeven -) haar met een (pittige) saus te bespuiten/overgieten en/of tegen het lichaam te duwen en/of meermalen en/of met kracht op en/of tegen het hoofd te slaan en/of naar de grond te brengen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 23 september 2022 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door (- zakelijk weergegeven -) haar tegen het hoofd te slaan en/of met een saus te bespuiten/te overgieten;
2.
hij op of omstreeks 23 september 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk schoenen (Jordan), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 18/066833-22
hij op of omstreeks 18 juli 2021 te Groningen, op de weg, (onder meer) de Hereweg, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een (motor)scooter, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart;
hij op of omstreeks 18 juli 2021 te Groningen als bestuurder van een motorrijtuig ((motor)scooter), Vespa Piaggio, zonder kenteken, daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, (onder meer) de Hereweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2021 te Groningen als bestuurder van een motorrijtuig, ((motor)scooter), daarmede op de weg, (onder meer) de Hereweg, heeft gereden, zonder dat aan de eigenaar en/of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/247421-22 onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/066833-22 onder 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft veroordeling voor de overige ten laste gelegde feiten gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/135893-22, het onder parketnummer 18/191507-22 en het onder parketnummer 18/247421-22 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het medeplegen van de diefstal met geweld op 5 mei 2022. In het dossier worden veel verschillende groepen jongeren genoemd. De broer van aangever, de meiden die bij aangever en zijn broer waren en de politie noemen allemaal verschillende groepen jongeren. Welke jongeren de beroving hebben gepleegd, wordt niet duidelijk. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat het slachtoffer achter verdachte en de drie medeverdachten aan rent. Dit zou niet logisch zijn als hij vlak daarvoor door hen is beroofd. Tot slot heeft de politie in het aanvullend proces-verbaal aangegeven dat zij een jongen zien lopen met een zwarte jas onder zijn trui. Dit betreft [naam 1] . Bij verdachte is echter niets aangetroffen op het moment dat hij door de politie is gefouilleerd. Het dossier laat de mogelijkheid open dat de diefstal met geweld door een andere groep jongeren is gepleegd.
Verdachte dient daarnaast vrijgesproken te worden van de heling van de twee scooters. Verdachte heeft niet gezien dat het contactslot ontbrak. Hij heeft daarom niet hoeven vermoeden dat de scooters gestolen waren.
Tot slot dient verdachte vrijgesproken te worden van de mishandeling van aangeefster [slachtoffer 2] . Op de foto in het dossier is te zien dat aangeefster een dik oog heeft. Dit letsel zal naar alle waarschijnlijkheid het gevolg zijn van de klap die aangeefster heeft gekregen van medeverdachte
[medeverdachte 1] . Uit het dossier blijkt verder niet van letsel of pijn als gevolg van het bespuiten/overgieten met saus.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/136714-22 en het onder parketnummer 18/066833-22 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/247421-22 Vrijspraak feit 1 primair en feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging onder meer vereist is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachte(n). Daarvan is sprake als verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het openlijk en in vereniging gepleegd geweld. Daarin ligt besloten dat verdachte dubbel opzet moet hebben, namelijk op de onderlinge samenwerking en op de openlijke geweldpleging. Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster onder de hete saus heeft gespoten. Tussen het moment dat verdachte aangeefster heeft bespoten met saus en het moment dat zij wordt geslagen, zit enige tijd. Gelet op de camerabeelden is verdachte op het moment dat aangeefster naar de grond wordt geslagen niet meer in haar buurt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte opzet had op de onderlinge samenwerking en het geweld dat tegen aangeefster is gebruikt.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde vernieling is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat.
Parketnummer 18/066833-22 Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal van dit feit daarom worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier geen bewijs bevat waaruit blijkt dat er voor de motor waarop verdachte reed een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand was gehouden.
Parketnummer 18/135893-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 27 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik was op 5 mei 2022 op het bevrijdingsfestival in het Stadspark in Groningen samen met [naam 2] . We zijn [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] daar tegengekomen. Ik heb vroeger ruzie gehad met aangever.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 mei 2022, opgenomenop pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022112238 d.d. 16 juni 2022, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 5 mei 2022 was ik op het bevrijdingsfestival in Groningen. Omstreeks 19.40 uur was ik ter hoogte van de kinderboerderij in het Stadspark. Ik zag dat er vier jonge personen op mij af kwamen rennen. Vervolgens werd aan meerdere kanten aan mijn lichaam geduwd en getrokken. Ik belandde in de bosjes met de vier personen. Ik zag dat [medeverdachte 3] een mes pakte van ongeveer 10 cm, waar nog wel een hoesje om de snijkanten zat. Ik zag dat ze het mes op mijn buik zette. Ik hoorde dat ze zei doe je kanker jas uit. Ik zag dat [verdachte] mijn pet van mijn hoofd sloeg met zijn hand. Ik zag dat [naam 4] mijn pet van de grond pakte en deze in zijn jas stopte. Ik zag dat [medeverdachte 4] mijn ketting van mijn hals trok. Tegelijk trok [naam 2] mijn jas uit. Ik zag dat ze wegrenden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2022,opgenomen op pagina 179 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op videobestand 5_mei_1.avi zag ik het volgende: Ik zie dat de tijd betreft 5-5-2022
19:46:03 uur. Ik zie 4 personen wegrennen in de richting van de speeltuin. Hiervan herken ik
[medeverdachte 4] . Ik herken ook [medeverdachte 3] . Ik zie en herken aangever [slachtoffer 1] . Ik zie dat hij loopt in de richting van de kinderboerderij.
Op videobestand 5_mei_2_1.avi zag ik het volgende: Ik zie dat de tijd betreft 5-5-2022 19:43:45 uur. Dit is voor de beroving. Ik zie 4 personen lopen. Allen lopen vanuit de richting van de speeltuin langs de kinderboerderij. Ik herken alle personen als zijnde [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
Op tijdstip 5-5-2022 19:43:58 uur zijn alle personen weer uit beeld verdwenen. Op tijdstip 5-5-2022 19:44:29 zie ik dat alle vier verdachten rennen in de richting van de speeltuin.
Op tijdstip 5-5-2022 19:44:36 uur zijn alle personen weer uit beeld verdwenen.
Op tijdstip 5-5-2022 19:46:15 zie ik het slachtoffer rennen langs de kinderboerderij. Dit is na de beroving.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de camerabeelden. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte samen met de drie medeverdachten loopt vanuit de richting van de speeltuin. Enkele seconden later rennen ze met zijn vieren in de richting van aangever. Na afloop van de beroving rennen ze met zijn vieren weg. Hierbij is te zien dat één van de verdachten iets in zijn handen heeft. Daar komt bij dat de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig acht. Hij heeft inconsistent verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld op 5 mei 2022. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij niet in de buurt van de beroving is geweest. Hij wordt echter samen met de medeverdachten herkend op de camerabeelden direct voorafgaand en na afloop van de beroving. Waar verdachte tegen de politie heeft verklaard dat hij zichzelf niet herkent op de camerabeelden, heeft hij ter terechtzitting aangegeven dat hij zichzelf wel herkent, maar dat de camerabeelden van een eerder moment op de avond zouden zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] is tegengekomen, dat ze hebben gesproken over de artiesten die ze op het bevrijdingsfestival hebben gezien en vervolgens voor de lol achter elkaar aan zijn gaan rennen. Dit verhaal wordt echter door geen van de medeverdachten bevestigd.
Gezien het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangever en acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de beroving en komt daarom tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld.
Parketnummer 18/136714-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 27 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik ben op 28 mei 2022 door de politie aangehouden. Ik had goudkleurige schroeven bij me.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 mei 2022, opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022133802 d.d. 6 juni 2022, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik ben eigenaar van een scooter van het merk Sym. Op 27 mei 2022 omstreeks 18.20 uur stond de scooter nog schadeloos bij de woning aan de [adres] in Groningen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 mei 2022,opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 5] :
Ik woon met mijn vriendin in een bovenwoning aan de [adres] in Groningen. Op 28 mei 2022 omstreeks 02.30 uur werden we wakker. We hoorden getik van buiten. Ik zag twee jongens bij een scooter. Eén van de jongens een jas aan had van het merk Moncler. Ik zag aan de scooter dat deze van de buurjongen was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 28 mei2022, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 28 mei 2022 kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres] te Groningen. Daar had een melder Schultz twee personen verdacht bij een scooter zien staan rommelen. Het Operationeel Centrum gaf ons het volgende signalement:
NN1: Jas van Moncler met wit logo.
NN2: Donkerblauwe jas.
Omstreeks 02:30 uur zagen wij op de hoek van de Struisvogelstraat/Kraanvogelstraat twee personen lopen die voldeden aan het eerder opgegeven signalement. Deze personen bleken [medeverdachte 5] en [verdachte] . Toen verdachte [verdachte] zijn tasje opende, zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat er iets goudkleurigs uit de kleding viel. Ik zag dat het een goudkleurige schroef betrof. Omstreeks 02:45 uur maakte ik, verbalisant [verbalisant 2] , een zoekslag in de omgeving van waar wij de verdachten aantroffen. Op ongeveer vijf meter vond ik een zilverkleurige hamer met een zwart handvat in het gras. Toen ik ongeveer twee meter verder liep, zag ik twee schroevendraaiers in het gras liggen. Ik zag dat de spullen droog waren en voelde dat ze warm aanvoelden. Ik voelde dat het gras waar ik de spullen aantrof vochtig was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 28 mei 2022 werden verdachte [medeverdachte 5] en verdachte [verdachte] aangehouden ter zake poging tot diefstal van een scooter aan de [adres] te Groningen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er in het slot van de desbetreffende scooter een schroef was gedraaid. Ik zag dat het een gouden kruiskopschroef betrof met op de kop van de schroef een merkje gegrafeerd. Dit betrof een afbeelding van een visje en twee sterretjes.
Tijdens de aanhouding zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , een schroef uit de kleding van verdachte [verdachte] op de grond vallen. Ik zag dat dit een goudkleurige kruiskopschroef betrof met op de kop van de schroef ook een afbeelding van een visje en twee sterretjes.
Tijdens de insluitingsfouillering aan het cellencomplex aan de Hooghoudtstraat te Groningen werden er bij verdachte [verdachte] nogmaals twee identieke, zoals hierboven genoemde schroeven, in zijn onderbroek gevonden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die een schroef in het contactslot van de scooter heeft gedraaid/geslagen. Verdachte wordt samen met medeverdachte [medeverdachte 5] om 02:30 uur aangetroffen op een steenworp afstand van de [adres] waar de scooter van aangever geparkeerd stond. Verdachte blijkt vervolgens gouden schroeven in zijn kleding en onderbroek te hebben die exact overeenkomen met de gouden schroef die is aangetroffen in het contactslot van de scooter. Daarnaast worden er twee schroevendraaiers en een hamer bij verdachte in de buurt aangetroffen. Daar staat tegenover dat verdachte enkel heeft gezegd dat hij het niet heeft gedaan en voor het overige weigert om een verklaring af te leggen. Gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen, acht de rechtbank deze ontkenning ongeloofwaardig.
Parketnummer 18/191507-22
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 27 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik ben op 23 juli 2022 samen met medeverdachte [medeverdachte 6] op scooters naar de Carwash gereden. Hier hebben we de scooters schoongemaakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2022, opgenomenop pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022194415 d.d. 28 juli 2022, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 2] :
Op maandag 18 juli 2022 had ik mijn scooter neergezet bij [adres] op kettingslot en toen ik terugkwam op zaterdag 23 juli 2022 om 13:20 was hij weg.
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken objecten de volgende aanvullende informatie:
Voertuig : Bromfiets
Merk/type : Piaggio Zip
Kenteken : [kenteken]
Chassisnr./VIN : [nummer]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2022, opgenomenop pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Mijn scooter is gestolen in de nacht van donderdag 21 juli op vrijdag 22 juli.
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken objecten de volgende aanvullende informatie: Voertuig : Snorfiets
Merk/type : Piaggio Zip
Kenteken : [kenteken]
Chassisnr./VIN : [nummer]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 23 juli 2022,opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 23 juli 2022 kregen wij de melding van het Operationeel Centrum te Drachten om te gaan naar Helsingborgweg te Groningen. Aldaar zou momenteel een gestolen scooter stil staan. Deze scooter zou voorzien zijn van het kenteken [kenteken] . Op zaterdag 23 juli 2022 omstreeks 17:15 uur kwamen wij ter plaatse op de Helsingborgweg te Groningen. Wij zagen in één van de wascabines van de wasstraat twee scooters staan, een zwarte en een blauwe. Wij zagen in dezelfde cabine twee jongens staan. Wij zagen dat beide jongens bezig waren met het schoonmaken van de twee scooters. Wij zagen dat beide scooters niet voorzien waren van een contactsleutel en wij hoorden dat de motoren van beide scooters draaiden. De kentekens van beide scooters bleken na controle vals te zijn. Wij hebben een onderzoek ingesteld naar de twee scooters. Wij zagen dat de blauwe scooter voorzien was van het framenummer: [nummer] . Wij zagen dat de zwarte scooter voorzien was van het framenummer: [nummer] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2022,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op maandag 25 juli 2022 bekeken wij de beelden van de beveilingingscamera's opgenomen op zaterdag 23 juli 2022 van 24/7 Carwash Groningen gevestigd aan de Moermanskweg 2, 9723 HM in Groningen. Op de camera's is het volgende te zien:
Om 17.07.25 komen twee scooters aanrijden vanuit de richting Sint Petersburgweg kruising met de Malmtiweg. De bestuurders steken de oprit/toerit naar de wasboxen diagonaal over en rijden naar wasbox 3. Wanneer de bestuurders dichterbij komen, herkende ik, verbalisant [verbalisant 4] , de bestuurder van de zwarte scooter als zijnde verdachte [verdachte] en de bestuurder van de blauwe scooter als zijn verdachte [medeverdachte 6] . Om 17.07.34 worden beide scooters achterwaarts in de wasbox gereden. Verdachte [medeverdachte 6] loopt naar de betaalautomaat linksachter in de wasbox. Verdachte [medeverdachte 6] spuit beide scooters af met de hogedrukspuit van wasbox 3, terwijl verdachte [verdachte] staat toe te kijken. Beide verdachten zijn hier gedurende 10 minuten mee bezig. In deze tijd zijn genoemde verdachten de enige personen in de wasbox.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op 23 juli 2022 worden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] bij de Carwash aangetroffen met twee scooters die gestolen blijken te zijn. Verdachte heeft aangegeven dat de scooters van twee andere jongens zouden zijn en dat hij niet wist dat dit gestolen scooters betroffen. Daarnaast zou verdachte niet gezien hebben dat beide scooters niet van een contactsleutel waren voorzien. Gelet op de plek waar de contactsleutel zich bevindt, namelijk direct in het zicht van de bestuurder, acht de rechtbank dit niet aannemelijk. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte heeft gezien dat de contactsleutel ontbrak en dat hij (op z’n minst voorwaardelijk) opzet had en dat hij derhalve de wetenschap had dat het door misdrijf verkregen scooters betroffen. Daar komt bij dat de rechtbank de verklaring van verdachte over de herkomst van de scooters ongeloofwaardig acht. Verdachte heeft een wisselende verklaring afgelegd over de jongens van wie hij dacht dat de scooters waren. Tegenover de politie heeft hij verklaard dat deze jongens – van wie hij de namen niet wil noemen – mee zijn gegaan naar de Carwash om de scooters te wassen en dat zij vervolgens naar de viskraam zijn gegaan terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] bij de scooters zijn gebleven om de laatste vlekken weg te spoelen. Uit de camerabeelden blijkt echter dat er naast verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] geen andere personen in de Carwash zijn geweest. Ter terechtzitting heeft verdachte vervolgens verklaard dat de twee jongens bij de viskraam zijn gebleven en niet mee zijn gegaan naar de Carwash. De rechtbank meent dat verdachte ter terechtzitting zijn verklaring heeft aangepast gezien de ongerijmdheid van zijn eerdere verklaring met de camerabeelden.
Parketnummer 18/247421-22
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 27 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Op 23 september 2022 heb ik saus over [slachtoffer 2] gespoten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2022,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022251293 d.d. 4 oktober 2022, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op vrijdag 23 september 2022 ben ik naar de Jumbo aan de Reitdiephaven te Groningen gegaan. Ik liep terug en ter hoogte van de Action sprak [verdachte] mij aan. Vervolgens zag ik dat [verdachte] iets over mij heen gooide. Later voelde ik een brandende pijn in mijn ogen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangeefster pijn heeft ondervonden doordat zij door verdachte is bespoten met hete saus. Zij heeft immers in haar aangifte verklaard dat zij een brandende pijn in haar ogen voelde.
Parketnummer 18/066833-22
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 3 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van overtreding d.d. 29 juli 2021,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021194303 d.d. 29 juli 2021, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/135893-22, het onder parketnummer 18/136714-22, het onder parketnummer 18/191507-22, het onder parketnummer
18/247421-22 onder 1 subsidiair en het onder parketnummer 18/066833-22 onder 1 en onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/135893-22
hij op 5 mei 2022 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen een zilveren ketting en een jas en een pet, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door (- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 1] te duwen en aan het lichaam de bosjes in te trekken en een op een mes gelijkend voorwerp op zijn buik te houden en een pet van zijn hoofd af te slaan en een ketting van zijn hals af te trekken en de jas van zijn lichaam af te trekken;
Parketnummer 18/136714-22
hij op 28 mei 2022 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
Parketnummer 18/191507-22
hij op 23 juli 2022 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een blauwe scooter (Piaggio) en een zwarte scooter (Piaggio), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Parketnummer 18/247421-22
1. subsidiair hij op 23 september 2022 te Groningen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door (- zakelijk weergegeven -) haar met een saus te bespuiten;

Parketnummer 18/066833-22

1. hij op 18 juli 2021 te Groningen, op de weg, onder meer de Hereweg, een motorrijtuig van de rijbewijscategorie AM, te weten een (motor)scooter, heeft bestuurd, terwijl hij de minimumleeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt en het geen aangewezen bromfiets betrof als bedoeld in artikel 20b van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan de bestuurder beschikte over een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenvervoerskaart; 3.
hij op 18 juli 2021 te Groningen als bestuurder van een motorrijtuig, ((motor)scooter), daarmede op de weg, onder meer de Hereweg, heeft gereden, zonder dat aan de eigenaar en/of houder door de Dienst Wegverkeer voor dat voertuig een kenteken was opgegeven, immers was voor dat motorrijtuig in het geheel geen kenteken opgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op:

Parketnummer 18/135893-22diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 18/136714-22opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Parketnummer 18/191507-22medeplegen van opzetheling;
Parketnummer 18/247421-22
1. subsidiair mishandeling;

Parketnummer 18/066833-22

1. overtreding van het bepaalde in artikel 110 Wegenverkeerswet 1994;
3. overtreding van het bepaalde in artikel 36, lid 1 en lid 6 onder a Wegenverkeerswet 1994;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/135893-22, het onder parketnummer 18/136714-22, het onder parketnummer
18/191507-22, het onder parketnummer 18/247421-22 onder 1 primair en het onder parketnummer 18/066833-22 onder 1 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, bestaande uit de leerstraf Tools4U Regulier Plus voor de duur van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie, en een werkstraf voor de duur van 75 uren, subsidiair 37 dagen jeugddetentie, en 127 dagen jeugddetentie met aftrek waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: ‘de Raad’) geadviseerde voorwaarden verbonden te worden met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke werkstraf. Een voorwaardelijke jeugddetentie is een brug te ver. Verdachte wil meewerken met de voorwaarden en is gemotiveerd voor school.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Samen met drie anderen heeft verdachte het jonge slachtoffer belaagd, bedreigd met een op een mes gelijkend voorwerp en zijn spullen afgepakt. Verdachte heeft met zijn manier van handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en brengen vaak nadelige psychische gevolgen met zich mee. Dat het feit grote impact heeft gehad op het slachtoffer blijkt uit de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend. Bovendien is het feit gepleegd op de openbare weg waardoor het bijdraagt aan het algemene gevoel van angst en onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn rol bij het bewezenverklaarde. De rechtbank vindt deze houding zorgelijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een scooter en het helen van twee scooters. Dit zijn ergerlijke feiten die bij de slachtoffers vaak zorgen voor overlast en ongemak, zoals het tijdelijk niet kunnen gebruiken van je eigendom en het moeten herstellen van de toegebrachte schade. Verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Ook voor deze feiten heeft verdachte geen verantwoordelijkheid willen nemen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling door aangeefster te bespuiten met hete saus. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het vervelend is dat aangeefster bij verdachte in de klas is geplaatst terwijl er een contactverbod geldt, geeft dat verdachte geen vrijbrief om zijn problemen met aangeefster op deze wijze aan te pakken. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de klap die aangeefster vervolgens van een ander heeft gekregen, rekent de rechtbank het verdachte wel aan dat hij vervolgens samen met de medeverdachten weg is gelopen en aangeefster alleen heeft achtergelaten terwijl zij op de grond lag te huilen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee overtredingen van de Wegenverkeerswet. Verdachte heeft op een scooter gereden terwijl hij jonger was dan 16 jaar oud was. Daarnaast was de scooter niet voorzien van een kenteken. Op het moment dat de politie verdachte aan de kant probeert te zetten, gaat hij er snel vandoor en volgt er een achtervolging. Verdachte heeft hierbij meerdere verkeersregels geschonden en een levensgevaarlijke situatie op de weg gecreëerd. Verdachte heeft totaal geen rekening gehouden met de verkeersveiligheid en heeft alles geprobeerd om aan de politie te ontsnappen. Verdachte mag van geluk spreken dat hij geen slachtoffers heeft gemaakt. Dit geldt temeer nu verdachte niet verzekerd was.
Het betreft een groot aantal bewezenverklaarde feiten. Met name het medeplegen van diefstal met geweld betreft een zeer ernstig feit welke in beginsel een (voorwaardelijke) jeugddetentie rechtvaardigt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De Raad heeft in het rapport van 20 januari 2023 aangegeven dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog aangezien er meerdere risicofactoren zijn. Verdachte zoekt de grenzen op en is ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis betrokken geweest bij problemen op straat. Verdachte is onvoldoende in staat om de invloed van bepaalde vriendschappen in te zien en lijkt bewondering te hebben voor grenszoekend/antisociaal gedrag. Hij heeft een duidelijk kader en meer toezicht nodig om het recidiverisico te verminderen. De omgang met risicovolle contacten dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Hierover kunnen binnen het jeugdreclasseringstoezicht afspraken worden gemaakt. De Raad is van mening dat verdachte met de leerstraf Tools4U Regulier Plus kan werken aan het vergroten van de vaardigheden waarmee hij kan voorkomen opnieuw in een risicovolle situatie terecht te komen. Daarnaast vindt de Raad een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden van belang. Als bijzondere voorwaarden adviseert de Raad het volgen van onderwijs, meewerken aan passende hulpverlening, meewerken aan diagnostisch onderzoek en een contactverbod met de medeverdachten.
De Raad heeft dit advies ter terechtzitting bevestigd met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten als bijzondere voorwaarde aangezien dit bij de medeverdachten ook niet is geadviseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie in deze zaak passend en geboden is. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met een deels voorwaardelijke werkstraf gezien de grote hoeveelheid feiten en de ernst daarvan. Hoewel verdachte meewerkt met het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, zijn er nog veel zorgen over onder meer zijn sociale netwerk. Het is derhalve van belang dat hij een stevige stok achter de deur krijgt om de kans op recidive te beperken.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 883,99 ter zake van materiële schade en € 1.100,00 tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 527,79 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze geheel kan worden toegewezen.
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de schade geen rechtstreeks verband houdt met de strafbare gedraging.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat voor de pet, de jas en de schoenen de nieuwprijs wordt gevorderd. De screenshot van de jas die aan de stukken is toegevoegd, lijkt een compleet andere jas te betreffen. Met betrekking tot de telefoon is het onduidelijk waarom er op drie verschillende momenten reparaties zijn uitgevoerd. Voorts wordt de schade aan de telefoon ook niet genoemd in de aangifte. Met betrekking tot de schade aan de ketting is er geen bewijs toegevoegd dat de ketting daadwerkelijk gerepareerd is. Met betrekking tot de immateriële schade dient er rekening gehouden te worden met de jonge leeftijd van verdachte. In dat geval is € 1.100,00 een zeer groot bedrag.
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 3] heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het schade aan de blauwe scooter betreft terwijl verdachte op de zwarte scooter zat.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen voor zover dit betreft de post ‘jas’, nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij deze gevorderde schade heeft geleden en dat dit het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/135893-22 bewezenverklaarde. Ten aanzien van de post ‘ketting’, is de rechtbank van oordeel dat deze slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 50,00, en dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen. De posten ‘telefoon’, ‘pet’ en ‘schoenen’ zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van deze gevorderde posten alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft deze posten daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij een gedeelte van deze gevorderde schade heeft geleden, te weten een bedrag van € 1.000,00, en dat dit het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/135893-22 bewezenverklaarde. De rechtbank heeft hierbij gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal dan ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De rechtbank ziet onvoldoende causaal verband tussen de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte onder parketnummer 18/191507-22 en de door de benadeelde partij gestelde schade. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 36 en 110 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/247421-22 onder 1 primair en onder 2 en onder parketnummer 18/066833-22 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/135893-22, het onder parketnummer 18/136714-22, het onder parketnummer 18/191507-22, het onder parketnummer 18/247421-22 onder 1 subsidiair en het onder parketnummer 18/066833-22 onder 1 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

een jeugddetentie voor de duur van 129 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd volgens het lesrooster naar school gaat en onderwijszal volgen;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan passende hulpverlening, indien enzolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostisch onderzoek, indien de jeugdreclassering dit nodigacht, waarbij gedacht kan worden aan de Waag.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Groningen, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 75 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 37 dagen zal worden toegepast.
een taakstraf, te weten een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Tools4U Regulier Plus voor de duur van 25 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/135893-22:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.339,00(zegge: dertienhonderdnegenendertig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering voor het gedeelte met betrekking tot de schade aan de telefoon, de pet en de schoenen niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.339,00 (zegge: dertienhonderdnegenendertig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2022. Dit bedrag bestaat uit € 339,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/191507-22:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. O.J. Bosker en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2023.