Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hem primair ten laste is gelegd wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in de door haar omtrent verdachte opgemaakte rapportage d.d. 30 januari 2023. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om als bijzondere voorwaarden toe te voegen dat verdachte geen contact mag hebben met zijn dochter ( [slachtoffer] ) en haar moeder ( [naam 1] ), alsmede dat het hem verboden wordt zich te bevinden binnen een straal van 500 meter rondom de school van zijn dochter, het speeltuintje gelegen nabij de woning van de moeder van zijn dochter, en in het winkelcentrum van Veendam op zaterdagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de op te leggen straf in het geval de rechtbank, anders dan door hem bepleit, wel tot enige bewezenverklaring en strafoplegging mocht komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn destijds elfjarige dochter, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam (met zijn vingers). Met zijn handelen heeft verdachte een zeer grove en volstrekt ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter en op het vertrouwen dat zij in hem, als vader, stelde. Het seksueel misbruik vond plaats gedurende een nacht waarin het slachtoffer een weekend bij haar vader verbleef en samen met hem in bed sliep. Verdachte heeft daarmee een zeer onveilige thuissituatie voor zijn dochter gecreëerd, terwijl de woning van haar vader – ook al woonde zij daar niet fulltime – bij uitstek een plaats is waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft zich louter laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en zijn elfjarige dochter misbruikt voor het vervullen hiervan.
Het behoeft geen betoog dat de gevolgen van een dergelijke seksuele ervaring op jonge leeftijd voor een slachtoffer zeer traumatisch kunnen zijn, waarbij langdurige en ernstige psychische schade niet kan worden uitgesloten. Ook in de onderhavige zaak ondervindt het slachtoffer (nog immer) de gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan, zoals is gebleken uit de namens haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en (de onderbouwing) van het verzoek tot schadevergoeding.
De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan en overweegt dat het plegen van dit strafbare feit de oplegging van een gevangenisstraf dan ook zonder meer rechtvaardigt.
Dat verdachte blijft volhouden niet te weten wat er zich die nacht heeft afgespeeld, dat hij blijft vasthouden aan zijn stelling dat hij lijdt aan sekssomnia, en, dat hij daardoor niet open lijkt te staan voor enige andere vorm van hulpverlening niet specifiek gericht op die vermeende stoornis , weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee bij het bepalen van de strafmaat. Door zich op deze wijze op te stellen en door geen enkel initiatief te nemen tot nader onderzoek en behandeling, neemt verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op door Reclassering
Nederland omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten d.d. 18 januari 2022 en 30 januari
2023. De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door haar in voornoemde rapportage geformuleerde bijzondere voorwaarden. De reclassering merkt daarbij nog aanvullend op dat een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf de reeds aangevangen behandeling van verdachte bij de AFPN zou kunnen doorkruisen, hetgeen onwenselijk is.
De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op hetgeen zij hiervoor reeds heeft overwogen omrent de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, niet anders gereageerd kan worden dan met de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het feit dat de behandeling van verdachte bij de AFPN tot op heden nog niet echt van de grond is gekomen, zal het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf deze ook niet op een zeer onwenselijke manier doorkruisen. Wel acht de rechtbank het van belang dat verdachte na zijn detentie aan de slag gaat met zijn problemen en zich daarbij laat begeleiden en behandelen door de reclassering en de AFPN (of een soortgelijke instelling).
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van 20 maanden (met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht), waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in voornoemde reclasseringsrapportage, welke bijzondere voorwaarden tot doel hebben het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen. Daarnaast zal de rechtbank hier nog een tweetal bijzondere voorwaarden aan toevoegen, te weten een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] en een locatieverbod betreffende een straal van 500m rondom de school van [slachtoffer] ). De rechtbank acht een locatieverbod in het winkelcentrum van Veendam (op zaterdagen) als bijzondere voorwaarde, zonder aan de ernst en de gevolgen van het bewezen verklaarde feit voor het slachtoffer tekort te willen doen, een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid van verdachte en zal deze daarom niet opleggen. Het gevorderde locatieverbod voor de speeltuin nabij de woning is onvoldoende gespecificeerd om te kunnen worden toegewezen. Voor een contactverbod met ( [naam 1] ) ziet de rechtbank geen noodzaak.