Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 2 partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid. De officier van justitie heeft voorts vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft hiertoe primair aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het tegen de aangevers gepleegde (groeps)geweld. Verdachte heeft stellig en consequent ontkend geweld te hebben gepleegd of daarbij aanwezig te zijn geweest, terwijl de aangevers en getuigen wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard over zowel de geweldshandelingen als de personen die deze zouden hebben gepleegd. Daarnaast is de fotoherkenning van verdachte door aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en getuige [naam] niet gebaseerd op een betrouwbare waarneming, zodat deze herkenning onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Het strafdossier bevat voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat de enige voor verdachte belastende verklaring die van aangever [slachtoffer 5] is. Ook indien de rechtbank zijn verklaring wel betrouwbaar acht, is er sprake van slechts één belastende verklaring, zodat ook om die reden onvoldoende wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte voorhanden is. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de wijze waarop de enkelvoudige fotoconfrontatie is uitgevoerd, strijdig is met het recht van verdachte op een eerlijk proces nu de groep geweldplegers uit meer personen bestond dan de acht aangehouden verdachten, terwijl de aangevers en getuigen alleen fotos van deze 8 verdachten zijn getoond. De raadsvrouw heeft hieraan de conclusie verbonden dat de vermeende herkenning van verdachte als onbetrouwbaar moet worden beschouwd en niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en voorts het onder 2 ten laste gelegde feit (met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid) heeft begaan.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2024 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: In de nacht van 19 juni 2021 was ik op een feestje in een park in Zwolle.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2021, opgenomen op pagina 223 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0600-2021280902 d.d. 24 juni 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 19 juni 2021 was ik in het [naam] te Zwolle. Ik zag dat er 5 jongens opzettelijk en met kracht met hun vuisten op mijn gezicht en hoofd begonnen te slaan. Ik zag dat [slachtoffer 2] werd aangevallen door de groep. Ik zag dat [slachtoffer 2] door 5 jongens werd geslagen en geschopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlage (te weten fotobladen verdachten) d.d. 24 juni 2021, opgenomen op pagina 198 en 200 tot en met 208 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [naam] :
Op dinsdag 22 juni 2021 had er een overleg plaatsgevonden met officier van justitie mr. S. Laarhoven. Tijdens dit overleg werd besloten dat getracht moest worden om alle aangevers en getuigen in het onderzoek opnieuw te horen over de signalementen van de verdachten en wie wat had gedaan. Aan het eind van de voren mochten de full-body fotos getoond worden aan (
de rechtbank begrijpt: van) de verdachten.
De foto's die getoond zijn aan de aangevers en getuigen zijn als afzonderlijke bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. Om geen onnodig dik dossier te maken is besloten om alleen bij dit proces-verbaal de getoonde foto's te voegen. Mocht in een proces-verbaal staan dat er een fotoblad gevoegd is dan wordt het fotoblad bedoeld die bij dit proces-verbaal gevoegd is.
Naam verdachte
Fotoblad 1: [medeverdachte 1]
Fotoblad 2: [medeverdachte 2]
Fotoblad 3: [medeverdachte 3]
Fotoblad 4: [verdachte]
Fotoblad 5: [medeverdachte 4]
Fotoblad 6: [medeverdachte 5]
Fotoblad 7: [medeverdachte 6]
Fotoblad 8: [medeverdachte 7]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2021, opgenomen op pagina 214 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 19 juni 2021 omstreeks 02:00 uur was ik in het [naam] in Zwolle. Ik zag dat een groep met donkere jongens achter ons aan liep. Er waren ook twee Marokkaans uitziende jongens bij. Eén van hen had een soort van gouden krullen met een kuif naar voren en een wit t-shirt aan. Ik voelde een harde klap op mijn achterhoofd. Ik kwam hierbij ten val. Ik voelde dat er op mijn hoofd geschopt werd. Dit was wel meer dan tien keer. Ik had het idee dat er wel 4 of 5 mensen op mij in aan het schoppen waren. Op een gegeven moment voelde ik een harde klap op mijn hoofd. Ik voelde dat dit een fles was. Dit hoorde ik ook aan het geluid. Ik zag dat de groep welke mij aangevallen had wegrende in de richting van een andere groep die in het park zat. Ik zag dat de jongens deze groep ook aanvielen. Ik zag dat 1 van die jongens naar de grond geslagen werd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 juni 2021, opgenomen op pagina 220 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat [slachtoffer 3] geslagen werd.
V: Dan wil ik je nu graag de foto's van de verdachten laten zien die aangehouden zijn. Per fotoblad mag je zeggen wat je herkent en of de persoon geschopt of geslagen heeft bij iemand.
A: Fotoblad 4: Dit was de jongen met de krullen. Hij stond op de tafel. Hij was heel nadrukkelijk aanwezig. Ik weet wel dat hij [slachtoffer 3] geslagen heeft. Hem zou ik ook voor 100% herkennen als ik hem weer tegen kom.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 juni 2021, opgenomen op pagina 305 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
In de nacht van 18 op 19 juni 2021 was ik in het [naam] te Zwolle. Opeens kwam er een groep van 7 à 8 jongens naar ons toe en toen liep het als snel uit de hand. Ik zag dat al die jongens om [slachtoffer 2] heen gingen staan en op hem begonnen in te slaan en te trappen. Ze sprongen echt op hem. Ik heb nog heel hard POLITIE geroepen omdat ik hoopte dat ze zouden schrikken, maar ze gingen gewoon door met [slachtoffer 2] slaan en trappen terwijl hij op de grond lag.
V: Kun je een jongen omschrijven uit dat agressieve groepje? A: - Wat lichtere huidskleur, een beetje zongetint;
- Donkerblond, krullend haar. Leek kroeshaar;
- Ik schat hem rond de 18 jaar;
- Hij was iets kleiner dan ik. Ik denk rond de 1.78 lang zoiets;.
- Sportieve postuur. Wat bredere schouders en wat bredere bouw;
- Wit shirt met zwart logo en een blauw kort sportbroekje. V: Wat heeft deze jongen gedaan?
A: Hij stond ook bij dat agressieve groepje dat om [slachtoffer 2] heen stond. Echt al die jongens gingen los op [slachtoffer 2] . Al die jongens hebben hem geslagen of geschopt, terwijl hij op de grond lag.
Iedereen deed mee van dat groepje.
V: Dan wil ik je een aantal fotos laten zien. Het zijn fotos van 8 personen. We noemen ze verdachte 1 t/m
8. Neem de foto's goed in je op en denk goed na of je ze herkent.
V: Verdachte 4, herken je hem?
A: Ja, ik herken hem zeker. Hij is de jongen met het witte shirt en zwarte logo die ik hiervoor noemde.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juni 2021, opgenomen op pagina 240 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 19 juni 2021 was ik samen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in het [naam] te Zwolle. Ik zag dat bij een groep een gevecht ontstond. Ik zag dat er op mensen werd ingeslagen. Ik zag dat de jongens die geslagen werden probeerden weg te komen. Ik zag dat deze jongens in onze richting liepen. Ik zag dat ze
achtervolgd werden. Wij wilden weglopen, maar voordat wij dat konden doen was de groep die betrokken was geweest bij de vechtpartij al bij ons. Ineens kreeg ik van een jongen een klap in mijn gezicht. Ik zag en voelde dat die jongen mij ter hoogte van mijn slaap sloeg. Dit ging met zon kracht dat ik op de grond viel. Ik kreeg bijna direct daarna een schop van dezelfde jongen. Deze schop raakte mij bij mijn ribben. Deze jongen schopte voluit alsof hij een voetbal op een doel aan het schoppen was. Terwijl ik daar lag voelde ik dat ik ongeveer drie keer tegen mijn gezicht werd geschopt en gestampt. Kort daarna hoorde ik een doffe klap. Toen zag ik dat [slachtoffer 4] op de grond viel. Vervolgens hoorde ik dat er een glas kapot ging en ik hoorde [slachtoffer 5] schreeuwen. Ik zag dat [slachtoffer 5] op de grond lag. Ik hoorde [slachtoffer 4] in paniek naar mij roepen: " [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] ik ben met een fles geslagen". Ik zag dat [slachtoffer 4] een opgezwollen oog had. Ik zag dat [slachtoffer 5] bloedde bij zijn hoofd.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2021, opgenomen op pagina 244 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 19 juni 2021 was ik in het [naam] in Zwolle. Ik was daar met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Ik zag dat er een grote groep jongens naar een andere groep toe liep. Ik zag dat daar een ruzie ontstond en dat er mensen uit die groep op de grond werden gegooid. Dit werd gedaan door jongens uit die grote groep. Ik zag dat mijn vriend [slachtoffer 1] ook op de grond werd gegooid. Ik zag dat 2 jongens [slachtoffer 1] aan het trappen waren. Ze trapten [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd/gezicht aan. Ze hebben [slachtoffer 1] meerdere keren getrapt. Dit schoppen ging opzettelijk en met kracht. Ik ben tussen de 2 jongens ingesprongen om ze van [slachtoffer 1] weg te houden. Ik werd hierbij door een jongen vastgepakt bij mijn linker schouder. Vervolgens werd ik door een andere jongen met een fles in mijn gezicht geslagen. Ik voelde dat ik op mijn rechter jukbeen werd geraakt.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juni 2021, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op 19 juni 2021 om ongeveer 02:00 uur was ik samen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] in het park [naam] in Zwolle. Ik zag op een gegeven moment dat er een gevecht was. De vervelende groep kwam op ons af gelopen en gingen om ons heen staan. Ik zag dat [slachtoffer 1] aan zijn haren op de grond getrokken werd. Uit die vervelende groep waren vervolgens 4 jongens die op [slachtoffer 1] in schopten toen hij op de grond lag. Dit schoppen ging heel hard. Hier was 1 jongen bij die licht getint was, die bovenop zijn hoofd krullend haar had en waarvan de zijkanten waren kaal geschoren. Deze jongen had eerder die avond ook met een ontbloot bovenlijf door het park gerend. [slachtoffer 4] sprong tussen [slachtoffer 1] en de jongens in. Toen ging een deel van die vervelende groep op [slachtoffer 4] verder en een deel bleef op [slachtoffer 1] verder gaan. [slachtoffer 4] lag op een gegeven moment ook op de grond. Ik dook er toen ook tussen omdat ik wilde helpen. De jongen die [slachtoffer 1] aan zijn haren naar de grond had getrokken, trok vervolgens aan mijn arm en trok mij naar de grond. Ze begonnen toen in mijn gezicht te trappen. Ik werd onder andere op mijn hoofd, op mijn rechter zijde, op mijn mond en op de rechterkant van mijn jukbeen geraakt. Ik wilde opstaan en toen voelde ik dat er van dichtbij met een fles op mijn achterhoofd werd geslagen, de fles ging hierdoor kapot.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 23 juni 2021, opgenomen op pagina 286 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
U vraagt mij of ik die jongens nog kan herinneren en dan wat zij gedaan hebben. Ik
kan u vertellen dat ik er nog twee goed voor de geest kan halen. Een jongen had korter geschoren haar aan de zijkant en bovenop krulletjes, was smaller in gezicht en had brede schouders. U toont mij het fotoblad van verdachte 4. Ik kan u vertellen dat ik hem wel heb gezien. Ik zag hem al eerder met een ontbloot bovenlichaam door het park lopen. Hij kwam als laatste bij ons aan, maar hij stond ook bij [slachtoffer 1] op zijn hoofd in te trappen. Ik stond nog achter de tafel te bellen (de rechtbank begrijpt: met de meldkamer van de politie) en zag hem aan komen lopen. Ik herkende hem omdat ik hem eerder dus zonder shirt had zien lopen terwijl ik een polo droeg en het echt koud had en dus dacht, waarom?? Toen ik hem aan zag komen lopen dacht ik, ohw, hij weer. Ik zag dat hij naar [slachtoffer 1] liep die toen al op de grond lag en hem op zijn hoofd stampte, van boven naar beneden zeg maar.
Bewijsoverweging
Niet ter discussie staat dat in de nacht van 19 juni 2021, omstreeks 02:00 uur, in park [naam] te Zwolle vechtpartijen zijn ontstaan waaraan een groot aantal personen heeft deelgenomen en waarbij door een aantal personen van die groep fors en heftig geweld is gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Uit het strafdossier blijkt dat verdachte die bewuste nacht (en voorafgaande avond van 18 juni 2021) in het park aanwezig is geweest.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat meerdere aangevers en getuigen belastende verklaringen
hebben afgelegd over concrete, door verdachte gepleegde geweldshandelingen. [slachtoffer 2] , [naam] en [slachtoffer 5] hebben van een van de geweldplegers een signalement opgegeven dat past bij de uiterlijke kenmerken van verdachte. Daarnaast hebben zij bij een, met toestemming van de officier van justitie, gehouden enkelvoudige fotoconfrontatie verdachte herkend als een van de plegers van geweld.
De rechtbank stelt voorop dat met het gebruik van de herkenning na een enkelvoudige fotoconfrontatie als bewijsmiddel grote behoedzaamheid is geboden. Dat deze behoedzaamheid geboden is, geldt in onderhavige zaak temeer nu door de verbalisanten aan de aangevers/getuigen fotobladen zijn getoond waarbij door de verbalisanten is aangegeven dat dit fotos betroffen van de (aangehouden) verdachten, waarna aan aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en getuige [naam] is gevraagd of zij een van de personen op de foto herkennen. Deze suggestieve wijze van presenteren kan naar het oordeel van de rechtbank de herkenning en/of overtuiging van aangevers en getuigen, dat de persoon op de foto (verdachte) ook de dader is, beïnvloeden.
Dit betekent echter niet dat de fotoherkenningen van verdachte door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [naam] zonder meer onbetrouwbaar zouden zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Allereerst heeft de fotoconfrontatie relatief snel plaatsgevonden (op 23 juni 2021) na het geweldsincident (op 19 juni 2021) en hebben [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [naam] eerst een beschrijving gegeven van de personen die geweld hebben gebruikt. Anders dan in het geval van medeverdachten [medeverdachte
2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn van verdachte in de bewuste nacht ter plaatse geen fotos getoond aan de aangevers en getuigen. Dat betekent dat de rechtbank naast de herkenning ten tijde van de fotoconfrontatie waarde kan en mag hechten aan de beschrijving die zij daaraan voorafgaand van de geweldplegers hebben gegeven. Verder hecht de rechtbank waarde aan de stelligheid van de herkenning van verdachte door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [naam] . Deze versterkt de betrouwbaarheid van die herkenning. [slachtoffer 5] licht zijn herkenning toe door aan te geven dat hij verdachte eerder die bewuste avond met ontbloot bovenlichaam door het park heeft zien rennen. Uit het proces-verbaal van verbalisant [naam] en het proces-verbaal van verbalisanten [naam] en [naam] volgt dat verdachte deze persoon moet zijn geweest. De herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam] wordt ondersteund door de beschrijving die zij hebben gegeven van het signalement van (één van) de daders vóórdat hun een fotoblad van verdachte is getoond. In deze beschrijving zijn door hen specifieke, onderscheidende, uiterlijke kenmerken genoemd, aan de hand waarvan zij verdachte vervolgens hebben herkend. Ook hier geldt dat in de bewuste nacht geen fotos van verdachte zijn getoond, zodat aan deze beschrijving waarde toekomt die ondersteunend is voor de daarop gedane herkenning tijdens de fotoconfrontatie. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, voornoemde herkenningen voldoende betrouwbaar, zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Dat aangever [slachtoffer 2] en getuige [naam] bij het verhoor door de rechter- commissaris op respectievelijk 14 februari 2024 ( [slachtoffer 2] ), 26 oktober 2022 en 19 juni 2023
( [naam] ) verklaren dat zij zich niet meer alles precies kunnen herinneren en dat zij daarom ook niet meer kunnen zeggen wie [slachtoffer 3] hebben geslagen en/of [slachtoffer 2] hebben geschopt, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de betrouwbaarheid van hun eerder afgelegde verklaring niet af nu deze rc-verhoren geruime tijd na de pleegdatum (19 juni 2021) hebben plaatsgevonden en de rechtbank het
begrijpelijk acht dat zij zich na zon lange tijd niet meer alle details weten te herinneren
De rechtbank komt op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien tot voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een van de personen is geweest die geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van de aangevers en getuigen blijkt dat verdachte van begin tot eind bij het groepsgeweld tegen de aangevers aanwezig is geweest. Bovendien heeft hij ook zelf fors geweld gepleegd:
-verdachte heeft [slachtoffer 3] geslagen, terwijl [slachtoffer 3] op dat moment door meerdere personen werd geslagen.
-verdachte is, samen met anderen, om [slachtoffer 2] heen gaan staan en heeft [slachtoffer 2] geschopt en/of geslagen toen deze al op grond lag. Ook [slachtoffer 2] werd op dat moment door meerdere personen geschopt en/of geslagen.
-verdachte is, samen met anderen, achter [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangerend toen zij bij de groep van verdachte probeerden weg te komen.
-verdachte is, samen met anderen, om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heen gaan staan.
-verdachte is naar [slachtoffer 1] toe gelopen, terwijl hij al op de grond lag en heeft hem toen op zijn hoofd gestampt. Voor verdachte moet daarbij duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer 1] op dat moment al meerdere klappen en trappen had geïncasseerd.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of dit geweld kan worden aangemerkt als een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling jegens [slachtoffer 1] . Tot slot moet in het licht van de tenlastelegging worden beoordeeld of sprake is geweest van openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Geweld tegen [slachtoffer 1]
Op basis van voorgaande overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] één keer op zijn hoofd heeft geschopt en/of gestampt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat dit handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] in het leven heeft geroepen. Onduidelijk is met hoeveel kracht verdachte heeft geschopt en/of gestampt en waar hij [slachtoffer 1] op zijn hoofd heeft geraakt en hoe kwetsbaar dit deel van het hoofd is. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte wel een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. De kans dat iemand die tegen of op het hoofd wordt geschopt en/of gestampt zwaar lichamelijk letsel oploopt (bijvoorbeeld een schedelbreuk, hersenletsel of fracturen in het aangezicht), is naar algemene ervaringsregels immers een reële en niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. De rechtbank is voorts van oordeel dat de gedraging van verdachte, te weten het (ogenschijnlijk doelbewust) naar [slachtoffer 1] toelopen op een moment dat deze al weerloos op de grond ligt en hem vervolgens op het hoofd schoppen/stampen, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde
poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat dit geweld in vereniging is gepleegd. Daarvan is sprake als de betrokkene een bijdrage van voldoende significantie of een wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Anderzijds is de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Bepalend is of de door de betrokkenen geleverde - intellectuele en/of materiële- bijdrage aan het geweld van voldoende gewicht is. In dit vereiste ligt besloten dat de betrokkene dubbel opzet moet hebben, te weten: opzet op de onderlinge samenwerking en opzet op de openlijke geweldpleging.
Zoals hiervoor is overwogen, kan worden vastgesteld dat verdachte van begin tot eind bij het groepsgeweld tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aanwezig is geweest en dat hij zelf ook tegen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geweld heeft gebruikt. Door aldus te handelen heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het tegen alle aangevers gepleegde openlijk geweld. Nu verdachte zich er voorts van bewust was dat ook anderen aan dit geweld deelnamen, staat voor de rechtbank vast dat verdachte ook opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
Strafverzwarende omstandigheid
Niet ter discussie staat dat het tegen de aangevers gepleegde (openlijk) geweld lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. De strafverzwarende omstandigheid van artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad evenwel alleen van toepassing op de verdachte die dit (bewezenverklaarde) letsel zelf heeft toegebracht. Omdat veel meer mensen geweld hebben gepleegd tegen de aangevers kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het bij hen geconstateerde letsel door verdachte is toegebracht, zodat verdachte van deze strafverzwarende omstandigheid zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit en voorts het onder 2 ten laste gelegde feit (met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheid) heeft begaan. Omdat het geweld jegens aangever [slachtoffer 1] dat onder 1 bewezen is verklaard, ook onderdeel uitmaakt van de onder 2 bewezenverklaarde openlijke geweldpleging, is er voor dat deel sprake van eendaadse samenloop.