Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 primair en 3 primair. De feiten 1 en 2 primair kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op grond van de getuigenverklaringen en de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 3 bevat het dossier voldoende bewijs voor het slaan met een houten staaf tegen het hoofd van het slachtoffer. Dat moet gekwalificeerd worden als een poging tot zware mishandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten.
Ten aanzien van feit 1 kunnen de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het slaan met een stok en het sleuren uit de auto niet worden bewezen. Er kan niet worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] niet vrijwillig in de auto is gestapt, omdat was afgesproken dat ze naar zijn vader zouden gaan. Er is daarom geen sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Voor wat betreft feit 2 primair kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van afgifte van een goed. Er is immers geen geld afgegeven, maar enkel een betalingsregeling afgesproken. Daarnaast is er geen causaal verband tussen de tenlastegelegde handelingen en het aangaan van de overeenkomst. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van een andere feitelijkheid waardoor de betalingsregeling is aangegaan.
Voor feit 3 primair moet vrijspraak volgen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte met een stok heeft geslagen. De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 subsidiair bepleit dat sprake was van een noodweersituatie, omdat verdachte dacht dat een pistool op hem en op de medeverdachte werd gericht. Verdachte heeft zich noodzakelijk en proportioneel verdedigd. Daarom moet ook voor dat feit vrijspraak volgen.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) hadden een geschil. Verdachte wilde [slachtoffer 1] spreken, omdat hij geld van hem kreeg. Verdachte heeft daarom samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) een plan bedacht om [slachtoffer 1] te treffen.
[medeverdachte] heeft op 8 mei 2021 met [slachtoffer 1] afgesproken bij het tankstation in Parrega. Deze afspraak is uit de hand gelopen. Verdachte en [medeverdachte] zijn uiteindelijk in de Mercedes van verdachte met [slachtoffer 1] naar het huis van de vader van [slachtoffer 1] gereden. Vervolgens is daar een betalingsregeling afgesproken tussen verdachte en [slachtoffer 1].
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich (als medepleger) schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing en/of diefstal met geweld, subsidiair dwang, van [slachtoffer 1]. Ook moet de rechtbank beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
1
[medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 8 mei 2021 bij het tankstation in Parrega bij hem in de auto is gestapt. Ze zijn vervolgens in de richting van Parrega gereden.
2Verdachte en [medeverdachte] hebben beiden verklaard dat verdachte in Parrega stond te wachten met zijn auto. Toen de auto van [medeverdachte] stil stond, is verdachte uit zijn auto gestapt en naar de auto gelopen waar [medeverdachte] en [slachtoffer 1] in zaten. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] aangesproken. Verdachte heeft [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht gegeven. [slachtoffer 1] zat op dat moment aan de bijrijderskant in de auto bij [medeverdachte].
3Getuige [naam 5] heeft gezien dat de man die de bijrijder aanviel aan het drukken en slaan was.
4
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij nadat hij klappen had gehad naar de benzinepomp is gerend.
5Daar is hij in de Seat Leon van getuige [naam 1] gestapt. [naam 1] heeft gezien dat [slachtoffer 1] in paniek was en dat er een ‘ei’ op zijn linker jukbeen zichtbaar was. [naam 1] zag vervolgens dat er twee auto’s het terrein van het tankstation op kwamen rijden. [naam 1] probeerde nadat [slachtoffer 1] in de auto was gestapt van het terrein te rijden, maar hij werd klemgereden.
6Bij de politie hebben verdachte en [medeverdachte] daarover verklaard dat verdachte zijn auto stil had gezet op de oprit van het pompstation. De Seat Leon van [naam 1] probeerde weg te rijden, maar [medeverdachte] heeft met zijn auto de Seat Leon klemgereden, zodat deze niet verder kon.
7
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] vervolgens uit de Seat Leon trok.
8[naam 1] heeft verklaard dat de donkere man het rechter portier van zijn auto opende en [slachtoffer 1] uit de auto haalde.
9Ook getuige [naam 4] heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes een persoon uit de Seat haalde.
10Zij heeft van dat moment een filmpje gemaakt. Op de beelden is te zien dat twee personen een confrontatie hebben en aan het duwen en trekken zijn.
11
Getuige [naam 2] heeft twee mannen horen schreeuwen bij het tankstation. Zij hoorde een paniekstem schreeuwen en geschreeuw van nog een andere stem. Vervolgens zag zij dat er twee personen kwamen aanlopen. Dit betroffen een man met een blanke huidskleur en een man met een donker getinte huidskleur. Ze heeft gezien dat de man met de donker getinte huidskleur de blanke man in de nek/kraag op de rug vasthield en hem met kracht en agressief meesleurde. De blanke man verzette zich en wilde niet mee.
12Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] voor zich wilde houden.
13Bij de politie heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer 1] met zijn arm naar voren schoof en hem bij de auto bij de kraag heeft vast gepakt.
14Getuige [naam 3] heeft gezien dat iemand door de getinte man in een Mercedes werd gedrukt en dat de deur dicht werd gedaan. De donker getinte man is daarna aan de bestuurderszijde in de Mercedes gestapt.
15
[medeverdachte] is vervolgens ook in de Mercedes van verdachte gestapt. [medeverdachte] en verdachte zijn met [slachtoffer 1] naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] in Workum gereden en de woning binnen gegaan.
16Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op dat moment een houten stok in zijn hand had. In de woning heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij een
betalingsregeling tussen verdachte en [slachtoffer 1] tot stand is gekomen.
17De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de sfeer agressief was op het moment dat [slachtoffer 1] binnenkwam met verdachte en nog een man. Verdachte zei op dat moment dat ze geld wilden hebben. Verdachte had een stok in zijn hand. Vervolgens is er een contract opgesteld.
18
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft bepleit dat [slachtoffer 1] vrijwillig in de auto van verdachte is gestapt en dat daarom geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] met een vuist in het gezicht is geslagen en – nadat hij was weggerend en in de Seat Leon was gestapt – is klemgereden, vervolgens uit de Seat Leon is getrokken, naar de Mercedes van verdachte is gesleurd en in die auto is geduwd. Naar het oordeel van de rechtbank was gelet op deze omstandigheden geen sprake van vrijwilligheid. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2 primair
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte], na verrichting van de hiervoor onder feit 1 weergegeven handelingen, naar de woning van de vader van [slachtoffer 1] zijn gereden. In die woning is uiteindelijk een betalingsregeling tot stand gekomen. Op het moment dat verdachte de woning binnenkwam met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] had verdachte een houten stok bij zich en was de sfeer agressief.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is een causaal verband vereist tussen de dwang en de prestatie. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] wilden treffen om hem tot betaling te dwingen. De ten laste gelegde handelingen, vanaf de vuistslag tot het tonen van de houten stok in de woning, zijn allemaal verricht met het doel om [slachtoffer 1] geld te laten betalen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tot stand komen van de betalingsregeling het gevolg is geweest van het geweld en de bedreiging met geweld. Het verweer dat er geen causaal verband was tussen de uitgevoerde handelingen en het afspreken van de betalingsregeling wordt verworpen. De rechtbank verwerpt ook het verweer dat een overeenkomst geen goed in de zin van artikel 317 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat [slachtoffer 1] is gedwongen tot de afgifte van geld, namelijk door het afspreken van de betalingsregeling.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de feiten 1 en
2 primair en dat er dusdanig nauw en bewust is samengewerkt tussen verdachte en
[medeverdachte], dat sprake is van medeplegen. Verdachte en [medeverdachte] hebben immers vooraf een plan gemaakt om [slachtoffer 1] te treffen. Vervolgens zijn ze op 8 mei 2021 alle twee naar Parrega gegaan en hebben ze het plan gezamenlijk uitgevoerd.
De rechtbank acht de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] met een houten stok of ander voorwerp heeft geslagen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven.
Noodweer
Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41 lid 1 Sr. De raadsman heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, omdat [slachtoffer 1] een wapen richtte op verdachte en [medeverdachte].
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1], nadat verdachte hem had aangesproken, een vuurwapen uit zijn jaszak haalde. [slachtoffer 1] richtte dit vuurwapen eerst op hem en vervolgens op [medeverdachte]. [slachtoffer 1] heeft ontkend dat hij een vuurwapen bij zich had en heeft verklaard dat hij een zwarte gasaansteker bij zich had. Deze heeft hij uit zijn jaszak gepakt nadat hij door verdachte was geslagen. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] in zijn eerste verhoor bij de politie helemaal niets heeft verklaard over dat [slachtoffer 1] een vuurwapen op hem en verdachte zou hebben gericht of dat [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich zou hebben gehad. Pas in zijn tweede verhoor, nadat de politie hem expliciet had voorgehouden dat verdachte over een vuurwapen had verklaard, heeft [medeverdachte] de verklaring bevestigd dat [slachtoffer 1] met een vuurwapen zou hebben gedreigd. De rechtbank overweegt verder dat er ook geen wapen is aangetroffen bij [slachtoffer 1]. Bovendien acht de rechtbank het onaannemelijk dat indien [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich zou hebben gehad en daarmee al richting verdachte en [medeverdachte] zou hebben gedreigd, verdachte kort na die bedreiging het risico neemt dat [slachtoffer 1] nogmaals het vuurwapen ter hand neemt door [slachtoffer 1] uit de Seat Leon te trekken, naar zijn eigen auto te sleuren en hem tegen zijn wil in de auto in te duwen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op verdachte en de medeverdachte heeft gericht. Er is geen sprake geweest van een noodweersituatie. Het verweer wordt daarom verworpen.