ECLI:NL:RBNNE:2023:5113

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
145639
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinshereniging en ouderschapsbeoordeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om deze verlengingen, omdat het perspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er eerst een ouderschapsbeoordeling ten aanzien van de vader moet plaatsvinden voordat het perspectief van de kinderen kan worden bepaald. De kinderen wonen momenteel bij hun grootouders en de ouders hebben een verstoorde relatie, wat de ontwikkeling van de kinderen bedreigt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van zes maanden, met de verwachting dat de GI samen met de vader werkt aan de ouderschapsbeoordeling. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er uiterlijk op 13 mei 2024 schriftelijk verslag moet worden gedaan van de voortgang van de ouderschapsbeoordeling en de situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Assen
Zaaknummer: C/19/145639 / JE RK 23-472
Datum uitspraak: 22 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
over

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt verder als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend, geheim adres,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 1],

[belanghebbende 3] ,

hierna te noemen: de pleegouders of grootouders (vz),
wonende te [woonplaats 2].

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 3 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 26 oktober 2023;
  • het toetsingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 2 november 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader;
  • de moeder, ondersteund door haar persoonlijk begeleider, mevrouw [naam] ;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • de grootouders (vz).

De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij grootouders (vz).
Bij beschikking van 4 december 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 4 december 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 november 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 4 december 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI legt het volgende ten grondslag aan het verzoek.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op bij grootouders (vz), waar ook hun perspectief ligt. Op dit moment zijn er geen bijzonderheden in de ontwikkeling van [minderjarige 2] . Bij [minderjarige 1] is in 2020 door Accare ADHD vastgesteld, naast de kwetsbaarheden in de gehechtheid. Gezien wordt dat [minderjarige 1] lastig aansluiting met leeftijdsgenoten vindt en een andere benadering van de volwassenen om hem heen nodig lijkt te hebben. [minderjarige 1] lijkt hierbij overvraagd/overschat te worden. Om goed bij [minderjarige 1] aan te kunnen sluiten is Accare opnieuw ingeschakeld om de huidige sociaal emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1] in kaart te brengen. Accare verwacht in december 2023 de resultaten van dit onderzoek te kunnen bespreken. Moeder heeft een positieve groei doorgemaakt in het contact met haar kinderen. Moeder woont begeleid bij Cosis en de omgang tussen moeder en de kinderen vindt sinds eind december 2022 bij moeder thuis plaats. Gezien wordt dat moeder veel baat heeft bij de begeleiding van Cosis. De kinderen gaan om het weekend een geheel weekend naar hun vader. Vader krijgt sinds 2020 ondersteuning vanuit Icare. Vader stelt zich hierbij begeleidbaar op door adviezen van de hulpverlening aan te nemen. Hoewel vader ervanuit gaat dat de kinderen bij hem komen wonen wanneer grootouders dit vanwege gezondheid of leeftijd niet meer kunnen, kan dat op dit moment door de GI niet als mogelijkheid worden onderzocht. De ondersteuning van Icare is onvoldoende om een beoordeling te maken over de opvoedvaardigheden van vader. In voorgaande jaren is al geprobeerd een ambulant ouderschapsonderzoek op te starten, maar doordat vader vanwege zijn werk beperkt thuis is, kan dit niet opgestart worden. Tussen ouders is nog altijd sprake van een verstoorde relatie. Ouders hebben onderling geen enkel contact. Ook het contact tussen moeder en grootouders (vz) is verstoord vanuit beide kanten. Het contact loopt momenteel via de gezinsvoogd. In het komende jaar zal gewerkt worden aan het zicht krijgen op de opvoedsituatie bij vader in de weekenden. Ook zal er geïnvesteerd worden in de onderlinge communicatie tussen moeder en vader en tussen moeder en grootouders (vz).
Op de mondelinge behandeling voegt de GI nog toe dat het onderzoek van Accare bedoeld is om te bekijken of [minderjarige 1] nog iets anders nodig heeft in zijn benadering door (alle) volwassenen om hem heen. [minderjarige 1] doet goed mee met de lesstof op school, maar er kunnen situaties zijn waarbij het moeilijk is om te zien wat hij begrijpt. Het onderzoek is dus bedoeld om uit te zoeken of dit zo is.

Het advies van de Raad

De Raad is van mening dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kwetsbare kinderen zijn die nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd worden. Het lukt ouders tot nu toe niet om beide kinderen onder hun eigen regie adequaat te begeleiden en te beschermen. Het perspectief van de kinderen is in december 2022 al bepaald bij grootouders (vz), maar nog steeds is dit een gespreksonderwerp. Dit kan voor de kinderen onrust en onduidelijkheid opleveren waardoor zij onvoldoende toekomen aan hun ontwikkeling. Binnen de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing acht de Raad het van belang dat er aandacht wordt besteed aan de verstoorde relaties tussen ouders en moeder en grootouders (vz). Daarnaast is het belangrijk dat het perspectief van de kinderen duidelijk en geen discussiepunt meer is.

De standpunten

Vader
Vader kan zich vinden in het verzoek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het goed bij grootouders (vz). Wel zou hij graag voor de kinderen willen zorgen, als zijn eigen ouders dat in de toekomst niet meer zouden kunnen. Vader wil graag een ouderschapsbeoordeling bij hem thuis laten plaatsvinden, omdat het voor [minderjarige 1] niet goed is om naar een andere omgeving te gaan. Vader werkt als vrachtwagenchauffeur, waardoor het niet lukt om doordeweeks veel thuis te zijn. Zijn advocaat heeft in een eerdere procedure meerdere mogelijkheden voor een ouderschapsbeoordeling met de voorgaande gezinsvoogd gedeeld.
Moeder
Moeder stemt in met het verzoek. Moeder is tevreden, omdat ze merkt dat het goed gaat met de kinderen.
De grootouders (vz)
De grootouders kunnen instemmen met het verzoek. Het gaat goed met de kinderen en zij hebben het naar hun zin.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is nog steeds sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Hoewel er positieve stappen zijn gezet in het onderzoek naar de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1] , het hebben van onbelast contact met moeder en de persoonlijke problematiek van moeder, is nog altijd sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen ouders. Zij communiceren niet met elkaar. Daarnaast is er nog geen zicht gekomen op de opvoedvaardigheden van vader. De kinderen groeien op bij hun grootouders en ontwikkelen zich hier naar omstandigheden goed. Het is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk dat zij de ruimte voelen om naar beide ouders te gaan en dat zij duidelijkheid krijgen over waar zij in de toekomst zullen opgroeien.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn:
  • de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1] ;
  • de verstoorde relatie en communicatie tussen ouders en tussen moeder en grootouders (vz);
  • onvolledig zicht op de opvoedmogelijkheden van vader;
  • onbelast contact kunnen hebben met beide ouders.
Tijdens een uithuisplaatsing kan de GI tot het standpunt komen dat terugplaatsing bij de ouder(s) niet meer aan de orde is en dat het opgroeiperspectief van de (minderjarige) kinderen ergens anders ligt. Dit wordt in de praktijk aangeduid als ‘perspectiefbesluit’. De kinderrechter stelt vast dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen, door te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij grootouders (vz) zullen opgroeien. De GI heeft hierover begin 2022 ook met [minderjarige 1] gesproken.
De kinderrechter kan een perspectiefbesluit niet als zelfstandig besluit toetsen, omdat hiervoor (nog) geen wettelijke grondslag bestaat. Maar het perspectiefbesluit kan wel aan de orde komen bij een verlenging van een machtiging uithuisplaatsing. [1] In dit geval heeft de GI het standpunt ingenomen dat het perspectief van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet meer bij de ouders ligt en mede daarom een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing verzocht. De kinderrechter zal het perspectiefbesluit dan ook hierna bij de boordeling betrekken.
De kinderrechter stelt vast dat de kinderen sinds 4 oktober 2019 bij grootouders (vz) wonen. Al vanaf het begin van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing in december 2019 is als bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgenomen dat er onvolledig zicht is op de opvoedvaardigheden van vader. De kinderrechter vindt het zeer kwalijk dat de opvoedmogelijkheden van vader na al die jaren nog steeds niet zijn onderzocht. Ook omdat de GI voor de aankomende periode binnen de ondertoezichtstelling opnieuw als doel heeft opgenomen om zicht te krijgen op de opvoedsituatie bij vader in de weekenden. Daarnaast stelt de Raad in haar advies vast dat het perspectief van de kinderen nog steeds een gespreksonderwerp is dat bij de kinderen onrust en onduidelijkheid oplevert, waardoor zij onvoldoende toekomen aan hun ontwikkeling. De kinderrechter vindt dan ook dat er, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , nu zo snel mogelijk duidelijk moet worden of vader de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (op termijn) op zich zou kunnen nemen. Daarvoor is een ouderschapsbeoordeling noodzakelijk. Het is de kinderrechter, op basis van de stukken en de zitting, niet duidelijk geworden waarom deze noodzakelijke ouderschapsbeoordeling na vier jaar nog steeds niet van de grond is gekomen. Aan de ene kant heeft de GI op de zitting aangegeven dat vader doordeweeks werkt en weinig thuis is. Hij ziet de kinderen om de week een weekend. Dit maakt dat een ouderschapsbeoordeling met voldoende observatie momenten, volgens de GI, lastig te realiseren is. Aan de andere kant heeft vader op de zitting verteld dat hij op allerlei manier wil meewerken aan een ouderschapsbeoordeling. Bijvoorbeeld door een week vrij te nemen waarin hij geobserveerd kan worden. De advocaat van vader heeft in een eerder stadium aan een vorige gezinsvoogd opties voor diverse ouderschapsbeoordeling meegegeven. Daar is alleen volgens vader niets mee gebeurd. Vader voegde daaraan nog toe dat de enige optie die hij niet voor zich ziet een ouder/kind opname is, omdat dit teveel van de kinderen (met name [minderjarige 1] ) zou vragen.
De rechtbank verwacht van de GI dat zij alles op alles zet om (in samenwerking met vader) een ouderschapsbeoordeling uit te voeren. De kinderrechter verwacht van vader dat hij de lijst van mogelijke opties voor een ouderschapsbeoordeling die zijn advocaat in een eerdere procedure heeft opgesteld met de GI deelt. De kinderrechter benadrukt dat van vader ook verwacht wordt dat hij, in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met de GI samenwerkt en constructief overlegt over de mogelijkheden om tot een ouderschapsbeoordeling te komen. Het is voor de kinderen belangrijk dat zo snel mogelijk duidelijkheid komt over hun perspectief.
Conclusie en hoe nu verderGelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen. [2] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3] De kinderrechter ziet wel aanleiding om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur te verlengen. De kinderrechter wil namelijk een vinger aan de pols houden of en welke concrete stappen zijn gezet in het bepalen van het perspectief voor de kinderen. Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing verlengen voor een periode van zes maanden en aanhouden voor de overige duur.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk op 13 mei 2024 schriftelijk toelicht welke opties voor een ouderschapsbeoordeling zijn onderzocht en als een ouderschapsbeoordeling is ingezet, wat de uitkomsten daarvan zijn. Daarnaast kan de GI aangeven of het nog nodig is dat het restant van het verzoek wordt toegewezen. Mocht dit nog het geval zijn, dan zal de zaak op de hierna in de beslissing te noemen datum opnieuw worden behandeld.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] , tot 4 juni 2024;
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats] , in een voorziening voor pleegzorg tot 4 juni 2024;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt iedere verdere beslissing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] na 4 juni 2024 aan in afwachting van nadere schriftelijke informatie van de GI en verzoekt de GI
uiterlijk op 13 mei 2024de kinderrechter en de ouders te informeren omtrent de stand van zaken;
- bepaalt dat - voor zover de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook vanaf 4 juni 2024 nog noodzakelijk acht - de GI en de ouders zullen worden gehoord ter zitting van
woensdag 22 mei 2024 om 9:50 uur, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4;
- bepaalt dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling een nadere oproepbrief zal worden verzonden aan partijen.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. V.A.G. van Dijk, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023, in aanwezigheid van mr. M.I. Bergsma als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Vgl. HR 1 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1148).
2.Artikel 1:260, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.