ECLI:NL:RBNNE:2024:2216
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor ontucht en aanranding in een zaak met een minderjarige
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 2005, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 6 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2007, in de periode van 1 tot en met 31 december 2021. De zaak kwam ter terechtzitting op 23 mei 2024, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. J. Westerhof. De officier van justitie eiste een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en het slachtoffer een affectieve relatie hadden en dat er sprake was van een gering leeftijdsverschil. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, zoals het vingeren, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd, omdat deze handelingen plaatsvonden in een context van wederzijdse instemming en experimenteren op seksueel gebied. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van ontucht en sprak de verdachte vrij.
Wat betreft de aanklacht van aanranding, oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van dwang of geweld, en dat de handelingen niet tegen de wil van het slachtoffer waren uitgevoerd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het ten laste gelegde feit niet bewezen was. De rechtbank adviseerde de verdachte om hulp te zoeken voor zijn gedrag, maar kon geen maatregelen opleggen gezien de vrijspraak.