ECLI:NL:RBNNE:2024:1167

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
LEE 23/2493
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om inzage in een geheim document van de gemeente Leeuwarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 28 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om inzage in een document van de gemeente Leeuwarden beoordeeld. Eiser had op 14 september 2021 verzocht om inzage in de bijlage 'Grondexploitatie De Hem', maar dit verzoek werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders op basis van geheimhouding die was opgelegd door de gemeenteraad. De gemeenteraad had op 7 juli 2021 besloten om geheimhouding op te leggen op basis van artikel 25 van de Gemeentewet en artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), nu de geheimhouding noodzakelijk werd geacht om de onderhandelingspositie van de gemeente te beschermen.

De rechtbank heeft op 5 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek van eiser terecht is, omdat de gemeenteraad op 21 september 2022 had besloten de geheimhouding niet op te heffen. De rechtbank stelt vast dat de belangen van de gemeente om haar onderhandelingspositie te beschermen zwaarder wegen dan het belang van eiser om inzage te krijgen in het document. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigden: mr. J.H. Jonker, E. Wieten en D.H. Inden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), inmiddels de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 19 december 2022 het verzoek van eiser afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 april 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. De gemeenteraad van de gemeente Leeuwarden (de raad) heeft op 7 juli 2021 besloten geheimhouding op te leggen ten aanzien van de bijlage ‘Grondexploitatie De Hem’ ingevolge artikel 25 van de Gemeenwet en artikel 10, tweede lid, onder b, van de Wob.
2.1.
Eiser heeft bij brief van 14 september 2021 verzocht om inzage in de bijlage ‘Grondexploitatie De Hem’.
2.2.
Verweerder heeft dit verzoek tevens opgevat als een verzoek om opheffing van de geheimhouding. Op grond van artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet is dit verzoek om opheffing van de geheimhouding vervolgens aan de raad voorgelegd, voordat verweerder een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser.
2.3.
Verweerder heeft de behandeling van het verzoek aangehouden en pas een beslissing genomen nadat de raad op het verzoek om opheffing van de geheimhouding had beslist. Verweerder heeft het verzoek van eiser vervolgens afgewezen, omdat de raad op 21 september 2022 heeft besloten om de opgelegde geheimhouding niet op te heffen vanwege de economische of financiële belangen van de gemeente Leeuwarden, zoals bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Woo.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verweerder het verzoek terecht afgewezen?
6. Eiser stelt dat hij geen inzage wenst van de gehele grondexploitatie van de Hem, maar alleen van de opbouw van de investering van twintig miljoen euro. Eiser voert aan dat er geen enkele belemmering is om inzage te geven in hoe de gedane investering van twintig miljoen euro tot stand is gekomen. Volgens eiser spelen financiële belangen die de gemeente kunnen schaden geen rol omdat het bedrag al is uitgegeven.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
6.2.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat artikel 25 van de Gemeentewet moet worden aangemerkt als een uitputtende regeling inzake openbaarmaking en geheimhouding, welke als bijzondere regeling voorrang heeft boven de Woo. [1]
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat uit artikel 25, vierde lid, van de Gemeentewet volgt dat als de raad geheimhouding heeft opgelegd over de inhoud van aan de raad overgelegde stukken, deze stukken geheim blijven totdat de raad beslist om de geheimhouding op te heffen.
6.4.
Nu de raad op 21 september 2022 heeft besloten het verzoek om opheffing van geheimhouding af te wijzen omdat sprake is van een belang genoemd in artikel 5:1, tweede lid, onder b, van de Woo, heeft verweerder het verzoek van eiser terecht afgewezen en mogen volstaan met een verwijzing naar voornoemd raadsbesluit. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat de geheimhouding van het document noodzakelijk blijft om een verzwakking van de onderhandelingspositie van de gemeente te voorkomen. Het door de raad ingeroepen belang van bescherming van haar onderhandelingspositie komt meer gewicht toe dan het belang van eiser om hiervan kennis te nemen zonder geheimhoudingsverplichting. Verweerder heeft geconstateerd dat met deze motivering is voldaan aan artikel 25 van de Gemeentewet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 25, zoals dat luidde ten tijde van de oplegging van de geheimhouding
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
(…)
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Artikel 25, zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
(…)
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 10
(…)
2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
(…)
Wet open overheid (Woo)
Artikel 5:1
(…)
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering;
(…)

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3755 en 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1676, zoals te vinden op www.rechtspraak.nl.