ECLI:NL:RBNNE:2023:770

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
18/304128-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarig kind door vader

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de man veroordeeld voor het plegen van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar waren en dat de verdachte handelde onder invloed van een aandoening genaamd sekssomnia. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd waren, en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en haar moeder, en een locatieverbod binnen een straal van 500 meter van de school van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden door te blijven volhouden dat hij in zijn slaap handelde.

De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte € 2.000,00 aan immateriële schade moest vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/304128-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Rasul, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2021 te Veendam, in ieder geval in Nederland, met zijn minderjarig kind, althans met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
  • naar beneden doen en/of op zij doen/trekken van de onderbroek van die [slachtoffer] , en/of- betasten/strelen/wrijven over de borst(en) en/of de schaamlippen en/of de vagina, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
  • met zijn, verdachtes, penis wrijven over de billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] , en/of
  • de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis leggen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2021 te Veendam, in ieder geval in Nederland, met zijn minderjarig kind, althans met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
  • het naar beneden doen en/of op zij doen/trekken van de onderbroek van die [slachtoffer] , en/of- het betasten/strelen/wrijven over de borst(en) en/of de schaamlippen en/of de vagina, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • met zijn, verdachtes, penis wrijven over de billen, althans het lichaam van die [slachtoffer] , en/of- de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis leggen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat er zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot enige bewezenverklaring te kunnen komen, nu er zich geen steunbewijs in het dossier bevindt voor de – op zichzelf bovendien toch al inconsistente en derhalve onbetrouwbare – verklaringen van het slachtoffer.
Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat er zich wel voldoende wettig bewijs in het dossier bevindt, heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke vorm) heeft gehad op – kort gezegd – het seksueel misbruiken van zijn dochter omdat hij ten tijde van het verrichten van deze handelingen sliep. Verdachte heeft gehandeld onder invloed van een aandoening genaamd “sekssomnia”, waarbij een persoon gedurende zijn of haar slaap seksuele handelingen verricht bij zichzelf of bij anderen zonder dat hij of zij zich hiervan bewust is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2023, voor zoverinhoudende:
In de nacht van 30 op 31 oktober 2021 lag ik samen met mijn dochter in bed in mijn woning in Veendam.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen 4 november 2021,opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021298006 d.d. 13 december 2021, inhoudend als relaas van de verbalisant:
Daar waar V staat, betreft het een vraag van de verhoorder. Daar waar A staat, betreft het een antwoord van [slachtoffer] .
A: Middenin de nacht ging mijn vader ineens met zijn hand bij mijn vagina zitten. Toen had ik nog wel mijn onderbroek aan, maar vervolgens ging hij de onderbroek een beetje wegdoen zodat hij er beter bij kon. Toen ging hij heen en weer met zijn hand. Uiteindelijk deed hij mijn onderbroek wel weer terug. Daarna drukte hij mij heel dicht bij zich en toen voelde ik een bobbel. Ik ben toen aan de andere kant van het bed gaan liggen, maar toen ging hij gewoon weer verder. Toen ging hij ook in mijn borsten knijpen en de hele tijd kreunen. Hij ging ook nog proberen om mijn hand naar zijn piemel te brengen. Dat is twee keer gebeurd. Bij de eerste keer voelde ik zijn bobbel met mijn pink. V: Je hebt mij verteld dat papa jou ging aanraken bij je vagina. Is dat één keer of vaker gebeurd?
A: Het is heel erg lang gebeurd en toen kwam het deel dat hij mij tegen zich aandrukte en toen ging hij twee keer in mijn borst knijpen, toen weer bij de vagina en toen weer één keer in de borst knijpen. Hij heeft mij drie keer tegen zich aangedrukt.
V: En dan heb je het over jouw hand naar zijn piemel brengen. Is dat één keer gebeurd of vaker?
A: Twee keer.
V: Als papa zijn hand bij jouw vagina heeft, wat doet die hand dan?
A: Gewoon. Heen en weer. Het eerste moment dat papa aan mijn vagina zat, was dat op mijn onderbroek. Hij raakt mijn vagina dan met zijn wijsvinger en duim aan. Beetje knijpen. De rest van zijn vingers zitten tegen mijn billen aan. Hij kreunt dan ook. Hij heeft mijn onderbroek toen wel weggeduwd. Hij zat toen met zijn hele wijsvinger op alles. Hij ging heen en weer. Het was niet zo fijn. Ik voelde ook zijn nagel. Ik had daar ook pijn. Hij probeerde erin te komen. Zijn nagel kwam er wel in.
Dat voelde ik ook. Toen deed hij het ook nog met zijn pinkje. Die kwam er wat verder in.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021,opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Zondagochtend begon [slachtoffer] mij berichtjes te sturen op Whatsapp. Op een gegeven moment begon ze over wat er gebeurd was. Dat hij met zijn handen naar haar poes ging zeg maar. Mijn vriend en ik hebben ons meteen aangekleed en zijn in de auto gestapt en heengereden. Toen is ze op haar blote voeten naar buiten gekomen. Ik heb haar opgetild omdat ze blote voeten had en in de auto gezet. We hebben haar opgepikt en zijn naar huis gegaan. [slachtoffer] vertelde dat ze bij elkaar hadden geslapen en dat hij in de nacht aan haar had gezeten en in haar onderbroek ging en dat hij met zijn vingers wat probeerde te doen bij haar. Ook vertelde ze dat hij met haar hand had geprobeerd dingen bij zijn geslachtsdeel te doen. Ze zei iets van dat ze een bobbel voelde. Ze had het ook over kreunen. Toen [slachtoffer] het vertelde heeft ze wel even gehuild. Ik denk dat ze alles een beetje over zich heen liet komen die dag. [verdachte] probeerde [slachtoffer] te bellen en daarna mij. Ik heb ook nog contact gehad via Whatsapp met [verdachte] .
4. Een schriftelijk bescheid, inhoudende screenshots van een Whatsappgesprek tussen [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) en [naam 1] ( [naam 1] ), opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[slachtoffer] : Mama
Ik WIL eerder naar huis
[naam 1] : Wat is er dan
[slachtoffer] : Vertel ik dan wel plsss
Mag ik eerder komen [naam 1] : Wat is eerder
[slachtoffer] : vanmiddag???
Plsss
[naam 1] : Dan moet je optijd komen want we gaan naar groningen [slachtoffer] : Ok wat moet ik zeggen tegen [verdachte] ?
[naam 1] : Nou ik snap niet wat er aaj de hand is, dus dat weet ik ook niet Eerlijk zijn misschien?
[slachtoffer] : Nee nee echt niet
Dat gaat het niet oplossen hij kan het niet terugnemen
Kan ik gewoon zeggen dat jullie naar Groningen gaan en dat ik met je mee mocht Plss
[naam 1] : We gaan naar opa en oma
[naam 2] zn ouders
[slachtoffer] : Jaaa
Pls
Mag ik mee
[naam 1] : Je mag altijd mee
Alleen snap niet wat er aan de hand is
Je kan beter wel eerlijk zijn [slachtoffer] en voor jezelf opkomen
[slachtoffer] : Nee
Je snapt het niet
Ik heb vannacht bij hem geslapen in bed
Opeens
Ging hij met zijn vinger naar mijn
[naam 1] : Je komt nu naar huis
[slachtoffer] : Heen en weer
Ik ben nog niet aangekleed
Plss zeg niks tegen hem
[naam 1] : Je nu aanpakken en je spullen pakken
[slachtoffer] : Maar hij ligt op bed
En ik ben beneden
Hij gaat het door hebben
[naam 1] : Je spullen pakken [slachtoffer]
: Sowieso
[naam 1] : Je mag je gewoon aanjleden toch op je eigen kamer
[slachtoffer] : Ok wacht mijn nieuwe kleding licht op de trap ik doe dat wel aan
NIKS ZEGGEN PLSSSS
[naam 1] : Ik ga je ophalen zorg dat je je aankleed en je ioad en telefoon pakt [slachtoffer] : Ok ik had geen ipad nee
Mee
[naam 1] : We komen er aan
We staan bij de speeltuin
[slachtoffer] : Ok
Schoenen staan bij papa in de kamer
Kut
[naam 1] : Laat maar staan
We gaan
[slachtoffer] : Ik ga
[naam 1] : Kom maar op sokken
[slachtoffer] : Nu weg
Ik moet nog sokken pakken ga ik niet doen ik kom op voeten
[naam 1] : Ok
5. Een schriftelijk bescheid, inhoudende screenshots van een Whatsappgesprek tussen [naam 1] en verdachte, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
[naam 1] : [slachtoffer] is opgehaald denk maar even goed na over wat je gedaan hebt
Zoek geen contact met haar
[verdachte] : Nee heb ik echt in mijn slaap…..
Ik dacht al wat the funk dit kan niet
Ik deed dit ook vaak bij [naam 3] in mijn slaap, zonder dat ik ervan wist
Ik had nooit verwacht dat di zal gebeuren als [slachtoffer] bij mij ligt
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Wettig bewijs
De rechtbank overweegt dat op grond van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één (betrouwbaar bevonden) getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank stelt voorop dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Deze zijn consistent en gedetailleerd.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat voornoemde verklaringen steun vinden in de andere gebezigde bewijsmiddelen. In de eerste plaats betreft dit de verklaring van aangeefster [naam 1] (de moeder van [slachtoffer] ), waarin zij heeft verklaard hoe zij die zondagochtend werd benaderd door [slachtoffer] via Whatsapp en waarin zij de stress en de later toch wel zichtbare emotie bij haar dochter heeft omschreven. De verklaringen van [slachtoffer] en tevens die van haar moeder, vinden bovendien steun in de screenshots van het Whatsappgesprek dat moeder en dochter die ochtend met elkaar hebben gevoerd en waarin door [slachtoffer] wordt omschreven wat er is voorgevallen en waarin ze haar moeder smeekt snel weg te mogen gaan bij haar vader.
Verdachte bevestigt voorts zelf de context van de aangifte, in die zin dat hij die nacht inderdaad met zijn dochter in één bed geslapen heeft en dat zij ’s ochtend ineens weg was (zonder al haar spullen te hebben meegenomen). Ook het screenshot van het die zondagochtend gevoerde Whatsappgesprek tussen de moeder van [slachtoffer] en verdachte, ondersteunt de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen. Verdachte begint hierin immers zelf, zonder dat iemand daar op dat moment ook nog maar iets over heeft gezegd, over dat hij ‘iets zou hebben gedaan in zijn slaap’ bij [slachtoffer] .
Verdachte noemt zijn dochter geloofwaardig in haar verklaringen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zijn dochter heeft aangeraakt op de wijze zoals ten laste gelegd.
Opzet
De verklaring van verdachte dat hij dit, áls hij dit al gedaan zou hebben, gedaan zou hebben in zijn slaap onder invloed van de aandoening sekssomnia en, zodoende niet opzettelijk zou hebben gehandeld, is door de verdediging getracht te onderbouwen middels het overleggen van twee van het internet afkomstige informatieve stukken over deze aandoening en door verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht.
Uit de door de reclassering omtrent opgemaakte rapportage blijkt dat de AFPN in haar voortgangsrapportage van 26 januari 2023 geen aanwijzingen heeft gezien voor de aanwezigheid van de aandoening sekssomnia bij verdachte.
Voornoemde feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaring dat hij lijdt aan sexsomnia en dat dit de reden is van zijn handelen als zijnde onaannemelijk terzijde dient te worden gesteld. Verdachte heeft zich niet in een slaapkliniek laten onderzoeken op de aanwezigheid van de aandoening sekssomnia. De conclusie van verdachte dat hij deze aandoening zou hebben is dus met name gebaseerd op de eigen verklaring van de verdachte. Voor het overige is de stelling van verdachte dat hij lijdt aan sekssomnia niet onderbouwd.
Dit betekent dat de rechtbank er vanuit gaat dat verdachte de ten laste gelegde handelingen opzettelijk heeft gepleegd en dit betekent dat de rechtbank hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair.
hij, in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 31 oktober 2021, te Veendam, met zijn minderjarig kind, te weten met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen,
  • opzij doen/trekken van de onderbroek van die [slachtoffer] , en
  • betasten van/wrijven over de borsten en de schaamlippen en de vagina van die [slachtoffer] en
  • brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] , en
  • met zijn, verdachtes, penis wrijven over de billen die [slachtoffer] , en
  • de hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis leggen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair.met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hem primair ten laste is gelegd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage d.d. 30 januari 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om als bijzondere voorwaarden toe te voegen dat verdachte geen contact mag hebben met zijn dochter ( [slachtoffer] ) en haar moeder ( [naam 1] ), alsmede dat het hem verboden wordt zich te bevinden binnen een straal van 500 meter rondom de school van zijn dochter, het speeltuintje gelegen nabij de woning van de moeder van zijn dochter, en in het winkelcentrum van Veendam op zaterdagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de op te leggen straf in het geval de rechtbank, anders dan door hem bepleit, wel tot enige bewezenverklaring en strafoplegging mocht komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn destijds elfjarige dochter, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam (met zijn vingers). Met zijn handelen heeft verdachte een zeer grove en volstrekt ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter en op het vertrouwen dat zij in hem, als vader, stelde. Het seksueel misbruik vond plaats gedurende een nacht waarin het slachtoffer een weekend bij haar vader verbleef en samen met hem in bed sliep. Verdachte heeft daarmee een zeer onveilige thuissituatie voor zijn dochter gecreëerd, terwijl de woning van haar vader – ook al woonde zij daar niet fulltime – bij uitstek een plaats is waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft zich louter laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zijn elfjarige dochter misbruikt voor het vervullen hiervan.
Het behoeft geen betoog dat de gevolgen van een dergelijke seksuele ervaring op jonge leeftijd voor een slachtoffer zeer traumatisch kunnen zijn, waarbij langdurige en ernstige psychische schade niet kan worden uitgesloten. Ook in de onderhavige zaak ondervindt het slachtoffer (nog immer) de gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan, zoals is gebleken uit de namens haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en (de onderbouwing) van het verzoek tot schadevergoeding.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan en overweegt dat het plegen van dit strafbare feit de oplegging van een gevangenisstraf dan ook zonder meer rechtvaardigt.
Dat verdachte blijft volhouden niet te weten wat er zich die nacht heeft afgespeeld, dat hij blijft vasthouden aan zijn stelling dat hij lijdt aan sekssomnia, en, dat hij daardoor niet open lijkt te staan voor enige andere vorm van hulpverlening niet specifiek gericht op die vermeende stoornis , weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de strafmaat. Door zich op deze wijze op te stellen en door geen enkel initiatief te nemen tot nader onderzoek en behandeling, neemt verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op door Reclassering
Nederland omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten d.d. 18 januari 2022 en 30 januari
2023. De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door haar in voornoemde rapportage geformuleerde bijzondere voorwaarden. De reclassering merkt daarbij nog aanvullend op dat een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf de reeds aangevangen behandeling van verdachte bij de AFPN zou kunnen doorkruisen, hetgeen onwenselijk is.
De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen omrent de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, niet anders gereageerd kan worden dan met de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de behandeling van verdachte bij de AFPN tot op heden nog niet echt van de grond is gekomen, zal het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf deze ook niet op een zeer onwenselijke manier doorkruisen. Wel acht de rechtbank het van belang dat verdachte na zijn detentie aan de slag gaat met zijn problemen en zich daarbij laat begeleiden en behandelen door de reclassering en de AFPN (of een soortgelijke instelling).
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 20 maanden (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht), waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in voornoemde reclasseringsrapportage, welke bijzondere voorwaarden tot doel hebben het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen. Daarnaast zal de rechtbank hier nog een tweetal bijzondere voorwaarden aan toevoegen, te weten een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en een locatieverbod betreffende een straal van 500m rondom de school van [slachtoffer] ). De rechtbank acht een locatieverbod in het winkelcentrum van Veendam (op zaterdagen) als bijzondere voorwaarde, zonder aan de ernst en de gevolgen van het bewezen verklaarde feit voor het slachtoffer tekort te willen doen, een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid van verdachte en zal deze daarom niet opleggen. Het gevorderde locatieverbod voor de speeltuin nabij de woning is onvoldoende gespecificeerd om te kunnen worden toegewezen. Voor een contactverbod met ( [naam 1] ) ziet de rechtbank geen noodzaak.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen en zij heeft de rechtbank verzocht daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering (op uitdrukkelijk verzoek van verdachte) niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 oktober 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk op uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland,
[adres] te Groningen en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht en dat hij zich daarbij houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan een ambulante (dag-)behandeling bij de AFPN of vergelijkbareinstelling in het forensisch circuit, gericht op mogelijke delictscenario’s, zijn eigen handelen, seksualiteit en eigen beperkingen die de APFN of vergelijkbare instelling noodzakelijk acht. Ook werkt de veroordeelde mee aan de vervolgbegeleiding/-behandeling indien dit noodzakelijk wordt geacht;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 500 metervan openbare scholengemeenschap [naam school] ( [adres] ) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/304128-21, primair:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2023.
Mrs. Holsink en Faber zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.