ECLI:NL:RBNNE:2024:1034

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/19/146608 / JE RK 24-26
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe zorgbehoeften

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel verblijft in een accommodatie voor jeugdhulp. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er geen vaste gezinsvoogd beschikbaar is en de zoektocht naar een passende vervolgplek voor de minderjarige stil ligt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2024 was de vader en moeder van de minderjarige opgeroepen, maar zij zijn niet verschenen. De kinderrechter heeft de GI de opdracht gegeven om binnen drie maanden een gezinsvoogd beschikbaar te stellen. De kinderrechter heeft ook de zorgen van de ouders en de accommodatie waar de minderjarige verblijft, in overweging genomen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 21 juni 2024, maar met de aantekening dat de GI moet zorgen voor een gezinsvoogd en dat er binnen drie maanden opnieuw gekeken zal worden naar de situatie van de minderjarige.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige de nodige ondersteuning en begeleiding krijgt, vooral gezien haar complexe achtergrond en de uitdagingen waarmee zij te maken heeft. De kinderrechter heeft de GI ook in overweging gegeven om te onderzoeken of een overdracht aan een andere GI mogelijk is, mocht het niet lukken om op korte termijn een nieuwe gezinsvoogd te vinden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Assen
Zaaknummer: C/19/146608 / JE RK 24-26
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
locatie Assen,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
en
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op 19 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024. Daarbij was aanwezig:
- de heer [naam] namens de GI.
De vader en de moeder zijn op de juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek.
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie jeugdhulpaanbieder ( [de accommodatie] ).
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 21 maart 2024. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 21 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. Tot slot verzoekt de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het volgende, samengevat weergegeven, aan het verzoek ten grondslag gelegd.
[minderjarige] worstelt met haar ingewikkelde verleden en haar traumatische ervaringen. Zij heeft veel moeite met haar gevoelens van afwijzing en teleurstelling. Het afgelopen jaar is het niet gelukt een passende perspectiefbiedende plek in een kleinschalige woonvoorziening voor [minderjarige] te vinden ondanks dat er verschillende aanmeldingen zijn gedaan en er diverse matchingstrajecten hebben plaatsgevonden. De druk die [minderjarige] hiervan ervaart en de vele afwijzingen hebben een negatief effect op haar welzijn. [de accommodatie] heeft daarom besloten haar een langdurige plek te bieden. Hoewel [minderjarige] hiermee duidelijkheid heeft over haar verblijf, verloopt de plaatsing op [de accommodatie] niet vlekkeloos. [minderjarige] heeft moeite met de afspraken op de groep. Zij komt te laat thuis of gaat tegen de afspraken in van huis weg. Zij is hierin moeilijk te begrenzen. De zorgen over het middelengebruik nemen toe. In samenspraak met de GGZ en VNN wordt gekeken naar mogelijkheden om [minderjarige] bewust te maken van de risico’s. Verder verloopt het contact tussen [minderjarige] en vader wisselvallig. Vader is zeer betrokken, maar kan zich ook autoritair opstellen. Hierdoor ontstaan discussies waardoor [minderjarige] geneigd is uit het contact te stappen. [minderjarige] heeft weer contact met haar zus. Ook wil zij graag contact met haar broer, maar er zijn grote zorgen rondom zijn dubieuze vriendschappen en middelengebruik. Verder is [minderjarige] in september 2023 overgestapt naar het speciaal onderwijs, omdat zij veel afwezig was en het haar niet lukte tot leren te komen. Na een moeilijke start maakt [minderjarige] hier nu mooie stappen. Na een aanpassing van het rooster lukt het haar aanwezig te zijn tijdens de lesmomenten en haalt zij hoge cijfers waardoor haar zelfvertrouwen groeit. De komende periode is het belangrijk dat [minderjarige] haar positieve ontwikkelingen op het gebied van school weet vast te houden. Wanneer [minderjarige] voldoende succeservaringen heeft, zal haar zelfvertrouwen weer groeien en kan zij goed tot ontwikkeling komen. Daarnaast is het van belang dat de behandeling bij de GGZ wordt voortgezet. Het onderzoek van de GGZ geeft inzage in het cognitief functioneren van [minderjarige] . Hierdoor kan school op een gedegen manier bij haar aansluiten en haar op de juiste wijze ondersteunen. Verder zal er opnieuw gezocht moeten worden naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Het is daarom van belang dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd worden voor de duur van een jaar.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de GI nog het volgende naar voren gebracht. Sinds januari 2024 is de vaste gezinsvoogd niet meer betrokken. Op dit moment is er geen nieuwe gezinsvoogd beschikbaar. Vanwege de huidige werkvoorraad is het onduidelijk wanneer er wel een vaste gezinsvoogd beschikbaar is voor [minderjarige] . Tot die tijd ligt de zoektocht naar een vervolgplek voor [minderjarige] stil. Ook is er geen contact met de school van [minderjarige] , de groep van [de accommodatie] waar zij verblijft en de GGZ waar zij onder behandeling staat. Mocht er een acute situatie ontstaan dan wordt er kort iemand toegewezen voor het regelen van dringende zaken. Recent hebben zowel vader als de groep van [de accommodatie] waar [minderjarige] verblijft hun zorgen geuit bij de GI. Deze zijn genoteerd in het systeem, maar de [vertegenwoordiger van de GI] weet niet of en wat hiermee wordt gedaan.

4.De standpunten

4.1.
Het standpunt van vader
Vader is op juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling om zijn standpunt toe te lichten.
De GI heeft in het verzoekschrift opgeschreven dat vader het eens is met het verzoek.
4.2.
Het standpunt van moeder
Moeder is op juiste wijze opgeroepen, maar niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling om haar standpunt toe te lichten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling van een kind verlengen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen. [1] De ondertoezichtstelling kan met maximaal een jaar worden verlengd. [2]
5.3.
De kinderrechter overweegt als volgt. Gebleken is dat [minderjarige] recent een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Nadat haar lesrooster is aangepast lukt het haar aanwezig te zijn tijdens de lesmomenten en tot leren te komen. Ze haalt goede cijfers waardoor haar zelfvertrouwen groeit. Ook is het haar gelukt het middelengebruik te verminderen en niet meer doordeweeks te blowen. Zij accepteert hulpverlening en komt de afspraken met VNN trouw na. Verder heeft zij een bijbaan gevonden in een restaurant en heeft zij weer contact met haar zus. Positief is ook dat zij het naar haar zin heeft bij het weekendpleeggezin en dat zij vader regelmatig ziet.
5.4.
Ondanks deze recente positieve ontwikkelingen zijn er nog wel steeds zorgen over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van [minderjarige] . Zij kent een belast verleden en worstelt nog met haar traumatische ervaringen en ingewikkelde familierelaties. Zij zit niet altijd even goed in haar vel. Ze heeft een negatief zelfbeeld en wordt snel belemmerd door negatieve gedachten en emoties. Dit maakt haar kwetsbaar. Daarbij komt dat zij weinig probleembesef heeft en beïnvloedbaar is. Zo lijkt zij de risico's en gevaren van het middelengebruik niet altijd even goed te overzien. Het is dan ook van belang dat hier aandacht voor blijft. Verder is het zorgelijk dat [minderjarige] niet op haar plek zit bij [de accommodatie] .
5.5.
Gezien het vorenstaande acht de kinderrechter het in het belang van [minderjarige] dat er een gezinsvoogd is die de regie voert en toezicht houdt, zodat de noodzakelijk geachte hulpverlening (verder) wordt ingezet en gemonitord, de positieve ontwikkelingen worden vastgehouden, onderzocht wordt hoe [minderjarige] beter in haar vel kan komen te zitten en er gewerkt wordt aan het vinden van een passende vervolgplek voor [minderjarige] .
5.6.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn:
- haar sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling;
- haar instabiele schoolgang;
- het middelengebruik;
- het ontbreken van onbelast contact met moeder;
- onduidelijkheid over haar woonperspectief door het niet kunnen vinden van een
passende vervolgplek.
5.7.
Verder overweegt de kinderrechter dat zij een machtiging tot uithuisplaatsing van een kind kan verlengen als de uithuisplaatsing nog steeds nodig is voor de verzorging en opvoeding van een kind of voor onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gezondheid. [3] Deze machtiging kan maximaal voor de duur van een jaar worden verlengd. [4]
5.8.
Naar het oordeel van de kinderrechter is voldoende gebleken dat [minderjarige] niet bij één van haar ouders kan wonen. De kinderechter acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat haar verblijf bij [de accommodatie] wordt voortgezet en gewaarborgd zolang er nog geen passende vervolgplek is gevonden.
5.9.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen. De kinderrechter ziet wel aanleiding om de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verkorten tot een periode van drie maanden onder aanhouding van de overige verzochte termijn. De kinderrechter heeft daarvoor de volgende redenen.
5.10.
Sinds januari van dit jaar is er geen vaste gezinsvoogd meer beschikbaar voor [minderjarige] en haar ouders. Op dit moment is het onduidelijk wanneer er daadwerkelijk weer uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling, omdat niet bekend is wanneer er weer een vaste gezinsvoogd beschikbaar is. De kinderrechter vindt het zeer kwalijk dat op dit moment geen uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling. Dit betekent namelijk dat er door de GI geen regie wordt gevoerd. Er is geen contact met [minderjarige] , haar ouders, [de accommodatie] waar zij verblijft, de school, VNN en GGZ. Ook wordt er niet gezocht naar een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Dit terwijl duidelijk is dat [minderjarige] niet op haar plek zit bij [de accommodatie] . Bovendien hebben zeer recent zowel vader als de groep van [de accommodatie] waar [minderjarige] verblijft bij de GI hun zorgen geuit. De kinderrechter vindt dat [minderjarige] niet de dupe mag worden van capaciteits- of ziekteproblemen bij de GI. Daarnaast is het van belang dat er regie gevoerd wordt over de hulpverlening die [minderjarige] krijgt, zodat de recente positieve ontwikkelingen worden vastgehouden, het zelfvertrouwen van [minderjarige] blijvend kan groeien en zij zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen. De kinderrechter verwacht dan ook dat de GI, ondanks de capaciteitsproblemen, zo spoedig mogelijk een gezinsvoogd beschikbaar stelt om snel over te kunnen gaan tot een adequate uitvoering van de ondertoezichtstelling.
5.11.
De kinderrechter geeft de GI een termijn van drie maanden om te zorgen dat er een gezinsvoogd beschikbaar komt voor [minderjarige] . De kinderrechter geeft de GI in overweging om te onderzoeken of een overdracht aan een andere GI tot de mogelijkheden behoort wanneer het niet lukt om op korte termijn een nieuwe gezinsvoogd te vinden. De kinderrechter wijst de GI hierbij op de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek om een andere GI met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te belasten. [5]
5.12.
Gelet hierop vindt de kinderrechter het van belang dat over drie maanden opnieuw wordt bekeken hoe de zaken ervoor staan. De GI wordt verzocht
uiterlijk 22 mei 2024de kinderrechter en ouders te informeren of er een vaste gezinsvoogd is gevonden, wat andere GI's eventueel kunnen betekenen en of het verzoek voor het overige deel wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , tot 21 juni 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 21 juni 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] na 21 juni 2024 aan, in afwachting van nadere informatie van de GI;
6.5.
verzoekt de GI
uiterlijk 22 mei 2024de onder 5.12. verzochte informatie aan de rechtbank en de ouders te verstrekken;
6.6.
bepaalt dat - voor zover het resterende deel van het verzoek door de GI wordt gehandhaafd - de GI en ouders zullen worden gehoord ter zitting van
5 juni 2024 om 13:00 uur, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4;
6.7.
bepaalt dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling een nadere oproepbrief zal worden verzonden aan partijen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024 door mr. V.A.G. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L. Rozendal als griffier, en op schrift gesteld op 26 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 in samenhang met artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:260, lid 1, BW.
3.Artikel 1:265c, lid 2, BW in samenhang met artikel 1:265b BW.
4.Artikel 1:265c, lid 2, BW.
5.Op grond van artikel 1:259 BW.