ECLI:NL:RBNNE:2024:2759

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
08-161155-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging en openlijk geweld; veroordeling voor vernieling van hotelmeubilair

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging en openlijk geweld in Zwolle op 19 juni 2021. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, omdat de herkenning van de verdachte door getuigen en slachtoffers niet betrouwbaar kon worden geacht. Dit was te wijten aan de wijze waarop de fotoconfrontatie was uitgevoerd, waarbij de verdachte in een grote groep was getoond, wat de kans op beïnvloeding van de getuigen vergrootte. Er waren geen andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld konden bevestigen.

Echter, de rechtbank veroordeelde de verdachte wel voor het opzettelijk vernielen van een marmeren tafeltje en tegels van een hotel in Enschede op 3 augustus 2022. De verdachte had het tafeltje vanaf de twaalfde verdieping naar beneden gegooid, wat de rechtbank als zeer onverantwoordelijk beschouwde, gezien de mogelijke gevaren van dergelijk gedrag. De rechtbank legde een taakstraf op van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve veranderingen in het leven en zijn rol als vader.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 08/161155-21
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 08/229984-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juli 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2024 (inhoudelijke behandeling). Ter terechtzitting van 18 juli 2024 is het onderzoek gesloten.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Eijpe, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 08/161155-21 is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Zwolle [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] vast te grijpen bij de keel/nek/hals en/of het lichaam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, voor te houden en/of te tonen en/of (vervolgens) voornoemd mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op/tegen de keel/nek/hals van die [slachtoffer 1] te zetten en/of te drukken en/of (daarbij) te zeggen (tegen een omstander en/of vriend van die [slachtoffer 1] ): "als je nog één stap dichterbij komt dan snij ik zijn keel open", althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2021 te Zwolle openlijk, te weten in het Park [naam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
door die [slachtoffer 2] :
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag), en/of
  • meermalen, althans eenmaal met een fles, althans enig (hard) voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan, en/of
door die [slachtoffer 1] :
  • vast te grijpen bij de keel en/of het lichaam en/of (vervolgens) te duwen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan,
door die [slachtoffer 3] :
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de ribben en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of stampen (terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag), en/of
door die [slachtoffer 4] :
- vast te grijpen bij de schouder en/of het lichaam en/of (vervolgens) met een fles, althans enig (hard) voorwerp, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan, en/of
door die [slachtoffer 5] :
  • vast te grijpen bij de arm en/of het lichaam en/of (vervolgens) om laag te trekken, en/of (vervolgens)
  • meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen (terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag), en/of
- met een fles, alhans enig (hard) voorwerp, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan, terwijl dit door hem en/of mededaders gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een hoofdwond en/of een opgezwollen en/of blauwe hand voor die [slachtoffer 2] , en/of een afgebroken tand voor die [slachtoffer 3] , en/of een opgezwollen en/of blauw oog en/of jukbeen voor die [slachtoffer 4] , en/of een hoofdwond en/of een gebroken kootje van de middelvinger voor die [slachtoffer 5] , en/of opgezwollen jukbeenderen en/of een opgezwollen oogkas en/of bloeduitstortingen op het hoofd en/of krassen in de hals voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Ten aanzien van parketnummer 08/229984-22 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) een (marmeren) tafel, althans een zwaar voorwerp, van de twaalfde verdieping, naar beneden heeft gegooid op/in de richting van en in de (onmiddellijke) nabijheid van het terras waar meerdere hotelgasten en/of restaurantgasten en/of personeel bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een (marmeren) tafel, althans een zwaar voorwerp, van de twaalfde verdieping, naar beneden heeft gegooid op/in de richting van en in de (onmiddellijke) nabijheid van het terras waar meerdere hotelgasten en/of restaurantgasten en/of personeel bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2022 te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een (marmeren) tafel en/of tegels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] hotel, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 08/161155-21 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 2 op de tenlastelegging partieel dient te worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid, te weten dat het aan verdachte verweten geweld het in de tenlastelegging opgenomen lichamelijk letsel van aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] tot gevolg heeft gehad. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat met een enkelvoudige fotoconfrontatie weliswaar behoedzaam dient te worden omgegaan, maar dat de resultaten daarvan wel voor het bewijs kunnen worden gebezigd. In dit geval is sprake van een betrouwbare herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 4] , aangever [slachtoffer 5] , aangever [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 2] , aangever [slachtoffer 3] en getuige [naam] . Deze herkenning vindt daarnaast voldoende steun in de verklaringen die aangevers en getuige [naam] hebben afgelegd. Zo verklaart aangever [slachtoffer 4] dat hij verdachte herkent als de jongen met een fles in zijn handen. Hij denkt dat verdachte aangever [slachtoffer 5] heeft geslagen en hemzelf misschien ook. Aangever [slachtoffer 4] verklaart voorts dat hij verdachte ook heeft zien schoppen tegen de ribben van [slachtoffer 3] . Aangever
[slachtoffer 5] verklaart dat verdachte erbij stond toen er geschopt en geslagen werd. Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij bijna zeker weet dat verdachte degene is die hem met het mes heeft bedreigd en vuistslagen heeft gegeven. Aangever [slachtoffer 2] herkent verdachte als de persoon die [slachtoffer 1] naar achteren heeft getrokken en heeft bedreigd met een mes. Verdachte heeft volgens aangever [slachtoffer 2] ook een klap uitgedeeld aan de andere groep. Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat hij denkt dat verdachte hem geslagen heeft. Getuige [naam] verklaart dat hij heeft gezien dat een van de jongens uit de groep achter een jongen uit zijn eigen groepje ging staan en dat de jongen uit de groep toen een mes bij de keel van de jongen uit zijn eigen groepje hield. Als getuige [naam] de jongen met het mes beschrijft, verklaart hij dat hij dacht dat op de bovenkleding van deze jongen het logo van voetbalclub [naam] te zien was. Vervolgens herkent hij verdachte als deze persoon. Verdachte stond volgens getuige [naam] ook bij de groep die [slachtoffer 2] heeft geschopt. Ondersteunend is voorts de verklaring die getuige [naam] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd en waarin hij verklaart dat de jongen met het [naam] -pak [slachtoffer 1] vast heeft gehad, het proces-verbaal van aanhouding van verdachte waaruit blijkt dat verdachte kort na het geweldsincident is aangehouden en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam] waaruit blijkt dat verdachte nog dezelfde nacht door een aangever en een getuige is herkend als iemand die bij de mishandelingen betrokken is geweest.
Ten aanzien van parketnummer 08/229984-22 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 08/161155-21 heeft de raadsman bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd kort en zakelijk weergegeven dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het tegen de aangevers gepleegde (groeps)geweld. Verdachte heeft zijn betrokkenheid hierbij stellig en consequent ontkend. De herkenning van verdachte door aangever [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 3] , aangever [slachtoffer 4] en getuige [naam] kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt, nu deze herkenningen op uiterst onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en daardoor onbetrouwbaar zijn. De raadsman wijst hiertoe op de (enkelvoudige) fotoconfrontatie die reeds in de bewuste nacht heeft plaatsgevonden en waarbij door verbalisant [naam] aan meerdere, onbekend gebleven, aangevers en getuigen een foto van verdachte en twee medeverdachten is getoond, waarna door de aanwezigen in elkaars aanwezigheid informatie over de daders van het geweld is gedeeld. Als gevolg van deze handelswijze kan niet worden vastgesteld of de aangevers en de getuigen in hun verhoor bij de politie enkele dagen later, verdachte hebben herkend op basis van hun eigen waarneming van het geweld of dat deze waarneming is beïnvloed door de getoonde foto en gedeelde informatie. Daarnaast hebben de aangevers en de getuige wisselend en tegenstrijdig verklaard over de rol van verdachte bij het geweld, zodat hun belastende verklaringen ook om deze reden onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het strafdossier bevat voor het overige onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Ten aanzien van parketnummer 08/229984-22 heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hiertoe primair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de tafel naar beneden heeft gegooid.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, niet kan worden vastgesteld dat verdachte daarmee een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat iemand als gevolg daarvan zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht dan wel dat verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 08/161155-21
De rechtbank stelt op grond van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 18 op 19 juni 2021 vindt er in park [naam] te Zwolle een zogenoemde blockparty plaats. Het is die nacht druk in het park en er zijn meerdere groepen jongeren aanwezig. Omstreeks 02:00 uur heeft er in het park een vechtpartij plaatsgevonden, waarbij een grote groep personen betrokken is geweest. Bij de vechtpartij hebben alle aangevers als gevolg van het tegen hen gepleegde geweld letsel opgelopen. Kort na de geweldplegingen worden 8 personen aangehouden, onder wie verdachte. Van verdachte zijn kort na de incidenten zogenoemde full body-fotos gemaakt. Deze fotos zijn diezelfde nacht op het Wezenlandenpark getoond aan aangevers en getuigen.
Verdachte wordt na het tonen van de fotos herkend als een van de geweldplegers. Verdachte heeft erkend dat hij in het park is geweest, maar heeft ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan geweld jegens de slachtoffers. De rechtbank zal dienen te beoordelen of de herkenning van verdachte als een van de geweldplegers, kan worden gebezigd voor het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat, bij het gebruik van de resultaten van een enkelvoudige fotoconfrontatie als bewijsmiddel, grote behoedzaamheid is geboden. Volgens vaste jurisprudentie heeft een enkelvoudige fotoconfrontatie een zwakkere bewijskracht dan een meervoudige fotoconfrontatie omdat een keuzemogelijkheid ontbreekt. Door het tonen van fotos van één verdachte kan aldus de overtuiging ontstaan dat de getoonde persoon wel de dader
moetzijn, zeker als het uiterlijk van de persoon op de foto enigszins overeenkomt met het uiterlijk van de dader zoals dat door een aangever of getuige in het geheugen is opgeslagen. Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een herkenning die gebaseerd is op een enkelvoudige fotoconfrontatie is onder meer de wijze waarop de enkelvoudige fotoconfrontatie en de herkenning hebben plaatsgevonden van groot belang.
Uit het procesdossier kan worden afgeleid dat, kort na de geweldplegingen, aan de aanwezigen ter plaatse door een verbalisant full body fotos van verdachte zijn getoond, die kort daarvoor nabij het park zijn gemaakt. De rechtbank constateert dat op dat moment nog door geen van de aanwezigen een beschrijving van het signalement van de dader(s) was gegeven. De rechtbank constateert in het proces-verbaal van bevindingen dat hierover is opgemaakt voorts dat niet is vastgelegd aan wie de betreffende verbalisant de fotos heeft getoond, aan hoeveel personen dit is geweest en wie daar verder bij aanwezig zijn geweest, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wie op dat moment al de fotos van verdachte hebben gezien. Ook is door verbalisant niet vastgelegd wie verdachte voor 100% heeft herkend als de jongen die gevochten heeft en wie bij het tonen van de fotos aanwezig zijn geweest, zodat de rechtbank voorts niet kan vaststellen wie op dat moment deze herkenning van verdachte hebben gehoord. Daarnaast is niet vastgelegd aan de hand van welke specifieke uiterlijke kenmerken verdachte is herkend. Tot slot constateert de rechtbank dat sprake is geweest van een (veel) grotere groep dan de 8 aangehouden verdachten. Niet kan worden vastgesteld of de uiterlijke kenmerken en kleding van anderen die ter plaatse aanwezig waren overeenkomen met de aangehouden verdachten.
Op grond van voornoemde omstandigheden kan de rechtbank niet uitsluiten dat de in het park aanwezige aangevers en getuigen de getoonde fotos van verdachte, waarop te zien is dat hij een trainingspak van voetbalclub [naam] draagt, en de herkenning van verdachte als de dader, in hun geheugen hebben
opgeslagen en dat dit hun eigen herinnering aan het geweld en de daders daarvan, (met het verloop van de tijd) onbewust heeft beïnvloed. Nu voorts niet duidelijk is wie van de aangevers en getuigen bij deze eerste fotoconfrontatie aanwezig zijn geweest, kan de rechtbank niet vaststellen of de verklaringen die door de aangevers en getuigen later bij de politie zijn afgelegd, gebaseerd zijn op hun eigen waarneming van het geweld of op een ingekleurde herinnering daaraan.
Nadat de fotos van verdachte reeds ter plaatse aan verschillende personen in elkaars aanwezigheid zijn getoond, zijn aangevers en getuigen enkele dagen hierna aanvullend gehoord waarbij fotobladen zijn getoond van de 8 aangehouden verdachten. Daarbij is alvorens de fotos werden getoond aan de aangevers en getuigen gemeld dat het ging om de (aangehouden) verdachten en de personen die wij op dit moment vast hebben zitten.
Deze suggestieve wijze van presenteren kan naar het oordeel van de rechtbank de overtuiging van de aangevers en getuigen dat de persoon op de foto (verdachte) ook de dader is, verder hebben beïnvloed.
Kijkend naar de grote mate van behoedzaamheid die moet worden betracht bij de te volgen werkwijze bij enkelvoudige fotoconfrontaties ter verkrijging van een betrouwbaar onderzoeksresultaat, bezien in het licht van de manier waarop in deze zaak met name de full body fotos van verdachte in het park zijn getoond aan een grote groep personen in elkaars aanwezigheid kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de resultaten van de confrontatie niet meer betrouwbaar kunnen worden geacht en daarmee niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
De rechtbank constateert dat er geen verklaringen zijn van getuigen van wie kan worden vastgesteld dat zij niet bij de eerste fotoconfrontatie in het park aanwezig zijn geweest én die voldoende consistent, gedetailleerd en specifiek hebben verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij het geweldsincident, terwijl ook geen andere bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld camerabeelden, voorhanden zijn waaruit blijkt van de betrokkenheid van verdachte bij het geweld.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat het verdachte is geweest die in de nacht van 18 op 19 juni 2021 geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] of dat hij daaraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde feit. De rechtbank beseft dat het onbevredigend is, in het bijzonder voor de slachtoffers, dat er na zoveel tijd geen antwoord wordt gegeven op de vraag wie alle personen zijn die verantwoordelijk zijn voor het gepleegde geweld.
Ten aanzien van parketnummer 08/229984-22Bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 augustus 2022, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL0600/2022354075
d.d. 13 augustus 2022, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 3 augustus 2022 omstreeks 22:30 uur werd ik gebeld. Er werd iets vanaf bovenaan het hotel naar beneden gegooid. Ik liep naar buiten en zag dat er een marmeren tafeltje op de grond lag. Ik zag dat dit volledig kapot was. Ik herkende deze tafel als één van de tafeltjes die in de wellness van ons hotel staan. Deze bevindt zich op de 12e verdieping. Ik zag dat op de plek waar het tafeltje terecht is gekomen ook tegels kapot zijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 augustus 2022, opgenomen op pagina 5 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op woensdag 4 augustus 2022 (
de rechtbank begrijpt: 3 augustus 2022)omstreeks 22:45 uur stond ik op het balkon van onze hotelkamer op de 12e verdieping. Ik zag dat er twee mannen op het balkon van het zwembad stonden. Ik zag dat één van de mannen een voorwerp, een kruk of tafeltje, naar beneden gooide. Ik zag dat dit voorwerp op het leegstaande terras op de grond kapot viel. Ik hoorde dat de mannen hard aan het lachen waren. Ik kan de man die het voorwerp naar beneden gooide als volgt omschrijven: donkere huidskleur, zwarte vlechtjes, zwarte kleding.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2022, opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [naam] :
Op de beelden van het zwembad op de twaalfde verdieping van het [naam] hotel zie ik dat er twee jongens het balkon op lopen. Ik zie dat één jongen een donkere huidskleur heeft en zijn haar in vlechtjes draagt. Ik herken deze jongen ambtshalve als [verdachte] . Ik zie dat ongeveer 43 seconden later de twee jongens vanaf het balkon naar binnen rennen.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 3 augustus 2022 omstreeks 22:30/ 22:45 uur een marmeren tafeltje naar beneden is gegooid vanaf een balkon op de twaalfde verdieping van het [naam] hotel te Enschede. Zowel het tafeltje als de tegels waarop dit tafeltje terecht kwam, zijn als gevolg hiervan kapot gegaan. Getuige [naam] heeft gezien dat twee mannen op het betreffende balkon stonden en dat één van deze mannen een voorwerp, zijnde een kruk of tafeltje, naar beneden gooide. Deze man had volgens de getuige een donkere huidskleur, zwarte vlechtjes en droeg zwarte kleding. Op de camerabeelden van het hotel is te zien dat twee jongens het balkon oplopen en ongeveer 43 seconden later weer naar binnen rennen. Eén van hen heeft een lichte huidskleur, donker haar en een donker baardje. De ander heeft een donkere huidskleur en draagt zijn haar in vlechtjes. Bij het zien van deze camerabeelden herkent verbalisant [naam] laatstgenoemde jongen als [verdachte] (verdachte).
Gelet op bovenstaande overwegingen kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die de (marmeren) tafel vanaf de twaalfde verdieping van het hotel naar beneden heeft gegooid. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde vernieling van de tafel en tegels heeft gepleegd.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte heeft gehandeld met het (voorwaardelijk) opzet om één of meerdere personen van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met de officier van justitie en de raadsman beantwoordt de rechtbank deze vraag ontkennend.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier de dood of zwaar lichamelijk letsel- is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de informatie in het strafdossier niet worden vastgesteld dat verdachte een aanmerkelijke kans op de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij één of meerdere personen in het leven heeft geroepen, laat staan dat hij deze bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft op 3 augustus 2022 omstreeks 22:30/22:45 uur het tafeltje naar beneden gegooid. Het tafeltje kwam terecht op de tegels van een pad aan de zijkant van het hotel. Uit het strafdossier blijkt dat dit pad (voornamelijk) de looproute vormt van hotelgasten die met het openbaar vervoer reizen en daarna naar het hotel lopen. Ook de personeelsingang bevindt zich aan deze kant van het hotel. Uit het strafdossier blijkt echter niet dat op het tijdstip van gooien ook daadwerkelijk mensen op dit pad (of in de directe nabijheid daarvan) aanwezig waren. Ook blijkt niet dat op genoemd tijdstip het pad door hotelgasten en/of personeel pleegt te worden gebruikt, zodat ook om die reden niet kan worden vastgesteld dat de kans aanmerkelijk was dat op het moment van gooien één of meerdere personen door het tafeltje zouden worden geraakt (met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
Hoe ernstig en onverantwoord het gedrag van verdachte ook is, uit voornoemde omstandigheden kan niet worden afgeleid dat verdacht heeft gehandeld met het (voorwaardelijk) opzet om één of meerdere personen van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

Bewezenverklaring

In de zaak met parketnummer 08/229984-22 acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 augustus 2022 te Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een (marmeren) tafel en tegels die geheel aan [naam] hotel toebehoorden, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08/229984-22 feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 08/161155-21 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/229984-22 onder 2 wordt veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 187 dagen met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een veroordeling gepleit voor oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren. De raadsman heeft hiertoe gewezen op de medische situatie van verdachte en zijn (overige) persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft de eerste stappen gezet om zijn leven (duurzaam) op de rit te krijgen. Zo gaat verdachte in september 2024 beginnen met een opleiding en draagt hij sinds enige tijd de zorg voor zijn kind. Daarnaast is verdachte wegens enig geweldsfeit een first offender. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 08/161155-21 en met het tijdsverloop in de zaak met parketnummer 08/229984-22.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 28 mei 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 juni 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een (marmeren) tafeltje en tegels van het [naam] hotel in Enschede. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor eigendommen van anderen en zich niet te bekommeren over de schade, overlast en ergernis die hij met zijn handelen bij hen veroorzaakt. De rechtbank neemt het verdachte voorts bijzonder kwalijk dat hij het marmeren tafeltje vanaf een balkon op de twaalfde verdieping van het hotel naar beneden heeft gegooid en dat hij niet heeft stilgestaan bij de algemeen bekende gevaren van het gooien van een (zwaar) voorwerp van een dergelijke hoogte. Verdachte mag van geluk spreken dat in de nabijheid van de plek waar het tafeltje op de grond terecht kwam, geen personen aanwezig waren.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Bij het bepalen van de (hoogte van de) straf weegt de rechtbank het strafblad van verdachte dan ook niet als strafverzwarende omstandigheid mee.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Hij heeft een vaste relatie en zorgt vijf dagen per week voor zijn zoontje. Hij start in september 2024 met een opleiding, heeft zijn middelengebruik beperkt en het contact met zijn familie is goed. Ook in het gesprek met de reclassering heeft verdachte laten zien gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering. Uit het reclasseringsrapport volgt daarnaast dat thans geen zorgwekkende problematiek op de leefgebieden van verdachte bestaat. De reclassering schat het herhalingsgevaar in als gemiddeld en adviseert (mede) om die reden een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie gericht op het middelengebruik, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan ambulante begeleiding. De rechtbank zal bij het bepalen van (de hoogte van) de straf in het voordeel van verdachte rekening houden met de positieve wending die verdachte aan zijn leven lijkt te hebben gegeven. Tegelijkertijd weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit oplegging van een taakstraf rechtvaardigt. Bij de strafoplegging dient voorts rekening te houden met het tijdsverloop in de strafprocedure, de persoon van verdachte en het belang van de maatschappij bij het voorkomen van nieuwe (soortgelijke) strafbare feiten. Alles afwegende, acht de rechtbank een straf in de zin van een taakstraf voor de duur van 30 uur, te vervangen door 15 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren is verricht, met aftrek van de tijd die verdachte in de zaak met parketnummer 08/161155-21 in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de reclassering is geadviseerd, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het handelen van verdachte.
De op te leggen straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank - anders dan de officier van justitie- tot een vrijspraak van de onder parketnummer 08/161155-21 ten laste gelegde feiten komt.

Benadeelde partijen parketnummer 08/161155-21

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 400,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1] , tot een bedrag van 500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] tot een bedrag van 89,79 ter zake van materiële schade en 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] tot een bedrag van 264,- ter zake van materiële schade en 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 5] (door tussenkomst van mr. M.L. de Jong, advocaat te Meppel) tot een bedrag van 4.670,30 ter zake van materiële schade en 2.250,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Voorts is verzocht om vergoeding van proceskosten ten bedrage van 2.292,95.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten waaruit de schade van de benadeelde partijen zou zijn ontstaan niet bewezen en spreekt verdachte daarvan geheel vrij. De rechtbank zal de benadeelde partijen om die reden niet ontvankelijk verklaren in hun vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 08/161155-21 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/229984-22 onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 08/229984-22 onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 30 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in de zaak met parketnummer 08/161155-21 in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf waarbij een dag doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis wordt gewaardeerd op 2 uur te verrichten arbeid.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Benadeelde partijen parketnummer 08/161155-21
[slachtoffer 2]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 1]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 3]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 4]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
[slachtoffer 5]
Verklaart de vordering niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2024.