ECLI:NL:RBNNE:2023:44

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
18.213769.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling

Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De zaak betreft wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing in vereniging en mishandeling. De verdachte heeft op 8 mei 2021 samen met een medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 1] gedwongen om in zijn auto te stappen en heeft hem vervolgens mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hadden gemaakt om [slachtoffer 1] te treffen, wat resulteerde in een gewelddadige confrontatie bij een tankstation in Parrega. De verdachte heeft [slachtoffer 1] met een vuist geslagen en hem gedwongen om een betalingsregeling te treffen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van vrijwilligheid en noodweer. De rechtbank verwierp deze argumenten en legde de straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18.213769.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 05 januari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij, op of omstreeks 8 mei 2021 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te duwen en/of met een houten stok, althans een hardvoorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of - ( vervolgens) die [slachtoffer 1] klem te rijden en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] mee te trekken en/of te sleuren, althans onder dwang te bewegen inde richting van zijn auto (Mercedes) en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] in die auto (Mercedes) te duwen en/of te zetten, althans te dwingenin die auto plaats te nemen;
2 hij, op of omstreeks 8 mei 2021 te Workum, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (betalingsregeling), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) door:
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te duwen en/of met een houten stok, althans een hardvoorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of - ( vervolgens) die [slachtoffer 1] klem te rijden en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] mee te trekken en/of te sleuren, althans onder dwang te bewegen inde richting van zijn auto (Mercedes) en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] in die auto (Mercedes) te duwen en/of te zetten, althans te dwingenin die auto plaats te nemen en/of
  • ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een houten stok en/of staaf te tonen en/ofvoor te houden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 mei 2021 te Workum, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het aangaan van een betalingsregeling, door:
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te duwen en/of met een houten stok, althans een hardvoorwerp, in het gezicht, althans op het hoofd te slaan en/of - ( vervolgens) die [slachtoffer 1] klem te rijden en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] mee te trekken en/of te sleuren, althans onder dwang te bewegen inde richting van zijn auto (Mercedes) en/of
  • ( vervolgens) die [slachtoffer 1] in die auto (Mercedes) te duwen en/of te zetten, althans te dwingenin die auto plaats te nemen en/of
  • ( vervolgens) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een houten stok en/of staaf te tonen en/ofvoor te houden;
3 hij, op of omstreeks 8 mei 2021 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen met een houten staaf en/of stok, althans een hard voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 mei 2021 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan in het gezicht, althans op het hoofd met zijn vuist en/of een houten staaf en/of stok, althans een hard voorwerp.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair en 3 primair. De feiten 1 en 2 primair kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op grond van de getuigenverklaringen en de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 3 bevat het dossier voldoende bewijs voor het slaan met een houten staaf tegen het hoofd van het slachtoffer. Dat moet gekwalificeerd worden als een poging tot zware mishandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten.
Ten aanzien van feit 1 kunnen de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het slaan met een stok en het sleuren uit de auto niet worden bewezen. Er kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] niet vrijwillig in de auto is gestapt, omdat was afgesproken dat ze naar zijn vader zouden gaan. Er is daarom geen sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Voor wat betreft feit 2 primair kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van afgifte van een goed. Er is immers geen geld afgegeven, maar enkel een betalingsregeling afgesproken. Daarnaast is er geen causaal verband tussen de tenlastegelegde handelingen en het aangaan van de overeenkomst. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van een andere feitelijkheid waardoor de betalingsregeling is aangegaan.
Voor feit 3 primair moet vrijspraak volgen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte met een stok heeft geslagen. De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 subsidiair bepleit dat sprake was van een noodweersituatie, omdat verdachte dacht dat een pistool op hem en op de medeverdachte werd gericht. Verdachte heeft zich noodzakelijk en proportioneel verdedigd. Daarom moet ook voor dat feit vrijspraak volgen.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) hadden een geschil. Verdachte wilde [slachtoffer 1] spreken, omdat hij geld van hem kreeg. Verdachte heeft daarom samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) een plan bedacht om [slachtoffer 1] te treffen.
[medeverdachte] heeft op 8 mei 2021 met [slachtoffer 1] afgesproken bij het tankstation in Parrega. Deze afspraak is uit de hand gelopen. Verdachte en [medeverdachte] zijn uiteindelijk in de Mercedes van verdachte met [slachtoffer 1] naar het huis van de vader van [slachtoffer 1] gereden. Vervolgens is daar een betalingsregeling afgesproken tussen verdachte en [slachtoffer 1].
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (als medepleger) schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing en/of diefstal met geweld, subsidiair dwang, van [slachtoffer 1]. Ook moet de rechtbank beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
1
[medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 8 mei 2021 bij het tankstation in Parrega bij hem in de auto is gestapt. Ze zijn vervolgens in de richting van Parrega gereden.
2Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat verdachte in Parrega stond te wachten met zijn auto. Toen de auto van [medeverdachte] stil stond, is verdachte uit zijn auto gestapt en naar de auto gelopen waar [medeverdachte] en [slachtoffer 1] in zaten. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] aangesproken. Verdachte heeft [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht gegeven. [slachtoffer 1] zat op dat moment aan de bijrijderskant in de auto bij [medeverdachte].
3Getuige [naam 5] heeft gezien dat de man die de bijrijder aanviel aan het drukken en slaan was.
4
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij nadat hij klappen had gehad naar de benzinepomp is gerend.
5Daar is hij in de Seat Leon van getuige [naam 1] gestapt. [naam 1] heeft gezien dat [slachtoffer 1] in paniek was en dat er een ‘ei’ op zijn linker jukbeen zichtbaar was. [naam 1] zag vervolgens dat er twee auto’s het terrein van het tankstation op kwamen rijden. [naam 1] probeerde nadat [slachtoffer 1] in de auto was gestapt van het terrein te rijden, maar hij werd klemgereden.
6Bij de politie hebben verdachte en [medeverdachte] daarover verklaard dat verdachte zijn auto stil had gezet op de oprit van het pompstation. De Seat Leon van [naam 1] probeerde weg te rijden, maar [medeverdachte] heeft met zijn auto de Seat Leon klemgereden, zodat deze niet verder kon.
7
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] vervolgens uit de Seat Leon trok.
8[naam 1] heeft verklaard dat de donkere man het rechter portier van zijn auto opende en [slachtoffer 1] uit de auto haalde.
9Ook getuige [naam 4] heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes een persoon uit de Seat haalde.
10Zij heeft van dat moment een filmpje gemaakt. Op de beelden is te zien dat twee personen een confrontatie hebben en aan het duwen en trekken zijn.
11
Getuige [naam 2] heeft twee mannen horen schreeuwen bij het tankstation. Zij hoorde een paniekstem schreeuwen en geschreeuw van nog een andere stem. Vervolgens zag zij dat er twee personen kwamen aanlopen. Dit betroffen een man met een blanke huidskleur en een man met een donker getinte huidskleur. Ze heeft gezien dat de man met de donker getinte huidskleur de blanke man in de nek/kraag op de rug vasthield en hem met kracht en agressief meesleurde. De blanke man verzette zich en wilde niet mee.
12Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] voor zich wilde houden.
13Bij de politie heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 1] met zijn arm naar voren schoof en hem bij de auto bij de kraag heeft vast gepakt.
14Getuige [naam 3] heeft gezien dat iemand door de getinte man in een Mercedes werd gedrukt en dat de deur dicht werd gedaan. De donker getinte man is daarna aan de bestuurderszijde in de Mercedes gestapt.
15
[medeverdachte] is vervolgens ook in de Mercedes van verdachte gestapt. [medeverdachte] en verdachte zijn met [slachtoffer 1] naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] in Workum gereden en de woning binnen gegaan.
16Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op dat moment een houten stok in zijn hand had. In de woning heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij een
betalingsregeling tussen verdachte en [slachtoffer 1] tot stand is gekomen.
17De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de sfeer agressief was op het moment dat [slachtoffer 1] binnenkwam met verdachte en nog een man. Verdachte zei op dat moment dat ze geld wilden hebben. Verdachte had een stok in zijn hand. Vervolgens is er een contract opgesteld.
18
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft bepleit dat [slachtoffer 1] vrijwillig in de auto van verdachte is gestapt en dat daarom geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] met een vuist in het gezicht is geslagen en – nadat hij was weggerend en in de Seat Leon was gestapt – is klemgereden, vervolgens uit de Seat Leon is getrokken, naar de Mercedes van verdachte is gesleurd en in die auto is geduwd. Naar het oordeel van de rechtbank was gelet op deze omstandigheden geen sprake van vrijwilligheid. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte], na verrichting van de hiervoor onder feit 1 weergegeven handelingen, naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] zijn gereden. In die woning is uiteindelijk een betalingsregeling tot stand gekomen. Op het moment dat verdachte de woning binnenkwam met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] had verdachte een houten stok bij zich en was de sfeer agressief.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is een causaal verband vereist tussen de dwang en de prestatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] wilden treffen om hem tot betaling te dwingen. De ten laste gelegde handelingen, vanaf de vuistslag tot het tonen van de houten stok in de woning, zijn allemaal verricht met het doel om [slachtoffer 1] geld te laten betalen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tot stand komen van de betalingsregeling het gevolg is geweest van het geweld en de bedreiging met geweld. Het verweer dat er geen causaal verband was tussen de uitgevoerde handelingen en het afspreken van de betalingsregeling wordt verworpen. De rechtbank verwerpt ook het verweer dat een overeenkomst geen goed in de zin van artikel 317 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [slachtoffer 1] is gedwongen tot de afgifte van geld, namelijk door het afspreken van de betalingsregeling.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de feiten 1 en
2 primair en dat er dusdanig nauw en bewust is samengewerkt tussen verdachte en
[medeverdachte], dat sprake is van medeplegen. Verdachte en [medeverdachte] hebben immers vooraf een plan gemaakt om [slachtoffer 1] te treffen. Vervolgens zijn ze op 8 mei 2021 alle twee naar Parrega gegaan en hebben ze het plan gezamenlijk uitgevoerd.
De rechtbank acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] met een houten stok of ander voorwerp heeft geslagen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven.
Noodweer
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41 lid 1 Sr. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, omdat [slachtoffer 1] een wapen richtte op verdachte en [medeverdachte].
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1], nadat verdachte hem had aangesproken, een vuurwapen uit zijn jaszak haalde. [slachtoffer 1] richtte dit vuurwapen eerst op hem en vervolgens op [medeverdachte]. [slachtoffer 1] heeft ontkend dat hij een vuurwapen bij zich had en heeft verklaard dat hij een zwarte gasaansteker bij zich had. Deze heeft hij uit zijn jaszak gepakt nadat hij door verdachte was geslagen. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] in zijn eerste verhoor bij de politie helemaal niets heeft verklaard over dat [slachtoffer 1] een vuurwapen op hem en verdachte zou hebben gericht of dat [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich zou hebben gehad. Pas in zijn tweede verhoor, nadat de politie hem expliciet had voorgehouden dat verdachte over een vuurwapen had verklaard, heeft [medeverdachte] de verklaring bevestigd dat [slachtoffer 1] met een vuurwapen zou hebben gedreigd. De rechtbank overweegt verder dat er ook geen wapen is aangetroffen bij [slachtoffer 1]. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat indien [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich zou hebben gehad en daarmee al richting verdachte en [medeverdachte] zou hebben gedreigd, verdachte kort na die bedreiging het risico neemt dat [slachtoffer 1] nogmaals het vuurwapen ter hand neemt door [slachtoffer 1] uit de Seat Leon te trekken, naar zijn eigen auto te sleuren en hem tegen zijn wil in de auto in te duwen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op verdachte en de medeverdachte heeft gericht. Er is geen sprake geweest van een noodweersituatie. Het verweer wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 primair en 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 8 mei 2021 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te duwen en in het gezicht te slaan en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] klem te rijden en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] mee te trekken en/of te sleuren in de richting van zijn auto (Mercedes) en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] in die auto (Mercedes) te duwen;
2 primair hij op 8 mei 2021 te gemeente Súdwest-Fryslân tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (betalingsregeling), toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] door:
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen te duwen en in het gezicht te slaan en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] klem te rijden en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] uit de auto te trekken en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] mee te trekken en/of te sleuren in de richting van zijn auto (Mercedes) en
  • vervolgens die [slachtoffer 1] in die auto (Mercedes) te duwen en/of te zetten en
  • vervolgens aan die [slachtoffer 1] een houten stok te tonen;
3 subsidiair hij op 8 mei 2021 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan in het gezicht met zijn vuist.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:
1. medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en
2 primair. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; 3 subsidiair. mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2 primair en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – subsidiair, gelet op de primair bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. In het geval van een bewezenverklaring is een taakstraf passend. De bijzondere voorwaarden betreffende de middelencontrole en de gedragsinterventie zijn niet noodzakelijk. De meldplicht, dagbesteding en schuldhulpverlening kunnen wel als bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijk strafdeel worden gekoppeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 mei 2021 samen met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Het slachtoffer is met een list naar het tankstation gelokt. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen en nadat hij was weggerend en in een andere auto was gestapt, heeft de medeverdachte hem klemgereden. Vervolgens is het slachtoffer meegesleurd naar de auto van verdachte en in die auto geduwd. Het slachtoffer is met een houten stok bedreigd en tot betaling gedwongen. Dit zijn ernstige feiten.
Een groot deel van de geweldshandelingen vond plaats bij het tankstation op de openbare weg. Dergelijke geweldsdelicten vergroten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Uit de getuigenverklaringen volgt dat de getuigen bang zijn geworden door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte heeft voor eigen rechter gespeeld en hij heeft een leidende rol gehad bij de feiten. De rechtbank houdt daarmee rekening.
Naast de aard en de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 november 2022 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 22 september 2022. Ten tijde van het ten laste gelegde waren de leefgebieden financiën, sociaal netwerk, houding en psychosociaal functioneren delict gerelateerd. Deze leefgebieden vormen een gemiddeld risico op recidive. Het leefgebied middelengebruik vormt ook een punt van zorg, maar is niet gerelateerd aan het delict. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en dagbesteding. Bij de gedragsinterventie kan verdachte leren hoe hij anders om kan gaan met risicovolle situaties en een betere inschatting kan maken van de consequenties van zijn gedrag.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling ter terechtzitting.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun. De rechtbank acht een taakstraf voor 200 uren met aftrek van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank zal aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de middelencontrole, omdat middelengebruik niet delict gerelateerd is. Een gedragsinterventie acht de rechtbank met de reclassering van toegevoegde waarde. Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht. Verder werkt dit strafdeel als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 57, 63, 282, 300 en 317
Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 200 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op eerste uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 teLeeuwarden, en zich daarna aldaar blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa of een anderegedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden te bepalen door de reclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider; 3. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het krijgen en behouden van een dagbesteding.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 05 januari 2023.
Mr. M. Brinksma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt. De genoemde pagina’s bevinden zich in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021118966 gesloten op 15 juli 2021.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 9 mei 2021, p. 40 e.v.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 december 2022 en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 9 mei 2021, p. 40 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 5] van 9 mei 2021, p. 117 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 1] van 9 mei 2021, p. 78 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 1] van 19 mei 2021, p. 124 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 mei 2021, p. 63 e.v. en het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 9 mei 2021, p. 40 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 9 mei 2021, p. 40 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 1] van 19 mei 2021, p. 124 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 4] van 9 mei 2021, p. 119 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2021, p. 121 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 2] van 8 mei 2021, p. 108 e.v.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 december 2022.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 mei 2021, p. 63 e.v.
Het proces-verbaal van getuige [naam 3] van 8 mei 2021, p. 100 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] van 9 mei 2021, p. 40 e.v.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 22 december 2022.
Het proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2] van 7 juli 2021, p. 128 e.v.