ECLI:NL:RBNNE:2024:2372

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
18-073016-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere diefstallen met geweld en valse sleutels

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zeven diefstallen, waarvan één met valse sleutels en twee met geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De feiten omvatten onder andere diefstal van een telefoon en laptop van zijn ex-partner, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de goederen had meegenomen om te voorkomen dat zijn ex-partner hulp zou inroepen. Daarnaast heeft hij ook andere diefstallen gepleegd, waaronder het stelen van geld en waardevolle spullen van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan harddrugs en zijn status als stateloze vreemdeling. De rechtbank heeft besloten geen voorwaardelijke straf op te leggen, gezien het hoge risico op recidive. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/073016-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/308009-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [instelling] , postadres [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. A.H.P. Polstra.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2023 in een woning aan de [adres] te Leeuwarden omstreeks 22:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een telefoon en/of laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door haar aan haar haren te trekken en/of haar (meermaals) op haar lichaam en/of op haar hoofd te slaan;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2023 aan de [adres] te Groningen, althans te Groningen,
geld, te weten 150 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 12 januari 2024 aan de [adres] te Groningen, althans in Groningen,
een portomonnee met pasjes en/of 200 euro aan contant geld, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Groningen, een hoeveelheid geld (vijfhonderd euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van
een pinpas en/of bankpas en/of en bijhorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 3] en zo bij een geldautomaat van de Geldmaat ATM, althans een geldautomaat, gelegen aan de [adres] te Groningen dat geldbedrag te pinnen;
subsidiair (indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling zou volgen)
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen
goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik maken van een pinpas en/of bankpas en/of een bijhorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 3] , meermalen, althans eenmaal bij een geldautomaat van de Geldmaat ATM, althans een geldautomaat, gelegen aan de [adres] te Groningen een geldbedrag en/of geldbedragen te pinnen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 30 november 2023 in een winkel aan de [adres] te Groningen, althans in Groningen, - drie ringen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 8 februari 2024 op of aan de openbare weg op of nabij de [adres] te Leeuwarden, althans in Leeuwarden, een vuilniszak met daarin een bankpas en/of cash geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht en/of onverhoeds) de tas uit haar handen te trekken;
7.
hij op of omstreeks 18 februari 2024 aan [adres] te Leeuwarden, althans te Leeuwarden, een portemonnee en/of een ING-bankpas, een identiteitsbewijs en/of een zorgpas en/of een pacemakepas en/of Albert Heijn bonuskaart, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie primair aangevoerd dat de diefstal van het contante geldbedrag wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft aangevoerd geen reden te hebben om te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer 2] , met name omdat aangeefster heeft verklaard dat zij kort daarvoor geld had gepind en daardoor weet hoeveel contant geld er in haar portemonnee zat. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat de diefstal van de pinpas wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat verdachte heeft bekend dat hij in de woning is geweest en de pinpas heeft weggenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en 2. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Over feit 1 heeft hij aangevoerd dat het vereiste oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt. De raadsman stelt dat verdachte de telefoon en laptop heeft meegenomen om te voorkomen dat aangeefster
[slachtoffer 1] iemand zou kunnen bellen en verdachte de goederen ook weer heeft teruggegeven. Verdachte had geen oogmerk op de diefstal.
Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de door verdachte bekende geweldpleging juridisch gezien een mishandeling oplevert, maar dat is niet ten laste gelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van het contante geldbedrag, omdat verdachte dit heeft ontkend en (vanwege het ontbreken van een rekeningafschrift) niet vastgesteld kan worden of er daadwerkelijk contant geld in de portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gezeten. Verder heeft de raadsman vrijspraak van de diefstal van de bankpas bepleit, omdat geen sprake is van een voltooide diefstal.
De raadsman heeft zich tot slot gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 3, 4, 5, 6 en 7.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Feit 1Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 november 2023, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024055718 d.d. 17 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 22 november 2023 omstreeks 22.30 uur klopte er iemand aan op mijn voordeur op de [adres] te Leeuwarden. Mijn ex partner [verdachte] liep zomaar naar binnen. Hij bleef mij aanvallen om mijn telefoon te pakken. Ik voelde dat hij aan mijn haar trok. Hij heeft mij op meerdere plekken op mijn lichaam en hoofd geslagen. Uiteindelijk heeft [verdachte] mijn telefoon kunnen pakken. [verdachte] had ook mijn laptop te pakken en probeerde mijn woning te verlaten. Ik ging er achteraan en zei dat hij mijn laptop moest teruggeven. Ik zag en voelde dat hij mij met vlakke hand tegen mijn gezicht sloeg. Daarna is mijn ex weggegaan.
2. De door verdachte ter zitting van 7 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij de verdenking van feit 1 voor en vraagt mij wat ik daarover kan verklaren. Ik was bij [slachtoffer 1] thuis. Zij wilde dat ik wegging, maar ik wilde dat niet. Daarop zei ze: Ik bel de politie en mijn vader.. Toen heb ik haar telefoon, die zij tegen zich aanhield, van haar afgenomen. Ik heb ook haar laptop meegenomen, omdat ze zei dat ze dan wel via haar laptop zou bellen. Daarna heb ik de woning verlaten. Het klopt dat ik aan haar haren heb getrokken en haar op meerdere plekken van haar lichaam, waaronder het hoofd, heb geslagen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte wel degelijk het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon en laptop heeft gehad en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft de telefoon en laptop van aangeefster [slachtoffer 1] zonder toestemming afgepakt,
meegenomen en op een voor haar onbekende plek onder zich gehouden. Door zo te handelen heeft verdachte zich de feitelijke heerschappij over deze goederen verschaft en als heer en meester over deze goederen beschikt. Het motief, te weten het voorkomen dat aangeefster [slachtoffer 1] kon bellen, draagt naar het oordeel van de rechtbank juist bij aan de overtuiging dat verdachte bij het afpakken van de goederen het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had. Niet aangeefster [slachtoffer 1] maar hij, verdachte, zou als heer en meester bepalen wat er met de telefoon en laptop zou gebeuren, te weten: niet de vader en/of politie bellen. Dat verdachte de goederen uiteindelijk weer heeft teruggegeven, neemt niet weg dat er reeds sprake was van een voltooide diefstal. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Voorts merkt de rechtbank het volgende op. Verdachte heeft zowel wegnemings- als geweldshandelingen gepleegd, die door elkaar lopen en elkaar zonder tussenpozen opvolgen. Hierdoor is sprake van één feitencomplex. Daarbij heeft aangeefster [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte haar bleef aanvallen om haar telefoon af te pakken. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte het door hem gepleegde geweld heeft aangewend als middel om de diefstal van de telefoon en laptop mogelijk (het afpakken) en succesvol (het wegkomen) te maken en niet slechts sprake is van een op zichzelf staande mishandeling, zoals door de raadsman is bepleit. Een bewezenverklaring van -kortgezegd- diefstal met geweldpleging in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht zal dan ook volgen.
Feit 2Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2024, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 5 december 2023 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] te Groningen. De man belde aan en vroeg of hij naar het toilet kon. Toen de man vertrokken was heb ik de bank gebeld omdat mijn bankpas weg was.
2. De door verdachte ter zitting van 7 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij de verdenking van feit 2 voor en vraagt mij wat ik daarover kan verklaren. Ik ben door een smoes haar woning binnengekomen en vroeg vervolgens of ik naar de wc mocht. Ik heb toen haar pinpas gepakt. Toen zij bij mij kwam kijken had ik de pinpas bij mij. Daar wilde ik mee gaan pinnen. Op een gegeven moment dacht ik: het is klaar hier. Ik heb haar pinpas in die tussentijd weggegooid.
Gedeeltelijke vrijspraak
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van geld van aangeefster [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] staat op dit punt tegenover de stellige ontkenning van verdachte. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ongeveer 150 euro aan biljetten en kleingeld was verdwenen. Zij wist dat dit bedrag in haar portemonnee zat, omdat zij net had gepind. Een afschrift van deze pintransactie zit niet het dossier. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel een pinpas en geen contant geld van aangeefster [slachtoffer 2] heeft weggenomen en dat aangeefster [slachtoffer 2] , toen hij op haar verzoek uit de kleren ging, ook geen contant geld bij hem of in zijn kleding heeft aangetroffen. Dat laatste wordt ook door aangeefster [slachtoffer 2] bevestigd in haar aangifte. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor de diefstal van geld, zodat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de gestolen pinpas van aangeefster [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bekend dat hij de pinpas van aangeefster [slachtoffer 2] heeft gepakt en dat het zijn bedoeling was om met die pinpas te gaan pinnen. Toen verdachte, omdat aangeefster [slachtoffer 2] het niet vertrouwde, uit de kleren moest, heeft hij de bankpas weggegooid en uiteindelijk achtergelaten in de woning. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het pakken en weer weggooien en achterlaten van de pinpas in de woning van aangeefster [slachtoffer 2] een voltooide diefstal oplevert.
Volgens de Hoge Raad is voor een veroordeling ter zake van (voltooide) diefstal van een aan een ander toebehorend goed onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden (HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627).
De rechtbank is, gelet op dit arrest van de Hoge Raad, van oordeel dat sprake is van een voltooide diefstal van de pinpas van aangeefster [slachtoffer 2] en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft heimelijk de pinpas van aangeefster [slachtoffer 2] gepakt en bij zich gehouden. Door zo te handelen heeft hij de pinpas zodanig aan de feitelijke heerschappij van aangeefster [slachtoffer 2] onttrokken en zich daarmee een zodanige feitelijke heerschappij over de pinpas verschaft dat wegneming daarvan was voltooid.
Kenmerkend hiervoor is dat aangeefster [slachtoffer 2] haar bank heeft gebeld, omdat zij haar pinpas kwijt was. Dat aangeefster later haar pinpas terugvindt, omdat verdachte zich bij betrapping op heterdaad in de woning van de pinpas heeft ontdaan en deze daarom niet heeft meegenomen, staat aan een bewezenverklaring van een voltooide diefstal niet in de weg. De rechtbank acht diefstal van enig goed (de pinpas) dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 en 4 primairBewijsmiddelen
Nu verdachte feit 3 en 4 primair duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 januari 2024, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2024, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2024, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feit 5
Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 5 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 november 2023, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] , namens [slachtoffer 4] .
Feit 6Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 6 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 februari 2024, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
Feit 7Bewijsmiddelen
Nu verdachte feit 7 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2024, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 22 november 2023 in een woning aan de [adres] te Leeuwarden omstreeks 22:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een telefoon en laptop die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, door haar aan haar haren te trekken en haar meermaals op haar lichaam en op haar hoofd te slaan;
hij op 5 december 2023 aan de [adres] te Groningen enig goed dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op 12 januari 2024 aan de [adres] te Groningen een portemonnee met pasjes en contant geld die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. primair
hij op 12 januari 2024 te Groningen vijfhonderd euro dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en bijhorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 3] en zo bij een geldautomaat van de Geldmaat ATM gelegen aan de [adres] te Groningen dat geldbedrag te pinnen;
hij op 30 november 2023 in een winkel aan de [adres] te Groningen drie ringen die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op 8 februari 2024 op de openbare weg, op de [adres] , te Leeuwarden, een vuilniszak met daarin een bankpas en cash geld die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door met kracht en onverhoeds de tas uit haar handen te trekken;
hij op 18 februari 2024 aan [adres] te Leeuwarden een portemonnee, een ING-bankpas, een identiteitsbewijs, een zorgpas, een pacemakerpas en Albert Heijn bonuskaart die aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Daarbij merkt de rechtbank in het bijzonder op dat in de tenlastelegging van feit 5 de zinsnede heeft weggenomen ontbreekt. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke omissie en leest de tenlastelegging in zoverre verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
diefstal;
diefstal;
primair diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
diefstal;
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk en met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht, behandeling en reclasseringstoezicht. De raadsman heeft daarbij verzocht om een minder lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 16 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 april 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een paar maanden tijd schuldig gemaakt aan zeven diefstallen, waarvan één diefstal met valse sleutels en twee diefstallen met geweldpleging. Verdachte heeft de diefstallen gepleegd om zijn middelengebruik te kunnen bekostigen. Door het plegen van diefstallen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en schade en overlast bij de slachtoffers veroorzaakt. Extra kwalijk daarbij is dat een deel van de slachtoffers op leeftijd zijn en dat verdachte door verzonnen hulpvragen de woningen van de slachtoffers is binnengelaten, om vervolgens stiekem naar pinpassen en waardevolle spullen te gaan zoeken. Hij heeft daardoor misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid en behulpzaamheid van de slachtoffers. Zoals verdachte het zelf ook ter terechtzitting heeft verwoord, is dit gedrag laf, gemeen en brutaal te noemen. In twee gevallen heeft verdachte ook geweld ingezet bij het plegen van de diefstal. Bij de ene diefstal heeft hij een tas uit de handen van het slachtoffer getrokken, waardoor zij ten val is gekomen, en bij de andere diefstal heeft hij zijn op dat moment acht maanden zwangere
(ex-)vriendin geslagen en aan haar haren getrokken. Verdachte heeft daardoor pijn en letsel bij de slachtoffers veroorzaakt. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
De reclassering heeft het volgende -zakelijk weergegeven- over verdachte gerapporteerd. Verdachte staat sinds kort op de veelplegerslijst. Hij is al lange tijd verslaafd aan harddrugs, met periodes van abstinentie tijdens detenties en een detox-opname. Eenmaal buiten valt hij weer terug in harddrugsgebruik en verwervingscriminaliteit. Hij heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden. Met zijn huidige partner (slachtoffer van de diefstal met geweldpleging) heeft hij twee kinderen en de relatie zou inmiddels zijn hersteld. Verdachte heeft verteld dat hij op dit moment stateloos en ongewenst vreemdeling is. In juli 2023 is een reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd. Om tot gedragsverandering te komen is volgens de reclassering een klinische behandeling nodig, waarvoor verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is. Daarnaast is er geen stabiele uitstroommogelijkheid na een toezicht, omdat hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen door zijn huidige status. De kans dat verdachte weer een delict pleegt en de kans dat hij zich onttrekt aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij veel spijt heeft en vindt dat hij een straf heeft verdiend, wat op de rechtbank oprecht overkomt. Verdachte heeft verklaard open te staan voor hulpverlening, inclusief een klinische behandeling, en op dit moment clean te zijn. Verder heeft hij verklaard dat onderzocht wordt of hij een verblijfstatus in Nederland kan krijgen als hij zijn jongste kind zou erkennen.
De rechtbank heeft verder gezien dat verdachte in de afgelopen vijf jaren al meermalen is veroordeeld, ook wegens vermogensfeiten.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hoeveelheid aan en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte geen andere straf dan een gevangenisstraf passend is. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en opgelegde straffen in vergelijkbare zaken. Gelet hierop komt de rechtbank tot een lagere strafoplegging dan is geëist door de officier van justitie. Wel heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat sprake is van veelvuldige recidive, kwetsbare slachtoffers en dat een deel van de feiten in woningen van de slachtoffers en op de openbare weg heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt op basis van het voorgaande een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals verzocht door de raadsman, een deel van voornoemde gevangenisstraf voorwaardelijk -eventueel met bijzondere voorwaarden- op te leggen. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte op de veelplegerslijst staat, stateloos is, ongewenst vreemdeling is en dat in 2023 een reclasseringstoezicht voortijdig negatief is beëindigd. De reclassering schat het risico op onttrekken aan voorwaarden in als hoog en heeft ook geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Dat verdachte op de zitting heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor hulpverlening en een klinische behandeling, rijmt niet met het beeld dat de reclassering van hem heeft geschetst. Naast dat de rechtbank twijfelt of verdachte intrinsiek gemotiveerd is om mee te werken aan bijzondere voorwaarden, voorziet de rechtbank ook uitvoeringsproblemen vanwege de stateloosheid van verdachte. Al met al ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 360,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5] , tot een bedrag van 295,00 ter vergoeding van materiële schade,
10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en 50,00 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van 160,00 (inhoud van de portemonnee), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente en de vordering voor het overige (Samsung-telefoon) niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de aangifte van de benadeelde partij niet blijkt dat de telefoon is gestolen en de benadeelde partij deze schadepost niet heeft onderbouwd.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe te wijzen tot een bedrag van 295,00 (materiële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente en de vordering voor het overige (immateriële schade en proceskosten) niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat vrijspraak van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan is bepleit. Subsidiair, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit kan komen, heeft de raadsman, net als de officier van justitie, bepleit om de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de Samsung-telefoon niet- ontvankelijk te verklaren, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe te wijzen tot een bedrag van 145,00 (contant geldbedrag dat blijkens de aangifte is weggenomen) en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dat deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de diefstal van het contante geldbedrag (feit 2) niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom ten aanzien van de gestelde schade van 160,00 (contante geldbedrag) niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De rechtbank is ten aanzien van de gestelde schade van 200,00 (Samsung-telefoon) van oordeel dat dit geen rechtstreekse schade van het bewezen verklaarde feit 2 (diefstal pinpas) betreft. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook op dit punt in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Kortom, de rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade a 145,00 (contante geldbedrag dat blijkens de aangifte is weggenomen) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom tot een bedrag van 145,00 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2024.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de vordering ten aanzien van de overige gestelde schadeposten en proceskosten onvoldoende is onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij gelegenheid te bieden dit te herstellen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en
dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor wat betreft 145,00 vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken, tot heden begroot op nihil.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 20 februari 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 maart 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 mei 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting van 7 juni 2024 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij die vordering en heeft de raadsman verzocht om de vordering af te wijzen.
Nu veroordeelde de bewezen verklaarde feiten 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 heeft begaan tijdens de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
Ten aanzien van feit 6:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 2 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.308009-22:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 20 februari 2023, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. H. de Ruijter, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2024.
Mr. M.E. Joha en mr. H. de Ruijter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.