Beoordeling van het bewijs
Inleiding
Uit het dossier blijkt dat de genoemde subsidieaanvragers in de tenlastelegging subsidie hebben ontvangen van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) in het kader van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit (NIOF). Deze subsidie is bedoeld om innovatie in het midden- en kleinbedrijf in Noord-Nederland te stimuleren. Op grond van deze regeling kon door de subsidieaanvrager een onafhankelijke deskundige worden ingehuurd voor het laten maken van een marketingplan. De kosten voor het opstellen van een marketingplan konden voor maximaal 50% gesubsidieerd worden. De subsidies werden na een aanvraag voorlopig toegekend door SNN, die de aanvragen op hoofdlijnen beoordeelde. Uiteindelijk werden de aanvragen definitief ingediend, voorzien van het marketingplan, de factuur en het betaalbewijs. SNN heeft beoordeeld of de aanvragen voldeden aan de voorschriften. SNN heeft daarbij de marketingplannen globaal op inhoud beoordeeld en gescand op plagiaat. Daarop zijn de subsidies definitief vastgesteld en uitgekeerd aan de subsidieaanvragers.
Naar aanleiding van boekenonderzoek van de Belastingdienst en een rapport van het RIEC (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) heeft SNN aangifte gedaan met betrekking tot een aantal subsidieaanvragen waarbij de rechtspersoon [bedrijf 1] (hierna ook: [bedrijf 1] ) was betrokken als onafhankelijke deskundige, die de subsidieaanvragers van een marketingplan heeft voorzien.
In het onderzoek is naar voren gekomen dat veelal vlak na de betaling van de facturen voor de marketingplannen aan de rechtspersonen (een gedeelte van) de bedragen terug zijn overgemaakt naar de subsidieaanvragers, al dan niet via andere rekeningnummers. Hierdoor ontstond het vermoeden dat er sprake was van een zogenaamde ‘kasronde’. De facturen voor het opstellen van de marketingplannen zijn voldaan aan [bedrijf 1] , waarna deze bedragen vervolgens weer (deels) zijn teruggestort. Daarna zijn de subsidies uitgekeerd op basis van de hoogte die op de facturen van het marketingplan waren aangegeven. Daardoor zou de facto het aangevraagde en ontvangen subsidiebedrag zijn verdeeld tussen de subsidieaanvrager en [bedrijf 1] en zou (in strijd met de subsidievoorwaarden) slechts een klein deel van de gefactureerde bedragen voor de marketingplannen bij [bedrijf 1] terecht zijn gekomen.
Daarnaast ontstond het vermoeden bij SNN dat de kwaliteit van de marketingplannen dusdanig beperkt was en dat de prijs die ervoor was betaald veel te hoog was en dat deze enkel werden gebruikt om SNN te misleiden en een te hoog subsidiebedrag te verkrijgen.
Uit het dossier volgt dat verdachte als projectleider was betrokken bij [bedrijf 1] en dat hij de subsidieaanvragen hiervoor coördineerde.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3 en 4. De officier van justitie heeft aangevoerd dat ten aanzien van ieder feit medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] is bewezen. Ten aanzien van alle ten laste gelegde oplichtingen is telkens dezelfde werkwijze gehanteerd. Hoewel medeverdachte [medeverdachte] niet formeel was betrokken bij de subsidieaanvragen, kan wel worden bewezen verklaard dat verdachte en medeverdachte
[medeverdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt. Uit de verklaringen van verdachte en van de medewerkers van [bedrijf 1] , [naam 1] en [naam 2] , volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (inwisselbare) leidende rollen hadden ten aanzien van de subsidieaanvragen. Ook de verklaring van aangever [bedrijf 7] is relevant, nu daaruit blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] naar hem is toegegaan om het geld te innen, nadat SNN aan aangever [bedrijf 7] het geld had gestort. Hieruit volgt dat beide verdachten op de hoogte waren van en de intentie hadden tot het opzetten van de zogenaamde ‘kasronde’.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ten aanzien van geen van de feiten het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gehad. Verdachte heeft door het grote tijdsverloop van de subsidieaanvragen een tegenfactuurconstructie opgezet, waarbij de subsidieaanvragers het door [bedrijf 1] gefactureerde bedrag voorlopig terugkregen. De subsidieaanvragers hebben echter verzuimd om [bedrijf 1] alsnog te betalen conform het factuurbedrag, waardoor [bedrijf 1] nooit (volledig) is betaald. Van het gebruik van oplichtingsmiddelen is dus ook geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van alle feiten:
1. De door verdachte ter zitting van 9 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was directeur bij [bedrijf 1] . Ik was projectcoördinator en contactpersoon voor de ten laste gelegde subsidieprojecten. Ik was dus op de hoogte van de lopende subsidieaanvragen. De bedrijven hadden
[bedrijf 1] en mij in het bijzonder gemachtigd in de subsidieprocedure. Andere medewerkers van [bedrijf 1] , te weten [naam 1] en [naam 2] , hebben marketingplannen gemaakt, waarvoor subsidie is verleend aan de bedrijven. Ik heb voorgesteld aan de bedrijven die subsidie hadden aangevraagd om een fictieve tegenfactuur op te stellen na het voldoen van de factuur voor het marketingplan. De bedrijven hebben vervolgens (een gedeelte van) het bedrag van de factuur voor het marketingplan teruggekregen van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] . [bedrijf 2] . is mijn eigen onderneming.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte namens Samenwerkingsverband Noord-Nederland
d.d. 22 maart 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van map 1 van het dossier Botervis met nummer NNRBB19005 d.d. 23 juli 2020, inhoudende als verklaring van [naam 3] :
Ik doe hierbij in mijn functie als directeur, namens het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), aangifte van enig strafbaar feit. Sinds de start van de NIOF-regeling hebben wij meerdere malen te maken gehad met [bedrijf 1] . Dit bedrijf trad op als subsidieadviseur, maar ook als onafhankelijke derde die het strategisch marketingplan opstelde, e.e.a. zoals vereist is in de eerder beschreven regeling.
In 2017 werden wij door de Belastingdienst benaderd voor het aanleveren van gegevens van [bedrijf 1] . Ons is daarna bekend geworden dat het boekenonderzoek van de Belastingdienst aanwijzingen gaf dat er sprake leek te zijn van fraude met de subsidies. Ook hebben we begrepen dat het RIEC hierover een rapport heeft geschreven. In vervolgcontact met onder andere het RIEC en de politie, hebben wij van het Openbaar Ministerie ten behoeve van het doen van deze aangifte inzage gekregen in de stukken. Mede op basis van deze stukken doen wij deze aangifte van valsheid in geschrifte en/of oplichting tegen [verdachte] , [bedrijf 1] . Uit de stukken die wij hebben ingezien, blijkt dat er een zogenaamde kasronde ontstaat nadat de betaling die bij ons als bewijs dient is gedaan. Deze kasronde brengt mee dat beide partijen het ontvangen subsidiebedrag evenredig verdelen. Wij zijn geen vakinhoudelijke specialisten, echter dient ten aanzien van de uitgevoerde marketingonderzoeken het volgende te worden opgemerkt:
- qua inhoud en lay-out lijken de rapportages erg op elkaar;
- de rapportages zijn net voldoende om niet te kunnen afwijzen;
- inhoudelijk zijn de rapportages van slechte kwaliteit; - de prijs die ervoor betaald wordt is veel te hoog; - er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van plagiaat.
Specifiek ten aanzien van feit 1:
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 9 januari 2020, opgenomen op pagina 206 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 11] :
[naam 1] gaf destijds aan dat wij als jonge starters subsidie konden krijgen via SNN. [naam 1] kwam met [verdachte] als contactpersoon van [bedrijf 4] aanzetten. Er moest volgens [verdachte] een bedrijfsplan opgesteld worden. [verdachte] vroeg voor het opstellen van een marketingplan daarom informatie over ons bedrijf. Hij had alle gegevens nodig van ons bedrijf. Dat heb ik [verdachte] toen gestuurd. [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ) heeft toen een strategisch marketingplan opgemaakt. [verdachte] gaf vervolgens aan dat hij een factuur zou sturen namens [bedrijf 4] voor dit marketingplan. Ik heb de factuur van € 19.747,20 betaald aan [bedrijf 4] . Vervolgens moest ik zelf een factuur opstellen van mijn bedrijf en daarbij een brief. Dit geld zou ik dan terugkrijgen. Dit ging om een bedrag van €
14.907,20. [verdachte] gaf aan hoe ik de factuur moest opmaken en welke tekst ik in de factuur moest zetten. Het gaat dan om de tekst "Geleverd advies economische informatie en capaciteit". Ik wist helemaal niet wat deze tekst betekende of inhield, dat weet ik nog steeds niet. Ik heb vervolgens bij [verdachte] aangegeven dat het bedrag van € 14.907,20 wel terug moest naar onze rekening. Dit was geen probleem volgens [verdachte] , maar dit moest dan wel via mijn privérekening. Ik vond dit destijds wel gek, maar ik dacht dan boek ik het zelf wel terug naar onze zakelijke rekening. Ik vond het ook wel raar dat ik uiteindelijk dus € 4.840 aan verschil aan [bedrijf 4] en [verdachte] had betaald, namelijk € 19.747,20 minus € 14.907,20. Volgens [verdachte] zouden wij dit wel terugkrijgen als we de subsidie zouden ontvangen. Dan zou dit wel verrekend worden. Dan zouden wij dus het verschil overhouden. Wij hebben [bedrijf 4] of [verdachte] nooit advies geleverd dat in de door mij opgemaakte factuur van € 14.907,20 stond vermeld. Op 2 december 2016 heb ik € 8.160 subsidie ontvangen van SNN. [bedrijf 1] heeft € 4.840 ontvangen voor de werkzaamheden, het verschil tussen de twee rekeningen.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een strategisch marketingplan van mei 2016, opgenomen oppagina 36 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Strategisch Marketingplan. Geschreven door [bedrijf 4] in opdracht van [bedrijf 5] . Mei 2016.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een Aanvraagformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 125 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Dossier: 022130179
Naam onderneming: [bedrijf 5]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 4]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: consultant
Soort project: strategisch marketingplan
Kostenbegroting. Kosten van uren van extern deskundige. Naam deskundige: [bedrijf 1] , [verdachte] , [naam 1] , [naam 8] . Totale begrote kosten: € 20.800.
Gegevens van de deskundige. Naam onderneming: [bedrijf 4] .
Naam contactpersoon: [verdachte] .
Ondertekening (i/o) 11 juli 2013
Bijlage: machtiging d.d. 24 juni 2013 van [naam 10] aan [bedrijf 4] , naam contactpersoon: [verdachte] .
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een Vaststellingsformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 140 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Projectnummer: 022130179
Naam onderneming: [bedrijf 5]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 4]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: senior consultant
Naam deskundige: [bedrijf 1]
Factuurnummer: 2015035
Factuurbedrag: € 16.320
Betaaldatum: 27 juni 2016
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift ten name van [bedrijf 1] , bijgevoegd bijopgenomen op pagina 186 van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Bedrag bij: € 19.747,20. Verwerkingsdatum: 27 juni 2016. Omschrijving: [bedrijf 5] . Fact. 2015035.
Bedrag af: € 14.907,20. Verwerkingsdatum: 27 juni 2016. Omschrijving: [naam 11] . Factuur 16000113.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een ‘vaststelling subsidie’ d.d. 2 december 2016, opgenomen oppagina 75 e.v. van map 8 van voornoemd dossier, inhoudende:
Geachte heer [naam 10] ,
Met genoegen kunnen wij u meedelen dat wij hebben besloten de subsidie voor uw bovengenoemde project vast te stellen op € 8.160. Subsidiabele kosten: € 16.320
Specifiek ten aanzien van feit 2:
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 28 januari 2020, opgenomen op pagina 222 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 4] :
Ik zit als vennoot in het bedrijf sinds 1 januari 2014. [naam 5] heeft bij ons over subsidieaanvragen gesproken en bracht ons vervolgens in contact met [bedrijf 4] . Onze contactpersoon later was [verdachte] . Jullie tonen mij een aanvraagsubsidie. Van wie de handtekening daarop afkomstig is weet ik niet. Het valt mij wel op dat het e-mailadres dat wordt genoemd in het aanvraagformulier, een niet door ons gebruikt e-mailadres is. De opdrachtbevestiging heb ik gemaakt en getekend. De factuur van € 17.424 heb ik betaald aan [bedrijf 4] . De drie betalingen aan [bedrijf 4] van € 5.082, € 7.260 en € 5.082 zijn daadwerkelijk uitgevoerd. Vervolgens gaf [verdachte] aan dat de kosten wel verrekend konden worden, maar dan moest ik een factuur opmaken richting [bedrijf 4] . Er zou dan geld terugkomen. [verdachte] gaf mij de tekst aan die er op de factuur moest staan. Ik heb een factuur opgemaakt met zijn omschrijving voor niet gedane werkzaamheden als beschreven op de factuur. De betaling moest wel gebeuren, want er moesten geldstromen zijn voor de subsidieaanvragen. Ik heb [verdachte] aangeeft dat ik het bedrag te hoog vond. Hij zei dat dat klopte, maar dat hij ons een factuur zou sturen en dat we alles zo met elkaar konden verrekenen. Jullie laten mij een vaststellingformulier zien. De handtekening lijkt op die van mij. Er zit echter een afwijking in, waardoor het ook best mijn handtekening niet zou kunnen zijn. De ontvangen subsidiegelden hebben we geïnvesteerd in het bedrijf.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een strategisch marketingplan van maart 2016, opgenomen oppagina 38 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
Strategisch Marketingplan. Geschreven door [bedrijf 4] in opdracht van [bedrijf 3] . Maart 2016.
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een Aanvraagformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 15 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
Dossier: 022130189
Naam onderneming: [bedrijf 6]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 1]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: Sr. consultant
Soort project: strategisch marketingplan
Kostenbegroting. Kosten van uren van extern deskundige. Naam deskundige: [bedrijf 1] , [verdachte] , [naam 1] , [naam 8] . Totale begrote kosten: € 21.600.
Gegevens van de deskundige. Naam onderneming: [bedrijf 1] . Naam contactpersoon: [verdachte] .
Ondertekening (i/o) 11 juli 2013
Bijlage: machtiging d.d. 26 juni 2013 van D. Wenselaar, namens [bedrijf 6] aan [bedrijf 1] , naam contactpersoon: [verdachte] .
12. Een schriftelijk bescheid, te weten een Vaststellingsformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 77 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
Dossier: 022130189
Naam onderneming: [bedrijf 6]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 1]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: Senior consultant
Factuurnummer: 2015027
Factuurbedrag: € 14.400
Betaaldata: 17 mei 2016, 18 mei 2016 en 20 mei 2016
13. Een schriftelijk bescheid, te weten een verleningsbeschikking d.d. 9 december 2016, opgenomenop pagina 88 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
Geachte heer [naam 6] ,
Met genoegen kunnen wij u meedelen dat wij hebben besloten de subsidie voor uw project vast te stellen op € 7.200.
Subsidiabele kosten: € 14.400.
14. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift ten name van [bedrijf 1] , opgenomen oppagina 97 van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
17 mei 2016 [bedrijf 6] € 5.082 bij; factuur deel 1
18 mei 2016 [bedrijf 6] € 5.082 af
18 mei 2016 [bedrijf 6] € 5.082 bij; factuur deel 2
18 mei 2016 [bedrijf 6] € 5.082 af
20 mei 2016 [bedrijf 6] € 7.260 bij; laatste deel factuur
20 mei 2016 [bedrijf 6] € 4.840 af
Specifiek ten aanzien van feit 3:
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 27 januari 2020, opgenomen op pagina 111 e.v. van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 7] :
Ik voer samen met mijn zoon een bouwbedrijf, hij helpt mij. Ik heb de eindverantwoording. [naam 5] gaf aan dat er subsidiemogelijkheden waren en zo kwam ik in contact met [bedrijf 1] . In eerste aanleg was [naam 5] de adviseur. Later kwam [verdachte] in beeld en hij nam het van [naam 5] over. Er zou een plan gemaakt worden, maar ik heb er eigenlijk nooit iets over gehoord. De zoon van [naam 5] heeft ook nog geholpen om samen met [verdachte] iets in elkaar te draaien. Jullie laten mij een offerte zien van 16 mei 2013. Deze offerte komt mij totaal onbekend voor. De handtekening op de aanvraag subsidie is absoluut niet in opdracht van mij gezet. Het eerste stukje op de machtiging van 19 juni 2013 heb ik geschreven. En ook de handtekening is van mij. Ik heb hem toen deze machtiging gegeven om dat plan en de subsidie in werking te zetten. Op de afgegeven volmacht staat mijn handtekening. De opdrachtbevestiging van 4 augustus 2014 heb ik gemaakt en ondertekend. Ik weet niet meer of de tekst mij is aangeleverd. Ik heb drie rekeningen betaald van € 4.840, € 9.680 en
€ 4.840. Het klopt dat ik op 9 december 2016 € 8.000 subsidie heb ontvangen van SNN. Er is ook nog geld terugontvangen. Ik heb een keer in een gesprek met [verdachte] aangegeven dat ik zulke hoge rekeningen niet zomaar kon betalen. Hij gaf toen aan dat het geen probleem was en dat dit geld via een andere route wel weer terugkwam. Ik kreeg inderdaad later ook weer geld terug van [bedrijf 2] . Het ontvangen subsidiegeld is gewoon in het bedrijf gegaan. Ik heb ook facturen verzonden naar [bedrijf 1] . Dat waren de facturen van het geld wat weer terugkwam, dan had dat een naam. Hier zijn dus nooit werkzaamheden voor verricht. Ik heb [verdachte] daarvoor een leeg factuurnummer gegeven. Over de hoogte van het bedrag zijn afspraken gemaakt met [verdachte] , ook over de omschrijvingen van de factuur. Na de betaling van de facturen heb ik het totaalbedrag in twee termijnen terugontvangen van [bedrijf 2] . Hierna stond het bedrag weer op € 0.
16. Een schriftelijk bescheid, te weten een strategisch marketingplan, opgenomen op pagina 40 e.v.
van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende:
Strategisch Marketingplan. Geschreven door [bedrijf 4] in opdracht van [bedrijf 7] . 25 maart 2016.
17. Een schriftelijk bescheid, te weten een Aanvraagformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 15 e.v. van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende:
Naam onderneming: [bedrijf 7]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 4]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: consultant
Soort project: strategisch marketingplan
Kostenbegroting. Kosten van uren van extern deskundige. Naam deskundige: [bedrijf 1] , [verdachte] , [naam 1] , [naam 8] , [medeverdachte] . Totale begrote kosten: € 23.200.
Gegevens van de deskundige. Naam onderneming: [bedrijf 1] . Naam contactpersoon:
[verdachte] .
Ondertekening. Naam ondergetekende: [verdachte] . (i/o) 4 juni 2013
Bijlage: machtiging d.d. 19 juni 2013 van [naam 7] , namens [bedrijf 7] aan [bedrijf 1] , naam contactpersoon: [verdachte] .
18. Een schriftelijk bescheid, te weten een Vaststellingsformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 72 e.v. van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende:
Dossier: 022130113
Naam onderneming: Bouw- en Houtbewerkingsbedrijf [naam 7]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 4]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: Senior consultant
Soort project: strategisch marketingplan
Factuurnummer: 2015011, 2015033, 2015034
Factuurbedrag: € 4.840, € 8.000 en € 4.000
Betaaldata: 11 december 2015, 8 juni 2016 en 8 juni 2016
19. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift ten name van [bedrijf 1] , opgenomen oppagina 90 van map 12 van voornoemd dossier, inhoudende:
8 juni 2016 [bedrijf 7] € 9.680 bij; factuur
8 juni 2016 [bedrijf 7] € 4.840 bij, factuur
9 juni 2016 [bedrijf 2] € 14.520 af
20. Een schriftelijk bescheid, te weten ‘vaststelling subsidie’ d.d. 9 december 2016, opgenomen oppagina 80 e.v. van map 9 van voornoemd dossier, inhoudende:
Projectnummer 022130113.
Geachte heer [naam 7] , Met genoegen kunnen wij u meedelen dat wij hebben besloten de subsidie voor uw project vast te stellen op € 8.000.
Subsidiabele kosten: € 16.000.
Specifiek ten aanzien van feit 4:
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie NoordNederland d.d. 5 februari 2020, opgenomen op pagina 122 e.v. van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 9] :
Ik ben directeur-aandeelhouder dus heb ik alle bevoegdheden binnen de BV. [bedrijf 1] heeft mij opgebeld. Ze hadden een soort marketingonderzoek en daar zou dan een subsidie voor zijn. Daar is een marketingplan uitgekomen. Vanaf het begin deed [verdachte] het woord. Hij was degene die alles uitlegde. Ik heb het subsidiebedrag van
€ 14.000 ontvangen. Ik heb de rekening voor het subsidiegebeuren van € 14.000 aan [bedrijf 1] betaald. Er bleef nog een aandeel over in het subsidieonderdeel, namelijk € 2.400 en dat is ook weer naar mij teruggestort. Ik heb geen offerte ontvangen van [bedrijf 1] . Direct in het tweede gesprek benoemden ze dat ik € 2.400 zou overhouden. Ik kreeg een marketingplan en € 2.400. De machtiging van 20 juni 2013 en de volmacht die jullie mij laten zien heb ik zelf ondertekend. Het aanvraagformulier heb ik destijds wel gezien. Ik heb een factuur van € 17.811,20 betaald aan [bedrijf 1] voor het rapport. Ik heb [bedrijf 2] een factuur gestuurd van € 13.358,40. Ik durf zo niet te zeggen waarvoor [bedrijf 2] dit aan mij moest betalen. Dat zit allemaal in het kader van de subsidieaanvraag. Het idee van deze factuur kwam ongetwijfeld van [verdachte] . [verdachte] heeft mij over de telefoon gezegd hoe deze factuur eruit moest zien. De factuur heb ik naar [verdachte] gestuurd. De factuur is gericht aan [bedrijf 2] . Ik dacht dat dit hetzelfde bedrijf was. [verdachte] vertelde mij hoe de factuur gemaakt moest worden. Dat hebben wij vervolgens letterlijk zo gedaan.
22. Een schriftelijk bescheid, te weten een strategisch marketingplan, opgenomen op pagina 28 e.v.
van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende:
Strategisch Marketingplan. Geschreven door [bedrijf 4] . In opdracht van [bedrijf 8] . Februari 2016.
23. Een schriftelijk bescheid, te weten een Aanvraagformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 11 e.v. van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende:
Naam onderneming: [bedrijf 8]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 1]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: consultant
Soort project: strategisch marketingplan
Kostenbegroting. Kosten van uren van extern deskundige. Naam deskundige: [bedrijf 1] , [verdachte] , [naam 1] , [naam 8] . Totale begrote kosten: € 22.400.
Gegevens van de deskundige. Naam onderneming: [bedrijf 1] Naam contactpersoon:
[verdachte] .
Ondertekening. Naam ondergetekende: De heer [naam 9] . (i/o) 11 juni 2013
Bijlage: machtiging d.d. 29 april 2013 van [naam 9] , namens [bedrijf 8] aan [bedrijf 1] , naam contactpersoon: [verdachte] .
24. Een schriftelijk bescheid, te weten een Vaststellingsformulier Noordelijke Innovatie
Ondersteuningsfaciliteit 2013, opgenomen op pagina 59 e.v. van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende:
Projectnummer: 022130134
Naam onderneming: [bedrijf 8]
Gemachtigde: Naam onderneming: [bedrijf 4]
Naam gemachtigde: de heer [verdachte] . Functie: senior consultant
Naam deskundige: [bedrijf 1]
Factuurnummer: 205019
Factuurbedrag: € 14.720
Betaaldatum: 29 maart 2016
25. Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift ten name van [bedrijf 1] , opgenomen oppagina 74 van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende:
29 maart 2016 [bedrijf 8] € 17.811,20 bij
30 maart 2016 [bedrijf 2] € 13.358,40 af
26. Een schriftelijk bescheid, te weten ‘vaststelling subsidie’ d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 92 e.v. van map 13 van voornoemd dossier, inhoudende:
Projectnummer 022130134.
Geachte heer [naam 9] ,
Met genoegen kunnen wij u meedelen dat wij hebben besloten de subsidie voor uw project vast te stellen op € 7.360. Subsidiabele kosten: € 14.720.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft erkend dat hij als projectcoördinator en contactpersoon was betrokken bij de subsidieaanvragen en dat er na betaling van de factuur voor het marketingplan bedragen zijn teruggeboekt op basis van een fictieve tegenfactuur. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf daadwerkelijk alle formulieren bij SNN heeft ingediend, was hij wel gemachtigd en was hij op de hoogte van ieder project.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de subsidieprocedures lang duurden en dat de bedrijven ongeduldig werden. De bedrijven zouden bij verdachte hebben aangegeven dat zij onvoldoende liquiditeit hadden om de factuur voor het marketingplan in een keer te voldoen. De bedrijven verzochten om de factuur in delen te voldoen, maar dit was niet mogelijk volgens de subsidieregels en [bedrijf 1] zou op die manier meer btw moeten afdragen dan het zou ontvangen. [bedrijf 1] zou hierdoor in financiële problemen kunnen komen. Hierop zou verdachte een constructie hebben bedacht dat inhield dat na de betaling van een gehele factuur, een fictieve tegenfactuur ter hoogte van (een gedeelte van) het bedrag van de factuur voor het marketingplan werd gestuurd naar het bedrijf, dat direct werd overgemaakt naar [bedrijf 1] . Na het ontvangen van de subsidie zou het betreffende bedrijf de factuur voor [bedrijf 1] weer voldoen, wat volgens verdachte nooit is gebeurd. Verdachte heeft verklaard dat hij met deze constructie nooit een onjuiste voorstelling van zaken heeft willen geven richting SNN, maar dat het enkel was bedoeld om de liquiditeit van de bedrijven en van [bedrijf 1] niet in gevaar te brengen.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij hiermee geen onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven in de richting van SNN. Gelet op de feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachte door op deze wijze te handelen wel degelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Voor de vaststelling van de subsidie was noodzakelijk dat de gehele factuur voor het opstellen van het marketingplan moest zijn voldaan door de subsidieaanvrager. Aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. In werkelijkheid werd direct na de betaling van de factuur voor het marketingplan (een gedeelte) van het bedrag teruggestort, kennelijk met de bedoeling om de eerdere betaling (deels) ongedaan te maken. Hierbij acht de rechtbank relevant dat de terugboekingen veelal op dezelfde datum zijn gedaan als de voldoening van de factuur voor het marketingplan en dat er een fictieve factuuromschrijving is gebruikt op de tegenfactuur. Ook is relevant dat er andere bankrekeningen zijn gebruikt bij het voldoen van de tegenfactuur: zo is bijvoorbeeld in de gevallen van [bedrijf 7] (feit 3) en [bedrijf 8] (feit 4) het bedrag naar de onderneming [bedrijf 2] . overgemaakt, die niets met [bedrijf 1] te maken had en de onderneming van verdachte blijkt te zijn. Dit duidt eerder op het bemoeilijken van het traceren van de geldstromen dan op de door verdachte verklaarde goede bedoelingen om de subsidieaanvragers tegemoet te komen en later het factuurbedrag alsnog te innen. Bovendien zijn de factuurbedragen nooit daadwerkelijk voor een tweede maal geïnd door [bedrijf 1] . Dat dit wel de bedoeling is geweest van verdachte, acht de rechtbank gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
Het gevolg van de kasronde is geweest dat het opstellen van de marketingplannen substantieel minder heeft gekost voor de subsidieaanvragers dan de kosten die zijn opgegeven bij SNN. Door op deze wijze subsidieaanvragen te (laten) doen bij SNN en doordat is verzuimd aan te geven dat de werkelijke kosten voor de marketingplannen lager waren dan aangegeven, heeft verdachte door middel van een valse hoedanigheid en listige kunstgrepen SNN bewogen tot afgifte van de subsidiebedragen. Als SNN van deze gang van zaken op de hoogte zou zijn geweest, zouden de subsidies niet voor de ten laste gelegde bedragen zijn vastgesteld en verstrekt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande alle ten laste gelegde oplichtingen ten aanzien van verdachte bewezen.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte deze feiten heeft medegepleegd met medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] had geen formele rol in de subsidieaanvragen van [bedrijf 1] . Uit het dossier volgt dat medeverdachte [medeverdachte] wel enige betrokkenheid had ten aanzien van de marketingplannen die [bedrijf 1] als onafhankelijke deskundige opstelde, echter kan niet worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van één of meer van de vier ten laste gelegde feiten ook wetenschap had van de geldstromen die gemoeid waren met de subsidieaanvragen en van de zogenaamde kasronde. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij pas achteraf wist dat er tegenfacturen uitgingen naar de subsidieaanvragers; het tegendeel is niet gebleken.