ECLI:NL:RBNNE:2023:5194

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
10812462
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 10812462 \ CV EXPL 23-6344
Vonnis in kort geding van 20 december 2023
in de zaak van
[A],
te [adres] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [A] ,
gemachtigde: mr. B.H.E. Veldmaat,
tegen
ANKER STUY VERVEN B.V.,
te Terwispel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Anker Stuy,
gemachtigde: mr. W.F. Bos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Anker Stuy
- de mondelinge behandeling van 12 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van de kant van [A]
- de pleitnota van de kant van Anker Stuy.

2.De feiten

2.1.
Anker Stuy is een onderneming die verf en lak vervaardigt. Daarnaast is zij een groothandel in verf en verfwaren.
2.2.
[A] , geboren [datum] , is op 17 augustus 2020 in dienst getreden van Anker Stuy in de functie van kwaliteitsmedewerker. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 2.768,09 bruto per maand bij een arbeidsomvang van 40 uur per week, exclusief emolumenten. Met ingang van 1 juli 2021 hebben partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten.
2.3.
In deze arbeidsovereenkomst zijn onder meer de volgende bedingen opgenomen:
Geheimhoudingsplicht
Artikel 8
De werknemer is tijdens de duur en na het einde van de dienstbetrekking gehouden tot strikte geheimhouding van alles wat hem omtrent de onderneming van de werkgever of diens cliënten bekend is geworden en waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kan vermoeden. (…)
Concurrentie- en Relatiebeding
Artikel 10
Het is werknemer, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, niet toegestaan om gedurende een periode van een jaar na het eindigen van onderhavige arbeidsovereenkomst, binnen Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een onderneming te drijven of doen drijven, danwel voor een dergelijke onderneming werkzaamheden, tegen betaling of om niet, te verrichten c.q. bij een dergelijke onderneming betrokken, direct danwel indirect, te zijn, welke onderneming geacht kan worden op enigerlei wijze gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan danwel anderszins concurrerend te zijn ten opzichte van de onderneming van de werkgever.
Boetebeding
Artikel 12
Werknemer zal voor iedere door hem begane overtreding van het bepaalde in de artikelen 8, 9 10 en 11 van deze overeenkomst ten behoeve van Werkgever en in afwijking van het bepaalde in artikel 7:650 leden 3, 4 en 5 terstond en ineens, zonder dat sommatie vereist is, een direct opeisbare boet verbeuren van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend euro) en tevens € 500,-- (zegge vijfhonderd euro) voor elke dag dat de geconstateerde overtreding voortduurt, onverminderd het recht van Werkgever om in plaats daarvan een vergoeding van de werkelijk door haar geleden schade te vorderen. Werknemer is van rechtswege in gebreke door de enkele overtreding of niet-nakoming.
2.4.
In een verslag van een gesprek op 15 december 2022 tussen [A] en haar toenmalige leidinggevende staat onder meer het volgende:
Hoe zit het met mijn salaris? Iedereen op het lab zit in schaal 6 en ik zit in 5. Ik heb dit even nagekeken en QC en kleurlab vallen beide in schaal 5. Maar naar de toekomst toe is het zeker mogelijk om door te groeien in schaal. We zullen samen moeten kijken hoe we daar gaan komen. Cursussen zullen daar zeker een onderdeel van zijn. Maar ook je verantwoordelijkheid nemen en knopen doorhakken.
2.5.
Op 31 oktober 2023 heeft [A] haar arbeidsovereenkomst met Anker Stuy opgezegd per 1 december 2023. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij van NelfKoopmans een aanbod heeft gehad om per 1 december 2023 in dienst te treden in de functie van R&D medewerker. NelfKoopmans is een in Marrum gevestigde onderneming die, net als Anker Stuy, verf vervaardigt en daarnaast een groothandel in verf en verfwaren is.
2.6.
Bij brief van 1 november 2023 heeft Anker Stuy de opzegging van [A] bevestigd. Daarbij heeft Anker Stuy [A] erop gewezen dat indiensttreding bij NelfKoopmans in de aangegeven functie in strijd is met het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding en [A] in overweging gegeven haar opzegging te heroverwegen. Anker Stuy heeft [A] daarvoor tot 6 november 2023 de tijd gegeven en haar in de tussentijd vrijgesteld van werk.
2.7.
Bij e-mailbericht van 3 november 2023 heeft [A] laten weten dat zij haar opzegging van de arbeidsovereenkomst niet intrekt.
2.8.
In reactie hierop heeft Anker Stuy bij e-mailbericht van 7 november 2023 [A]
- kort gezegd - laten weten dat Anker Stuy haar aan het concurrentiebeding zal houden en dat bij indiensttreding bij NelfKoomans de boete verbeurd zal zijn. Ook heeft Anker Stuy herhaald dat [A] op haar opzegging terug mag komen en gewoon bij haar kan blijven werken. [A] is hier niet op ingegaan. In reactie daarop heeft Anker Stuy de vrijstelling van werk gecontinueerd en [A] voor het resterende deel van de arbeidsovereenkomst (tot 1 december 2023) niet meer tot het werk toegelaten.
2.9.
[A] is, vanwege het concurrentiebeding, (nog) niet per 1 december 2023 in dienst getreden bij NelfKoopmans. Om toch nog inkomsten te hebben is zij, in afwachting van de procedure, in een snackbar gaan werken.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert - samengevat - primair schorsing van het concurrentiebeding, subsidiair gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding en meer subsidiair een maandelijkse vergoeding van € 2.989,54 bruto voor de duur van het concurrentiebeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW, met een veroordeling van Anker Stuy in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[A] stelt zich op het standpunt dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zou moeten worden geschorst omdat zij daardoor onbillijk wordt benadeeld. In ieder geval zou zij een billijke vergoeding moeten ontvangen ter compensatie van het concurrentiebeding.
3.3.
Anker Stuy voert verweer. Anker Stuy concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [A] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [A] , met veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure. Anker Stuy voert daartoe aan dat [A] het concurrentiebeding overtreedt als zij in dienst treedt bij NelfKoopmans. NelfKoopmans is een directe concurrent van Anker Stuy. Anker Stuy stelt groot belang te hebben bij naleving van het concurrentiebeding. [A] heeft unieke kennis opgedaan over de zogenoemde moederformuleringen van de verfproducten van Anker Stuy. Deze formuleringen vormen in feite het intellectueel eigendom van Anke Stuy en betreft zeer concurrentiegevoelige informatie. Dit kan NelfKoopmans een concurrentievoordeel opleveren. Anker Stuy vreest daardoor schade te zullen lijden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kort geding
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] , gelet op de aard van het geschil en de daarbij behorende financiële belangen, een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of het concurrentiebeding moet worden geschorst. Voor de toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag liggende feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op stellingen die erkend of onweersproken zijn of die aannemelijk zijn geworden. De beoordeling in dit kort geding geldt als een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Overtreding concurrentiebeding
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het tussen hen overeengekomen concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen. Ook is niet in geschil dat Anker Stuy en NelfKoopmans zijn aan te merken als directe concurrenten van elkaar en dat [A] het met Anker Stuy overeengekomen concurrentiebeding zou overtreden als zij in dienst zou treden bij NelfKoopmans.
Schorsing concurrentiebeding?
4.4.
De kantonrechter kan het concurrentiebeding in kort geding geheel of gedeeltelijk schorsen indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding op basis van artikel 7:653 lid 3 sub b BW (geheel of gedeeltelijk) zal vernietigen op de grond dat de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter zal dan ook een afweging moeten maken tussen enerzijds het belang van [A] bij schorsing van het concurrentiebeding en anderzijds het belang van Anker Stuy bij de handhaving ervan.
4.5.
Uitgangspunt is dat een werknemer vrije keuze van arbeid heeft, maar dat daarop onder voorwaarden beperkingen mogelijk zijn. Eén van die beperkingen is een (geldig) concurrentiebeding waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn (art. 7:653 BW). Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever 'meeneemt', is inherent aan zijn vertrek. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn (sleutel-)functie op de hoogte is van essentiële relevante commerciële en technische informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever. [1]
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [A] een aanmerkelijk belang heeft om in dienst te kunnen treden bij NelfKoopmans. [A] kan een overstap maken naar de functie van R&D medewerker. Volgens de toepasselijke CAO is deze functie hoger ingeschaald dan haar huidige functie (namelijk schaal 7). [A] zal, als zij bij NelfKoopmans in dienst treedt als R&D medewerker, dus meer gaan verdienen dan zij bij Anker Stuy verdiende. Ook staat onweersproken vast dat de functie van R&D medewerker aansluit bij haar afgeronde studie chemie. Een indiensttreding bij NelfKoopmans betekent dan ook een duidelijke positieverbetering voor [A] , zowel financieel als wat de inhoud van de werkzaamheden betreft. Dat er voor [A] concrete mogelijkheden waren om binnen afzienbare tijd een dergelijke positieverbetering bij Anker Stuy te realiseren, is niet aannemelijk geworden. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat uit het gespreksverslag van 15 december 2022 met haar toenmalige leidinggevende volgt dat [A] destijds heeft uitgesproken dat zij naar schaal 6 wilde doorgroeien en dat de afspraak is gemaakt om samen te kijken hoe daar vorm aan zou kunnen worden gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat hieraan geen gevolg is gegeven. Verder is het eerdergenoemde recht op vrije keuze van arbeid een zwaarwegend belang voor [A] . [A] is jong en staat nog aan het begin van haar carrière. Anker Stuy was haar eerste echte werkgever. Begrijpelijk is dat zij toe is aan een nieuwe stap in haar loopbaan, binnen de verfbranche, waar zij haar kennis en ervaring heeft opgebouwd.
4.7.
Tegenover het belang van [A] bij schorsing van het beding staat het belang van Anker Stuy bij handhaving van het concurrentiebeding. Anker Stuy stelt dat [A] vanuit haar rol als kwaliteitsmedewerker toegang had tot cruciale en zeer vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie van Anker Stuy. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de directeur van Anker Stuy nader toegelicht dat het met name gaat om de kennis die [A] heeft van de (geheime) moederformules van de producten van Anker Stuy. [A] heeft door haar functie inzicht verkregen in de precieze samenstelling van deze moederformules. Het zou volgens Anker Stuy uitermate schadelijk zijn als die bij een directe concurrent als NelfKoopmans terecht zou komen.
4.8.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Anker Stuy onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [A] door haar functie bij Anker Stuy beschikt over zodanige essentiële vertrouwelijke bedrijfsgegevens dat haar vertrek naar een concurrent aantasting van het bedrijfsdebiet van Anker Stuy zou impliceren. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [A] slechts een uitvoerende functie heeft vervuld en relatief kort in dienst is geweest bij Anker Stuy. Dat zij op de hoogte is van essentiële vertrouwelijke bedrijfsgegevens van Anker Stuy die zij bij NelfKoopmans kan inzetten en die NelfKoopmans een voordeel geeft waarover zij nu niet beschikt, acht de kantonrechter dan ook niet erg aannemelijk en is door [A] ook gemotiveerd weersproken. [A] heeft bovendien voldoende onderbouwd dat zij bij NelfKoopmans een wezenlijk andere functie zal gaan uitoefenen. Zij zal zich daar bezighouden met de research & development van parketlak en industrielakken die door Anker Stuy niet worden geproduceerd. Verder betekent het enkele feit dat [A] vanuit haar functie inzicht had in bedrijfsvertrouwelijke recepturen nog niet dat [A] daar feitelijk van op de hoogte is. [A] betwist over de gedetailleerde formules, waarop Anker Stuy doelt, te beschikken, stellende dat deze informatie te omvangrijk is om te onthouden en waartoe zij al vanaf haar opzegging geen toegang meer tot heeft. Dit is door Anker Stuy onvoldoende weersproken, terwijl nergens uit blijkt dat [A] bedoelde gegevens voorafgaand aan haar opzegging zou hebben gekopieerd of die gegevens zich anderszins zou hebben toegeëigend. Bovendien wordt deze kennis "gedekt" door het geheimhoudingsbeding, waaraan [A] zich - ook ter zitting - expliciet heeft gecommitteerd. Er is op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat er gevreesd moet worden dat [A] het geheimhoudingsbeding niet zal naleven. Dat maakt het belang van Anker Stuy bij naleving van het concurrentiebeding ter bescherming van vertrouwelijke bedrijfsgegevens aanmerkelijk minder evident. Verder had Anker Stuy, als zij meent dat zij zwaarwegende belangen heeft bij strikte geheimhouding ten aanzien van de moederformules, haar producten met intellectuele eigendomsrechten kunnen beschermen. Anker Stuy heeft ter zitting verklaard dat zij daar om haar moverende redenen bewust niet voor heeft gekozen en zij wordt geacht vooraf de consequenties van die keuze te hebben overzien. Door ervoor te kiezen om haar intellectueel eigendom (alleen) indirect, via een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst met bepaalde werknemers, waaronder [A] , te beschermen, wendt Anker Stuy dit beding aan voor een oneigenlijk doel.
4.9.
Daar komt nog het volgende bij. Ter zitting is gebleken dat Anker Stuy het concurrentiebeding, dat zij naar eigen zeggen slechts voor bepaalde groepen werknemers hanteert, in de praktijk heel anders uitlegt en toepast dan uit de bewoordingen daarvan volgt. Uit de bewoordingen volgt dat het beding weliswaar in tijd beperkt is (tot 1 jaar), maar overigens een heel ruim toepassingsbereik heeft, zowel qua regio (er vallen 5 landen onder) als qua soort activiteiten (alles wat maar enigszins, direct of indirect, met de verfindustrie in de breedste zin van het woord te maken heeft of daarmee zou kunnen concurreren valt onder het beding). Ter zitting heeft de directeur van Anker Stuy toegelicht dat hij, op een moment dat een werknemer aangeeft te willen vertrekken, per geval bekijkt of naar zijn oordeel de voorgenomen indiensttreding bij een ander (verf)bedrijf het bedrijfsdebiet van Anker Stuy aantast. Dit is volgens hem alleen het geval als een bedrijf zich daadwerkelijk 'op hetzelfde speelveld' beweegt en in die zin een directe concurrent van Anker Stuy is. NelfKoopmans is naar zijn mening een zodanige concurrent. In zo'n geval beroept Anker Stuy zich dan op het concurrentiebeding; in andere gevallen houdt zij de desbetreffende werknemer niet aan het beding. Zo valt Zandleven Coatings, een verfbedrijf dat coatings voor staal maakt, naar zijn oordeel niet onder het concurrentiebeding. Om die reden heeft hij in het verleden werknemers die wilden overstappen naar Zandleven Coatings geen strobreed in de weg gelegd. Ook [A] zou daar naar over mogen stappen. Naar de mening van Anker Stuy is Zandleven Coatings namelijk geen 'concurrent' in de zin van het concurrentiebeding. Naar het oordeel van de kantonrechter is het echter onmiskenbaar dat ook een bedrijf als Zandleven Coatings in taalkundige zin onder de werking van het concurrentiebeding valt. Hoe kunnen werknemers dan geacht worden te begrijpen waar ze aan gehouden zijn? Door op deze wijze, per geval, invulling te geven aan het concurrentiebeding doet Anker Stuy in feite aan 'cherry picking'. Als het voor Anker Stuy zo duidelijk is welke bedrijven (actief in de verfindustrie) wel en welke niet onder het concurrentiebeding vallen, dan dient zij dat met zoveel woorden in een concurrentiebeding op te nemen, in plaats van een zeer uitgebreid beding overeen te komen en dat per geval al dan niet te handhaven. Bovendien vindt de beslissing van Anker Stuy om zich al dan niet te beroepen op het concurrentiebeding op een arbitraire en niet transparante wijze plaats, zodat een werknemer niet op voorhand voldoende duidelijk is tot welke beperkingen het concurrentiebeding daadwerkelijk leidt. Daarmee handelt Anker Stuy niet zoals een goed werkgever betaamt. Verder acht de kantonrechter aannemelijk dat er door deze gang van zaken bij [A] onduidelijkheid is ontstaan over de vraag bij welke bedrijven zij wel en bij welke bedrijven zij niet in dienst mocht treden. [A] zag immers gedurende haar dienstverband bij Anker Stuy collega's vertrekken naar bedrijven die onder het bereik van het concurrentiebeding vielen. Dat zij hierdoor heeft aangenomen dat Anker Stuy van haar vertrek naar NelfKoopmans ook geen probleem zou maken, is weliswaar een inschattingsfout geweest van [A] , maar die fout dient voor rekening en risico van Anker Stuy te komen omdat zij de onduidelijkheid heeft veroorzaakt.
4.10.
Gelet op al het voorgaande acht de kantonrechter het voorshands aannemelijk dat de afweging van de belangen over en weer in een bodemprocedure in het voordeel van [A] zal uitvallen en dat de bodemrechter het concurrentiebeding geheel zal vernietigen omdat [A] door dit beding onbillijk wordt benadeeld. De primaire vordering van [A] tot het schorsing van het concurrentiebeding zal daarom worden toegewezen.
4.11.
Gelet op de toewijzing van de primaire vordering behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van [A] geen nadere bespreking en beoordeling meer.
4.12.
Anker Stuy is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. Daarbij wordt erop gewezen dat de vordering tot vergoeding van de nakosten zal worden toegewezen, zij het voor een lager bedrag dan in de dagvaarding staat vermeld. De nakosten in kantonzaken worden door de kantonrechter begroot op een half salarispunt van het liquidatietarief met een maximum van € 132,00. De kantonrechter zal daarom de vergoeding van de nakosten forfaitair begroten op een bedrag van € 132,00. Dit betekent dat tot aan dit vonnis de proceskosten aan de zijde van [A] als volgt worden bepaald:
- kosten van de dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 793,00
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 1.298,14.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
schorst het concurrentiebeding dat is opgenomen in artikel 10 lid 1 van de arbeidsovereenkomst tussen [A] en Anker Stuy,
5.2.
veroordeelt Anker Stuy in de proceskosten van € 1.298,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
5.3.
veroordeelt Anker Stuy in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
413

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6776