ECLI:NL:RBNNE:2023:4731

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
145027
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 9 november 2022 en de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze te verlengen voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat er geen vaste jeugdzorgwerker beschikbaar was voor het gezin, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft begrip voor de personele overbelasting bij de GI, maar benadrukt dat de kinderen niet de dupe mogen worden van deze problemen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen, mede door de verstoorde communicatie tussen de ouders en de echtscheidingsproblematiek. De ouders zijn niet in staat om samen constructieve afspraken te maken, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat de GI de regie kan blijven voeren over de noodzakelijke hulpverlening en de ontwikkeling van de kinderen kan worden gevolgd.

De kinderrechter heeft de GI aangespoord om snel een vaste jeugdzorgwerker aan het gezin toe te wijzen en de hulpverlening voortvarend op te pakken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ondertoezichtstelling onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke rechtsmiddelen die tegen deze beschikking kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Assen
Zaaknummer: C/19/145027 / JE RK 23-388
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Assen,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
Hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De rechtbank merkt voorts als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 31 augustus 2023;
- het e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 13 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn door de kinderrechter met ingang van 9 november 2022 onder toezicht gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI legt het volgende ten grondslag aan het verzoek.
Het afgelopen jaar zijn er kleine stappen gezet om de situatie waarin [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] zich bevinden te verbeteren. Het is ouders bijvoorbeeld in december 2022 gelukt om onderlinge afspraken te maken met betrekking tot de omgang en overdracht van de kinderen. Deze afspraken zijn door de rechtbank vastgelegd in de beschikking van 17 januari 2023. In februari/maart 2023 zijn de kinderen aangemeld bij NL Psy. Er zal opnieuw diagnostiek plaatsvinden om te kijken of de diagnose ADHD nog passend is. Daarnaast zal er een aanvullend onderzoek plaatsvinden om zicht te krijgen op de algehele ontwikkeling. Begin juni hebben de intakegesprekken plaatsgevonden.
De ouders zijn in mei 2023 gestart met de hulpverlening vanuit Support scheiding en gezin voor ondersteuning bij het vormgeven van parallel ouderschap. Daarbij is voor de kinderen een gezinsbehartiger aangesteld om hun stem in het traject vorm te geven. Support scheiding en gezin heeft aangegeven dat ouders hebben deelgenomen aan de begingesprekken. In juni 2023 hebben de eerste kindgesprekken plaatsgevonden. Support scheiding en gezin geeft aan te zien dat er wantrouwen is bij ouders richting de hulpverlening. Ouders bevestigen dit wantrouwen ook, maar geven aan wel mee te willen werken aan het traject. [minderjarige 1] heeft begin juni aangegeven niet meer op zaterdag naar vader te kunnen in verband met een bijbaantje. Inmiddels komt [minderjarige 1] helemaal niet meer bij vader vanwege onenigheid over het bijbaantje. De GI maakt zich hier zorgen over.
De GI vindt het in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt voor de duur van één jaar. Het is ouders de afgelopen periode niet gelukt de ontwikkelingsbedreigingen op te heffen dan wel te verminderen. Ouders staan nog in het begin van het traject bij Support scheiding en gezin. Het zal moeten blijken of het ouders lukt dit traject in het belang van de kinderen voort te zetten en tot gezamenlijk gedragen afspraken te komen rondom de opvoeding en verzorging van de kinderen middels een ouderschapsplan. Daarnaast loopt het diagnostiekonderzoek vanuit NL Psy nog. De GI vindt het belangrijk dit traject te blijven volgen en ervoor te zorgen dat eventuele hulpverlening en/of behandeling ingezet kan worden in het belang van de kinderen. Daarnaast dient er zicht te komen op mogelijk contactherstel tussen [minderjarige 1] en vader. De GI vindt het wenselijk en in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] om regie te blijven voeren op het verdere verloop van de hulpverlening binnen dit systeem.

4.De standpunten

[minderjarige 1]
4.1.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat de ondertoezichtstelling van hem niet echt hoeft. Hij heeft de gezinsvoogd een enkele keer gesproken. [minderjarige 1] wil het liefst niet vastzitten aan een regeling, waarbij hij op een vaste dag naar zijn vader in Zwolle moet.
[minderjarige 2]
4.2.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 2] aangegeven dat hij de ondertoezichtstelling niet per se nodig vindt. Hij ziet de gezinsvoogd niet vaak. [minderjarige 2] zou het liefst niet met de trein naar zijn vader gaan. Hij wil liever met de auto opgehaald en gebracht worden.
[minderjarige 3]
4.3.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 3] aangegeven dat hij niet het gevoel heeft dat de ondertoezichtstelling nut heeft. [minderjarige 3] vindt het prima om elk weekend naar zijn vader te gaan, maar vindt dat hij op vrijdag te vroeg moet vertrekken. Hierdoor moet hij erg vroeg eten bij zijn moeder. Ook wil hij het liefst niet met de trein en zou hij de indeling van de zomervakantie graag anders willen.
De moeder
4.4.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet achter het verzoek staat. Zonder gezinsvoogd heeft het geen nut om de ondertoezichtstelling te verlengen. De GI is niet bereikbaar. De visie van de moeder en de vader staan haaks op elkaar en de kinderen hebben daar last van. De moeder had gehoopt dat de GI hulp kon bieden. Als het traject niet verder op gang komt en Support scheiding en gezin ook betwijfeld of de situatie opgelost kan worden, wil de moeder inzetten op eenhoofdig gezag. De vader wil op geen enkele manier contact, waardoor het onmogelijk is om samen beslissingen te nemen.
De vader
4.5.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij graag ziet dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De ontwikkeling van de kinderen is nog in gevaar. Het lukt de GI niet om invulling te geven aan de ondertoezichtstelling en er zijn inmiddels drie jeugdzorgwerkers betrokken geweest. De vader wil graag dat er een vaste gezinsvoogd wordt toegewezen om samen te werken aan een oplossing. Het is in het belang van de kinderen om tot afspraken in het kader van parallel ouderschap te komen, waarbij de moeder niet aan de kinderen 'trekt' en de vader zo min mogelijk contact heeft met de moeder. Zonder ondertoezichtstelling verwacht de vader dat er geen stappen in het traject gezet zullen worden. De vader vindt het zorgelijk en jammer dat de moeder midden in het traject stappen tot wijziging van het gezag overweegt en veel verwijten maakt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is nog steeds sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Er is sprake van forse echtscheidingsproblematiek, waarbij de communicatie tussen ouders ernstig is verstoord. Ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat sprake is van verwijten over en weer, waarbij de ouders onvoldoende inzicht in hun eigen aandeel in de zorgelijke situatie van de kinderen hebben. Het lukt hen niet om in het belang van de kinderen samen te werken aan constructieve afspraken. Als gevolg van de echtscheidingsproblematiek zijn de kinderen klem komen te zitten tussen beide ouders en kunnen zij geen onbelast contact hebben met zowel de vader als de moeder. Het risico bestaat dat de kinderen zich vanuit hun loyaliteitsconflict genoodzaakt zien om voor één van beide ouders te kiezen.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat namens de GI een medewerker van de bureaudienst aanwezig was. Zij wist pas korte tijd voor de mondelinge behandeling dat zij bij de zitting aanwezig moest zijn en had geen achtergrondkennis van het dossier. Hierdoor kon zij geen vragen van de kinderrechter beantwoorden. Hoewel de GI mogelijk weinig te verwijten valt vanwege de personele overbelasting en de kinderrechter daar tot op zekere hoogte begrip voor kan hebben, acht de kinderrechter deze gang van zaken uiterst kwalijk.
5.3.
Gebleken is dat er sinds juli 2023 geen vaste jeugdzorgwerker beschikbaar is voor dit gezin. Op dit moment is het onduidelijk wanneer er daadwerkelijk weer uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling, omdat het niet bekend is wanneer er weer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal zijn. De kinderrechter acht het zeer kwalijk dat geen uitvoering wordt gegeven aan de beschikking van 9 november 2022, waardoor ten nadele van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] weinig tot geen verandering in de situatie is gebracht en waardoor tijdens de mondelinge behandeling door de GI geen duidelijkheid kan worden gegeven over de stand van zaken in het kader van de ingezette trajecten.
5.4.
Toch is de kinderrechter van oordeel dat dit niet tot een afwijzing van het verzoek dient te leiden, zoals de moeder stelt, aangezien gebleken is dat de zorgelijke situatie nog steeds bestaat. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] mogen niet de dupe worden van capaciteits- of ziekteproblemen bij de GI. Gelet op de nog aanwezige zorgen acht de kinderrechter het dringend nodig dat er regie wordt gevoerd en dat de noodzakelijk geachte hulpverlening (verder) wordt ingezet. De kinderrechter acht de verlenging van de ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk. De kinderrechter benadrukt wel met klem dat de GI de komende periode zeer voortvarend aan de slag dient te gaan, zodat in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voortgang wordt bereikt. Ondanks de wachtlijstproblematiek van de GI, verwacht de kinderrechter daarom dat er voor dit gezin spoedig een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld en snel wordt overgegaan tot adequate uitvoering van de ondertoezichtstelling. De komende periode dient verder ingezet te worden op de noodzakelijk geachte hulpverlening om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op te heffen dan wel te verminderen. Daarbij zullen de ouders zich in het belang van de kinderen moeten inzetten om er (met hulpverlening) voor te zorgen dat de kinderen blijvend ruimte en instemming voelen van beide ouders om contact te hebben met de andere ouder.
5.5.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn:
  • hun sociaal emotionele ontwikkeling;
  • het ontbreken van duidelijkheid over in hoeverre de diagnose ADHD (nog) passend is;
  • het ontbreken van een opvoedomgeving waarin zij zich veilig en vrij voelen om zich te uiten en kunnen zijn wie ze zijn en waar hun cognitieve- en identiteitsontwikkeling wordt gestimuleerd;
  • de belasting met volwassenenproblematiek;
  • de blootstelling aan ruzie/de verstoorde verstandhouding tussen ouders;
  • het ontbreken van onbelast contact met beide ouders;
  • het ontbreken van een duidelijke zorgregeling, die past en aansluit bij hun behoefte;
  • het ontbreken van omgang tussen [minderjarige 1] en de vader.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.7.
Zoals de kinderrechter tegen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , maar ook op de zitting tegen ouders heeft verteld, wordt in deze beschikking alleen een beslissing genomen over het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. Er wordt dus geen (wijziging) van een omgangsregeling vastgesteld. Het is aan ouders om, met behulp van de hulpverlening, hierover in gesprek te gaan en aan de GI om regie te voeren op de hulpverleningstrajecten die hiervoor worden ingezet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] , en
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2010 in [geboorteplaats] , tot 9 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. V.A.G. van Dijk, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. M.I. Bergsma als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.