ECLI:NL:RBNNE:2023:838

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL22.20207
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B.H. Wezeman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 6 oktober 2022 de opvolgende asielaanvraag van eiser had afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit was genomen op basis van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, g, en h, van de Vreemdelingenwet 2000.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld samen met het beroep, dat geregistreerd was onder zaaknummer NL22.20206. Tijdens de zitting op 20 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep van verzoeker in de zaak NL22.20206. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om die reden afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20207

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, g, en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL22.20206.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep, NL22.20206, op 20 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.20206, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.