ECLI:NL:RBNNE:2023:5464

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/17/190178 / FA RK 23-1324
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.M. Oude-Lohuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot adoptie van een meerderjarige door pleegouders in bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 november 2023 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot adoptie van een 24-jarige meerderjarige door haar pleegouders. De procedure werd ingeleid met een verzoekschrift van de pleegouders, die sinds de plaatsing van de meerderjarige in 1999 voor haar zorgden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de pleegouders aan de voorwaarden voor adoptie voldeden, ondanks dat de meerderjarige op het moment van indiening van het verzoek 24 jaar oud was, wat normaal gesproken een obstakel vormt voor adoptie. De rechtbank heeft bijzondere omstandigheden erkend, waaronder de langdurige zorg en opvoeding door de pleegouders, en de verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien de pleegouders het verzoek pas na de meerderjarigheid van de meerderjarige indienen. De rechtbank oordeelde dat een afwijzing van het verzoek een ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven zou zijn, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en bepaald dat de meerderjarige de geslachtsnaam van de mannelijke pleegouder zal dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/190178 / FA RK 23-1324
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 22 november 2023
inzake
[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen verzoekers,
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna ook te noemen [de te adopteren meerderjarige] .
[naam],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen de biologische moeder van [de te adopteren meerderjarige] ,
[naam],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemende biologische vader van [de te adopteren meerderjarige] .

1.Procesverloop

1.1.
De procedure is ingeleid met het verzoekschrift met bijlagen van verzoekers, door de rechtbank ontvangen op 26 juni 2023.
1.2.
Op 19 september 2023 heeft de rechtbank een F9-formulier met bijlagen van verzoekers ontvangen.
1.3.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren van 8 november 2023. Daarbij zijn verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, verschenen en gehoord. [de te adopteren meerderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting alleen met de rechter gesproken en was ook tijdens de mondelinge behandeling aanwezig. Daarnaast waren de heer [naam] (de partner van [de te adopteren meerderjarige] ) en mevrouw [naam] (de voormalig pleegzorgwerker) tijdens de zitting als toehoorders aanwezig.
1.4.
De biologische ouders van [de te adopteren meerderjarige] zijn opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[de te adopteren meerderjarige] is op [datum] geboren uit de relatie tussen haar biologische ouders. De biologische vader heeft [de te adopteren meerderjarige] erkend. De biologische moeder oefende alleen het gezag over [de te adopteren meerderjarige] uit.
2.2.
Bij beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 29 december 1998 is [de te adopteren meerderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS). Ook heeft de kinderrechter op diezelfde datum een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de te adopteren meerderjarige] verleend voor de duur van twee weken. Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 1999 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de te adopteren meerderjarige] in een crisisopvang verleend tot 29 maart 1999. Vervolgens is [de te adopteren meerderjarige] bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 1999 definitief onder toezicht gesteld van de WSS voor de duur van één jaar en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de te adopteren meerderjarige] afgegeven. De beide maatregelen zijn jaarlijks verlengd.
2.3.
[de te adopteren meerderjarige] is op [datum in het jaar] 1999 bij verzoekers komen wonen. Op [datum in het jaar] 2002 is het gezag van de biologische moeder over [de te adopteren meerderjarige] beëindigd en is de WSS tot voogd over haar benoemd.
2.4.
[de te adopteren meerderjarige] heeft vanaf de plaatsing op [datum in het jaar] 1999 bij verzoekers gewoond, totdat zij in 2021 zelfstandig ging wonen. Zij heeft geen contact meer met haar biologische ouders.

3.Het verzoek, de standpunten en de beoordeling daarvan

3.1.
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de adoptie van [de te adopteren meerderjarige] door verzoekers uit te spreken;
II. te verstaan dat de geslachtsnaam van [de te adopteren meerderjarige] ' [naam] ' zal zijn.
Juridisch kader en achtergrond adoptiewetgeving
3.2.
De rechtbank moet eerst beoordelen of verzoekers kunnen worden ontvangen in hun verzoek tot adoptie. Dit is mogelijk als zij voldoen aan de gronden en voorwaarden zoals genoemd in artikel 1:227, tweede en derde lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van dat artikel kan een verzoek tot adoptie door twee personen samen worden gedaan als:
 zij tenminste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd;
 de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van de biologische ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
3.3.
Verzoekers hebben ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift met elkaar samengeleefd, wat maakt dat aan de voorwaarde van artikel 1:227, tweede lid BW is voldaan. Zij kunnen dan ook worden ontvangen in hun verzoek.
3.4.
Vervolgens zijn in artikel 1:228 BW - kort samengevat en voor zover hier van belang - de volgende voorwaarden voor adoptie bepaald:
 dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is en niet van bezwaren tegen de adoptie heeft doen blijken;
 dat het kind niet het kleinkind is van de adoptant;
 dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
 dat geen van de ouders het verzoek tegenspreekt;
 dat de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed;
 dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
3.5.
In de situatie van verzoekers en [de te adopteren meerderjarige] is er aan alle bovenstaande voorwaarden voldaan, behalve aan de voorwaarde (in artikel 1:228, eerste lid onder a BW) dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. [de te adopteren meerderjarige] was op de dag van de indiening van het verzoekschrift namelijk 24 jaar oud. De adoptie van [de te adopteren meerderjarige] door verzoekers is daarom op grond van de nationale wetgeving in beginsel niet mogelijk. Dit betekent dat het verzoek in beginsel zou moeten worden afgewezen. Het strikt toepassen van de voornoemde leeftijdgrens en dus het afwijzen van het voorliggende adoptieverzoek kan in uitzonderlijke gevallen een inbreuk vormen op artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In artikel 8 eerste lid EVRM is bepaald dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. In het tweede lid is bepaald dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
3.6.
Aangezien de adoptie van [de te adopteren meerderjarige] door verzoekers in beginsel niet mogelijk is, moet de rechtbank beoordelen of een afwijzing van het adoptieverzoek een zogenaamde 'ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven' van [de te adopteren meerderjarige] en/of verzoekers met zich meebrengt (zoals bedoeld in artikel 8 EVRM) en of dit een terzijdestelling van de eis van minderjarigheid (zoals bedoeld in artikel 1:228, eerste lid onder a BW) rechtvaardigt. De rechtbank wil daarbij benadrukken dat uit de rechtspraak volgt dat artikel 8 EVRM niet een 'recht' op adoptie geeft. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is zonder dat wordt voldaan aan de door de nationale wet voor adoptie gestelde eisen, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk in de zin van artikel 8 EVRM. Het afwijken van de eisen en voorwaarden die de wet stelt voor adoptie, is alleen mogelijk als er sprake is van zéér bijzondere omstandigheden. Daarnaast moet er sprake zijn van een zogenaamde 'verschoonbare termijnoverschrijding'. Dit houdt kort gezegd in dat verzoekers een goede reden moeten hebben dat zij het verzoek pas ná de meerderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] hebben ingediend.
Bijzondere omstandigheden
3.7.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [de te adopteren meerderjarige] al sinds zij zes maanden oud is bij verzoekers woont, omdat de biologische ouders van [de te adopteren meerderjarige] de zorg voor haar niet konden dragen. Verzoekers hebben tijdens de zitting naar voren gebracht dat zij [de te adopteren meerderjarige] gedurende vrijwel haar hele leven hebben verzorgd en opgevoed en dat zij haar altijd hebben behandeld als hun eigen kind. Tegelijkertijd hebben verzoekers [de te adopteren meerderjarige] ook altijd gestimuleerd om contact te houden met haar biologische ouders. Het contact tussen [de te adopteren meerderjarige] en haar biologische moeder vond sporadisch plaats totdat [de te adopteren meerderjarige] ongeveer 15 jaar oud was. Het contact met de biologische vader verliep iets frequenter, maar is kort voor de meerderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] gestagneerd. [de te adopteren meerderjarige] heeft in haar gesprek met de rechter aangegeven dat zowel het contact met de biologische ouders als het wegvallen daarvan veel met haar heeft gedaan, maar dat verzoekers haar hierin altijd hebben gesteund en ondersteund. Volgens [de te adopteren meerderjarige] is de band tussen haar en verzoekers ontzettend hecht en hebben verzoekers altijd een ouderrol voor haar vervuld, ook in periodes dat het minder goed met haar ging of zij zich tegen verzoekers afzette. Ook nadat [de te adopteren meerderjarige] meerderjarig werd, is zij in eerste instantie bij verzoekers blijven wonen. Verzoekers hebben ervoor gezorgd dat de begeleiding door pleegzorg tijdens die periode werd verlengd, zodat zowel zijzelf als [de te adopteren meerderjarige] ondersteuning konden blijven krijgen. Uiteindelijk is [de te adopteren meerderjarige] toen zij 21 jaar was op zichzelf gaan wonen. Zowel [de te adopteren meerderjarige] zelf als verzoekers hebben aangegeven dat hun band sindsdien nog even hecht is en dat zij elkaar nog regelmatig zien. Deze jarenlange periode van verzorging, opvoeding en ondersteuning van [de te adopteren meerderjarige] door verzoekers maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.
Verschoonbare termijnoverschrijding
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzoekers voldoende aangevoerd dat er naast bijzondere omstandigheden ook sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verzoekers hebben voldoende onderbouwd en toegelicht waarom zij tijdens de minderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] geen verzoek tot adoptie wilden indienen. Daarbij is van belang dat verzoekers hebben aangegeven dat [de te adopteren meerderjarige] vanaf de plaatsing bij hen, tot haar 18e levensjaar, onder voogdij heeft gestaan van de WSS. Dit was een bewuste keuze van verzoekers, aangezien [de te adopteren meerderjarige] op dat moment nog contact had met haar biologische ouders en verzoekers dit contact ook wilden blijven stimuleren. Volgens verzoekers had [de te adopteren meerderjarige] belang bij een neutrale organisatie die deze contacten organiseerde. Ook was het gelet op de houding van de biologische ouders richting verzoekers en [de te adopteren meerderjarige] niet in het belang van [de te adopteren meerderjarige] dat verzoekers deze contacten zelf moesten vormgeven, hetgeen door adoptie wel het geval zou zijn. Daarnaast hebben verzoekers aangegeven dat zij altijd wel de wens hebben gehad om [de te adopteren meerderjarige] te adopteren, maar dat de WSS hen heeft afgeraden om dit verzoek in te dienen tijdens de minderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] . Volgens de WSS zouden de biologische ouders niet met dit verzoek instemmen. Verzoekers vreesden dat dit een negatieve impact zou hebben op de contacten tussen de biologische ouders en [de te adopteren meerderjarige] . De rechtbank acht het begrijpelijk dat verzoekers gelet op het voorgaande geen verzoek tot adoptie hebben ingediend tijdens de minderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] .
3.9.
Daarnaast acht de rechtbank ook de termijn dat verzoekers ook na de meerderjarige leeftijd hebben gewacht met het indienen van een adoptieverzoek verschoonbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat verzoekers niet alleen hebben gesteld dat zij tot voor kort niet bekend waren met het feit dat adoptie na de meerderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] niet meer mogelijk was. Ook het standpunt van verzoekers dat zij na de meerderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] nog geen directe noodzaak voor adoptie zagen, acht de rechtbank begrijpelijk. [de te adopteren meerderjarige] bleef vanaf haar 18e levensjaar tot haar 21e levensjaar immers bij verzoekers wonen en ook pleegzorg bleef betrokken, waardoor er in die zin niets veranderde ten opzichte van de situatie vóór [de te adopteren meerderjarige] meerderjarigheid. Toen [de te adopteren meerderjarige] 21 jaar werd en de ondersteuning vanuit pleegzorg wegviel, hebben verzoekers er bewust voor gekozen om het adoptieverzoek niet meteen in te dienen. [de te adopteren meerderjarige] worstelde op dat moment erg met zichzelf en viel naar eigen zeggen 'in een gat', doordat zij formeel gezien niet meer bij de pleegouders hoorde maar ook geen emotionele band voelde met haar biologische ouders. Zowel verzoekers als de destijds betrokken pleegzorgwerker hebben tijdens de zitting aangegeven dat [de te adopteren meerderjarige] op dat moment onvoldoende stabiel en emotioneel niet in staat was om de voor- en nadelen van adoptie zelf te kunnen afwegen. Pas toen [de te adopteren meerderjarige] - onder meer met behulp van een coach en een maatschappelijk werker - sterker in haar schoenen stond en haar verleden beter achter zich kon laten, is de wens tot adoptie opnieuw ter sprake gekomen. Tijdens een recent gesprek met een notaris over de (financiële) mogelijkheden voor verzoekers en [de te adopteren meerderjarige] in de toekomst is deze wens geconcretiseerd en hebben verzoekers de mogelijkheden voor adoptie onderzocht. Toen zij ontdekten dat adoptie door de meerderjarigheid van [de te adopteren meerderjarige] niet meer mogelijk was, hebben zij zich zo snel mogelijk tot mr. Appelman gewend en een verzoekschrift ingediend. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers door deze manier van handelen [de te adopteren meerderjarige] zo veel mogelijk hebben willen beschermen en zich wilden aanpassen aan haar tempo. Dit valt verzoekers te prijzen en zal door de rechtbank hen ook niet worden tegengeworpen.
Conclusie adoptieverzoek en geslachtsnaam
3.10.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er in de situatie van verzoekers en [de te adopteren meerderjarige] aan de eis van minderjarigheid (zoals bedoeld in artikel 1:228, eerste lid onder a, BW) voorbij moet worden gegaan. Aangezien de biologische ouders van [de te adopteren meerderjarige] niet ter zitting zijn verschenen en zij geen verweer hebben gevoerd tegen het verzoek, is er daarmee aan alle voorwaarden voor adoptie voldaan. Een afwijzing van het verzoek tot adoptie zou naar het oordeel van de rechtbank een ongeoorloofde inmenging in het gezins- of familieleven van [de te adopteren meerderjarige] en/of verzoekers met zich meebrengen, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [de te adopteren meerderjarige] ook een zwaarwegend belang heeft bij de adoptie door verzoekers. Zowel uit de stukken als ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat [de te adopteren meerderjarige] een kwetsbaar meisje was, dat regelmatig worstelde met haar verleden, de situatie tussen haar en haar biologische ouders en de zoektocht naar haar eigen identiteit. Zij heeft zich - mede door de onvoorwaardelijke inzet van verzoekers - kunnen ontwikkelen tot een sterke, jonge vrouw, die tijdens haar gesprek met de rechter heel duidelijk heeft verwoord wat een juridische bevestiging van de emotionele band met verzoekers en een verbreking van de band met haar biologische ouders voor haar zou betekenen. De rechtbank zal het verzoek van verzoekers om [de te adopteren meerderjarige] te adopteren daarom toewijzen.
3.11.
Door de adoptie komt [de te adopteren meerderjarige] in familierechtelijke betrekking te staan tot verzoekers, en krijgt zij op grond van artikel 1:5 lid 3 BW van rechtswege de geslachtsnaam van de man, namelijk ' [naam] '. [de te adopteren meerderjarige] heeft daarnaast ook verklaard dat zij graag de geslachtsnaam ' [naam] ' wil dragen. De rechtbank zal daarom verstaan dat [de te adopteren meerderjarige] voortaan ' [naam] ' zal heten.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van [de te adopteren meerderjarige] , geboren op [datum] te [plaats] , door [naam pleegvader] , geboren op [datum] te [plaats] , en [naam pleegmoeder] , geboren op [datum] te [plaats] ;
4.2.
verstaat dat [de te adopteren meerderjarige] de geslachtsnaam ' [naam] ' zal hebben;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteakte toe te voegen;
4.4.
bepaalt dat de griffier op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e, eerste lid BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] ;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Oude-Lohuis, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. I.Y. Demes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden