ECLI:NL:RBNNE:2023:5323

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
LEE 23/99
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de huurtoeslag en medebewonerschap in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 7 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de herziene voorschotbeschikkingen huurtoeslag 2021 en 2022 beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Groningen, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin haar huurtoeslag voor de jaren 2021 en 2022 op € 0,00 is vastgesteld. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de meerderjarige zoon van eiseres terecht als medebewoner is aangemerkt. Dit heeft invloed op de berekening van de huurtoeslag, aangezien het inkomen van de medebewoner wordt meegewogen in de draagkracht. De rechtbank stelt vast dat een bloed- of aanverwant in de eerste graad niet als onderhuurder kan worden aangemerkt, wat betekent dat de zoon van eiseres correct is geclassificeerd als medebewoner. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de relevante wet- en regelgeving omtrent huurtoeslag en medebewonerschap, en biedt inzicht in de procedurele aspecten van het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/99

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. F. Huizinga en mr. A.G. Oudman).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziene voorschotbeschikking huurtoeslag 2021 van 16 maart 2022 en de herziene voorschotbeschikking huurtoeslag 2022 van 22 maart 2022.
1.2.
Verweerder heeft bij deze besluiten van 16 maart 2022 en 22 maart 2022 de huurtoeslag 2021 en de huurtoeslag 2022 vastgesteld op € 0,00. Met het bestreden besluit van 30 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij die besluiten gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de hoogte van de herziene voorschotbeschikkingen huurtoeslag 2021 en 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. In de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) staan eiseres en haar meerderjarige zoon van 1 januari 2021 tot en met 31 mei 2022 ingeschreven op het adres [adres] . Eiseres en haar zoon staan van 1 juni 2022 tot en met 31 december 2022 ingeschreven op het adres [adres] .
Medebewonerschap
6.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het onterecht is dat verweerder voor de berekening van de huurtoeslag 2021 en 2022 haar zoon heeft aangemerkt als haar medebewoner.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de zoon van eiseres voor de berekeningsjaren 2021 en 2022 moet worden aangemerkt als haar medebewoner.
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De medebewoner is de persoon die op hetzelfde woonadres als belanghebbende staat ingeschreven op het toeslagadres in de BRP, tenzij deze persoon partner van de belanghebbende is, onderhuurder van de belanghebbende is, of tot het huishouden van de onderhuurder behoort. [1] Een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de belanghebbende kan niet als onderhuurder worden aangemerkt. [2] Verweerder heeft de zoon van eiseres daarom voor de berekeningsjaren 2021 en 2022 terecht aangemerkt als de medebewoner van eiseres. [3]
6.4.
Het inkomen van een medebewoner is onderdeel van de draagkracht op basis waarvan het recht op huurtoeslag wordt berekend. [4] Verweerder heeft daarom terecht het jaarinkomen van eiseres haar zoon meegewogen bij de bepaling van de draagkracht ter vaststelling van het recht op huurtoeslag in de jaren 2021 en 2022.
Terugvordering
7.1.
De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres zich alleen richt tegen het besluit op bezwaar waarbij verweerder de herziene voorschotbeschikkingen over 2021 en 2022 heeft gehandhaafd. Verweerder heeft in het besluit op bezwaar wel gezegd dat hij eiseres een brief zal sturen waar in staat hoeveel eiseres moet terugbetalen maar voor zover verweerder inderdaad een besluit tot terugvordering heeft eiseres daartegen geen bezwaar gemaakt. Dat betekent dat de gronden die eiseres heeft aangevoerd tegen de terugvordering niet in deze procedure beoordeeld kunnen worden.
7.2.
Verweerder heeft op de zitting gezegd dat eiseres kan verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling waarbij rekening wordt gehouden met haar op dat moment actuele draagkracht. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat hij een voorlopige inschatting heeft gemaakt waaruit volgt dat eiseres op dit moment geen betalingscapaciteit heeft. De definitieve betalingscapaciteit zal worden vastgesteld wanneer eiseres een persoonlijke betalingsregeling aanvraagt. Als blijkt dat eiseres inderdaad geen betalingscapaciteit heeft en dat drie jaar achter elkaar het geval is, hoeft eiseres het bedrag aan huurtoeslag niet meer terug te betalen. Dat is alleen anders als ze recht heeft op teruggave van inkomstenbelasting, want in dat geval wordt het bedrag aan huurtoeslag dat ze terug moet betalen daarmee verrekend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2023 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet op de huurtoeslag (Wht)
Artikel 1a, eerste lid
Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing.
Artikel 7, eerste lid
Het recht op en de hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede de inkomensafhankelijke regeling, wordt verstaan onder medebewoner: de persoon die als ingezetene op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisregistratie personen als de belanghebbende, met dien verstande dat als medebewoner niet wordt aangemerkt:
De partner van de belanghebbende,
De persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de belanghebbende een deel van de woning huurt, tenzij deze een bloed-of aanverwant in de eerste graad is van de belanghebbende of van diens partner,
Degene die tot het huishouden van de onder 2 bedoelde persoon behoort.
Artikel 7, tweede lid
Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming, wordt mede het toetsingsinkomen van de medebewoners in aanmerking genomen.
Artikel 13b, tweede lid
De voor een belanghebbende nadelige gevolgen van een beschikking als bedoeld in het eerste lid mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen.
Artikel 16, zesde lid
Een herziening van het voorschot kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 24
1.Een tegemoetkoming wordt uitbetaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking.
2. Indien voorschotten zijn verleend, worden deze verrekend met de tegemoetkoming.
3. De in het tweede lid bedoeld verrekening kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 26
1. Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2. Het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig door de Belastingdienst/Toeslagen teruggevorderd. Voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering van het bedrag ingevolge het eerste lid onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Belastingdienst/Toeslagen bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen dan het bedrag ingevolge het eerste lid.
3. In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen herziet de Belastingdienst/Toeslagen de onherroepelijk geworden beschikking tot terugvordering in het voordeel van de belanghebbende.
Verzamelbesluit Toeslagen
Artikel 2.1
Als sprake is van een terug te vorderen bedrag aan onverschuldigd betaalde toeslagen, ontstaat een betalingsverplichting voor de belanghebbende ter grootte van dit bedrag aan de Belastingdienst/Toeslagen. Het uitgangspunt in artikel 26 Awir is dat het volledige bedrag aan toeslag dat te veel is betaald of verrekend, wordt teruggevorderd. In dit artikel is echter niet dwingend voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen altijd het volledige bedrag dat te veel is betaald, van de belanghebbende moet terugvorderen.1
Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 13b, eerste lid, Awir de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering moet afzien of het terug te vorderen bedrag moet matigen. Op grond van artikel 13b, tweede lid, Awir mogen de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
(…)

Voetnoten

1.Zie artikel 2, eerste lid en onder e, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
2.Zie artikel 2, eerste lid en onder e, sub 2o, van de Awir.
3.Zie artikel 2, eerste lid en onder e, en artikel 5, van de Awir.
4.Zie artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht).