1.4.Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met een bende;
- veroordelingen bij verstek vanwege het uitgeven van ongedekte cheques;
- problemen vanwege het uitschelden van een officier en de koning.
2. Verweerder acht de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ten aanzien van de veroordelingen bij verstek vanwege het uitgeven van ongedekte cheques is overwogen dat het relaas deels geloofwaardig is geacht. Verweerder acht het geloofwaardig dat eiser bij verstek is veroordeeld voor het uitgeven van ongedekte cheques Uit de door eiser overgelegde vertaalde stukken blijkt echter niet dat hij is veroordeeld vanwege het enkele feit dat hij schulden heeft. Dat wordt dus niet geloofwaardig geacht. Verweerder acht deze elementen niet zwaarwegend, omdat normale strafvervolging van een commuun delict niet leidt tot vluchtelingschap, of onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag valt. Niet gebleken is dat de dreigende bestraffing onevenredig zwaar zal zijn, of dat sprake zal zijn van discriminatoire vervolging. Eiser heeft zich ook niet ingespannen om de veroordeling aan te vechten en heeft geen advocaat in Jordanië in de arm genomen. Deze redenen zijn ook aanleiding geweest om te concluderen dat strafvervolging voor een commuun delict onvoldoende zwaarwegend is om aan te nemen dat eiser, bij terugkeer naar Jordanië, een reëel risico op ernstige schade loopt.
Verweerder acht het ongeloofwaardig dat eiser gezocht wordt door Interpol of te vrezen heeft voor bestraffing wegens het uitschelden van een Jordaanse officier en de Jordaanse koning. Daartoe heeft verweerder gesteld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij gezocht wordt door Interpol, terwijl hij niet op de lijst van gezochte personen vermeld staat. Verweerder acht vervolging voor het uitschelden niet aannemelijk, gelet op het tijdsverloop sinds het voorval (het proces-verbaal dateert van 17 augustus 2018), terwijl eiser en zijn familie sindsdien persoonlijk niets hebben vernomen. Verweerder handhaaft tot slot de, in rechte vast staande, geloofwaardigheidsbeoordeling van eisers gestelde problemen met de bende in Jordanië, omdat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond en handhaaft het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser van 22 december 2021 terecht en op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 33, eerste lid, van de Vw in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het beroepschrift ook de vrouw van eiser en zijn kinderen vermeldt, maar het bestreden besluit enkel ziet op eiser. In het verweerschrift is aangegeven dat de vrouw en kinderen van eiser vrijwillig uit Nederland zijn vertrokken en met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn teruggekeerd naar Jordanië. Ter zitting is namens eiser aangegeven dat het ingestelde beroep enkel op eiser ziet. Daar zal de rechtbank ook vanuit gaan.
Problemen met de al-Awaltah-bende