ECLI:NL:RBNNE:2023:445

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25646
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jemenitische nationaliteit, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat Polen niet langer aan zijn verdragsverplichtingen voldoet en dat hij bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure in Polen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de Poolse autoriteiten zich niet aan de EU-asielwetgeving houden. Eiser heeft ook geen bijzondere medische omstandigheden aangetoond die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat de overdracht aan Polen rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25646

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Jemenitische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1
De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Polen op 4 augustus 2022 een verzoek om terugname gedaan. Polen heeft dit verzoek op 16 augustus 2022 aanvaard.
2. Eiser voert, kort samengevat, aan dat ten aanzien van Polen niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Polen houdt zich niet aan de verdragsverplichtingen. Eiser wijst erop dat in Polen Pools recht voorrang heeft boven EU-recht. Eiser stelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. Eiser is van mening dat in Polen sprake is van schrijnende rechtsbescherming. Eiser stelt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Polen onder erbarmelijke omstandigheden in detentie zat. Niet is uit te sluiten dat hij bij terugkeer wederom in detentie zal worden gezet. Eiser vreest dat hij in Polen geen zorgvuldige asielprocedure zal krijgen en dat hij geen toegang zal krijgen tot een effectief rechtsmiddel. Eiser merkt in dat verband op dat de rechterlijke macht niet meer onafhankelijk is. Klagen in Polen heeft volgens eiser dan ook geen enkele zin.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
3. Het uitgangspunt is dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit mag gaan dat Polen zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in Polen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) dan wel artikel 3 van het EVRM.
3.1.
Eiser is er, naar het oordeel van de rechtbank, niet in geslaagd om dat aannemelijk te maken. Daarom kan de beroepsgrond niet slagen. Weliswaar staat de (onafhankelijkheid van) de rechterlijke macht in Polen in zijn geheel, en daarmee ook van de Poolse vreemdelingenrechter, onder druk. Maar de meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij uitspraken van 2 juni 2022 [1] , en van 1 juli 2022 [2] geoordeeld dat voor Polen in zijn algemeenheid nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Dat betekent concreet dat niet gebleken is dat de Poolse autoriteiten zich niet houden aan de op hen rustende verdragsverplichtingen ten aanzien van Dublinclaimanten. Ook deze rechtbank heeft overeenkomstig deze lijn geoordeeld [3] . De rechtbank concludeerde in de eerste uitspraak van 2 juni 2022 dat niet aannemelijk is gemaakt, en ook dat op andere wijze niet is gebleken, dat Polen en daarmee ook de rechterlijke macht zich – afgezien van de push backs aan de buitengrenzen – op dit moment niet houdt aan de bepalingen van het EU-asielrecht en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Over de rechterlijke macht in het bijzonder heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat de vreemdeling geen toegang heeft tot de rechter en evenmin dat het voor Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken dan wel dat zij dit niet zouden doen of dat de Poolse tuchtkamer hen nadien maatregelen heeft opgelegd.
3.2.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om in zijn zaak anders te oordelen. Uit de informatie waar eiser naar verwijst, volgt namelijk niet een wezenlijk ander beeld over de situatie van de rechterlijke macht in Polen dan uit de informatie die is betrokken bij eerdervermelde uitspraken onder r.o. 3.1.
3.3.
Uit de verklaringen van eiser maakt de rechtbank, in navolging van de staatssecretaris op, dat hij in Polen in vreemdelingenrechtelijke detentie zat, een gesloten opvangkamp, waarin zijn bewegingsvrijheid beperkt was. Hoewel hij gewag heeft gemaakt van slechte omstandigheden in dit opvangkamp, heeft hij ook verklaard aldaar medische hulp te hebben ontvangen voor zijn allergie, ontving hij daar voedsel en kreeg hij daar ook contact met een hulporganisatie. De staatssecretaris heeft zich, gelet op deze verklaringen, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de detentieomstandigheden zo slecht waren dat hij in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie verkeerde. Eiser heeft evenmin met documenten onderbouwd dat hij bij aankomst in Polen het risico op detentie loopt, terwijl de staatssecretaris dit gemotiveerd heeft betwist. Daar komt bij dat de Poolse autoriteiten met het claimakkoord ook hebben gegarandeerd dat zij eisers asielverzoek (opnieuw) inhoudelijk in behandeling zullen nemen. Deze garantie omvat ook de toezegging van Polen dat de eventuele uitzetting van eiser niet in strijd zal zijn met het verbod op (indirect) refoulement. Polen heeft met aanvaarding van het verzoek toegezegd dat zij dit verzoek zullen behandelen met inachtneming van de Kwalificatie,- Procedure- en Opvangrichtlijn. Het ligt overigens op de weg van eiser om bij voorkomende problemen over de asielprocedure, detentieomstandigheden, daarover te klagen bij de (hogere) Poolse autoriteiten. De staatssecretaris heeft deugdelijk gemotiveerd dat niet gebleken is dat dit voor eiser niet mogelijk is of op voorhand zinloos is. Zo is in dit verband er ook terecht op gewezen dat eiser tijdens zijn aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij in Polen een gesprek heeft gehad met een rechter, in aanwezigheid van een tolk [4] . Eiser heeft, met zijn enkele stelling dat hij in Polen geen zorgvuldige asielprocedure zal krijgen of gebruik zal kunnen maken van een effectief rechtsmiddel, niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanige structurele tekortkomingen in de asielprocedure dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet tot de conclusie komen dat niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanwege een fundamentele tekortkoming die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid heeft bereikt om onder het bereik van artikel 4 van het Handvest te vallen. De beroepsgrond kan niet slagen.
Artikel 17, eerste lid, Dublinverordening, medische omstandigheden
4. Eisers beroepsgrond dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met zijn medische omstandigheden kan eveneens niet slagen. Ter zitting is, desgevraagd, door partijen erkend dat het bij eiser enkel gaat om een allergie, die de kop opsteekt onder stressvolle omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om op grond daarvan de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van dusdanig bijzondere individuele, medische omstandigheden die maken dat eisers overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Daartoe heeft verweerder van belang mogen vinden dat niet is gebleken dat eiser onder specialistische behandeling staat of dat nodig zal hebben. Eiser heeft evenmin onderbouwd dat in Polen onvoldoende medische voorzieningen beschikbaar zullen zijn voor hem. Los daarvan mag van eiser worden verwacht dat, in het geval dat hij in Polen toch onvoldoende medische behandeling krijgt, hij daarover klaagt bij de (hogere) Poolse autoriteiten. Niet is gebleken dat de Poolse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
Solidariteitsbeginsel
5. Eiser stelt verder dat de staatssecretaris de behandeling van het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van het solidariteitsbeginsel. Uit een artikel van BBC van 6 februari 2023 ‘Ukraine braced for renewed Russian offensive later in February’ blijkt dat Oekraïne later in de maand van februari, te weten op 24 februari 2023, een nieuw Russisch offensief verwacht. Polen zal dan wederom haar handen vol hebben aan de opvang van Oekraïense asielzoekers en aan de behandeling van de daarbij horende verblijfsaanvragen. Het is volgens eiser onredelijk om Polen te belasten met aanvullende overdrachten. Lidstaten moeten solidair zijn met elkaar.
5.1.
Deze beroepsgrond kan niet slagen. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser geen juridische grondslag heeft gegeven voor het door hem ingeroepen solidariteitsbeginsel. Het solidariteitsbeginsel zoals dat in de preambule van de Dublinverordening is opgenomen, ziet op de onderlinge verhoudingen tussen de lidstaten en ziet niet op een beginsel dat door een vreemdeling kan worden ingeroepen. De rechtbank wijst er daarbij op dat de Poolse autoriteiten op 16 augustus 2022 expliciet akkoord zijn gegaan met het terugnemen van eiser, terwijl de oorlog in Oekraïne op dat moment ook al in hevigheid gaande was. De omstandigheid dat later deze maand in Oekraïne een Russisch offensief dreigt, wat mogelijk tot meer druk op de asielprocedure in Polen zal leiden, is, zoals de staatssecretaris terecht heeft opgemerkt, een toekomstig onzeker gebeurtenis. Eiser heeft hiermee onvoldoende onderbouwd in welk opzicht de lidstaten in dit verband te kort zouden schieten. Overigens vloeit uit het solidariteitsbeginsel niet zonder meer voort dat Nederland -als al sprake zou zijn van een schending van dat beginsel- dan het aangewezen land voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag zou zijn. Verweerder heeft daarom ook hierin niet ten onrechte geen aanleiding gezien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De staatssecretaris hoeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en mag eiser overdragen aan Polen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 2 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5327.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488.
3.Zie de uitspraken van 7 oktober 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3776, van 17 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:5324 en van 3 februari 2023, ECLI:NLRBDHA:2023:1083.
4.Zie bld. 7 Aanmeldgehoor van 17 juli 2022.