ECLI:NL:RBNNE:2024:3008

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
194671 / KG ZA 24-58
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • T.P. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking levering eigendomsaandeel woning in kort geding

In deze zaak, die op 12 juni 2024 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De man vordert in conventie dat de vrouw haar medewerking verleent aan de levering van haar eigendomsaandeel in de woning, terwijl de vrouw in reconventie vordert om de man te machtigen de woning te verkopen. De rechtbank oordeelt dat het spoedeisend belang van de man niet voldoende is aangetoond, en dat er onvoldoende aannemelijk is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de uitkoop van de woning. De vrouw heeft ook onvoldoende spoedeisend belang aangetoond voor haar vorderingen. De rechtbank wijst beide vorderingen af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/194671 / KG ZA 24-58
Vonnis in kort geding van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.A.C.M. Jansen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H.D. Postma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie
- het bericht van de zijde van de man van 27 mei 2024
- de mondelinge behandeling van 29 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van een minderjarige zoon, geboren op [geboortedatum] . Partijen hebben op 8 december 2022 een samenlevingsovereenkomst gesloten. De relatie is in augustus 2023 beëindigd.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats eiser] (hierna: de woning). De woning is belast met een recht van hypotheek tot zekerheid van een geldlening, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. De vrouw heeft de woning in september 2023 verlaten.
2.3.
Op 18 oktober 2023 hebben partijen zich gezamenlijk gewend tot financieel adviseur O. Nederlof (hierna: Nederlof) voor de financiële afwikkeling van het einde van de relatie. Vervolgens heeft Nederlof contact gehad met partijen afzonderlijk. Nederlof heeft per e-mail van 3 november 2023 aan de man kenbaar gemaakt mogelijkheden te zien voor uitkoop van de vrouw door de man. Nederlof is daarbij uitgegaan van een woningwaarde van € 500.000,- en een overwaarde van € 125.000,-, waardoor het uitkoopbedrag € 62.500,- voor de man zou bedragen.
2.4.
Per e-mail van 6 november 2023 heeft de vrouw - voor zover hier van belang - het volgende aan de man bevestigd:
 Mits financieel haalbaar ga jij in kaart laten brengen of jij de woning volledig op jouw naam kan krijgen en kan financieren. (…)
 Om jouw kansen te vergroten voor herfinancieren wil ik wel met je meedenken over de vast te stellen woningwaarde, mits we daarbij overeenkomen dat jij op het moment van verkoop alsnog de volledige overwaarde wordt gesplit (- hetgeen ik al van je heb gekregen/jij hebt herfinanciert)
 Deze constructie heeft voor ons beiden en [X] voordelen, ik kan opzoek naar een koopwoning zonder dat de [adres] al in de verkoop moet staan en jij hebt meer tijd om om je heen te kijken naar een huis.
 We hebben daarnaast afgesproken dat we in de omgeving van [woonplaats gedaagde] gaan kijken naar woningen en [X] na de zomervakantie ook in [woonplaats gedaagde] of omgeving ook naar school gaat. Ook in het geval dat jij nog aan de [adres] blijft wonen.
2.5.
De man heeft per e-mail van 9 november 2023 - met een cc aan de vrouw - aan Welkers Notarissen (hierna: de notaris) verzocht om een notariële akte van verdeling van de woning op te stellen. Daarbij heeft de man aangegeven dat er is besloten dat hij de vrouw zal uitkopen voor een bedrag van € 62.500,-.
2.6.
De woning is op 16 november 2023 in opdracht van de man getaxeerd door Beerse Makelaardij te Anna Paulowna, op een marktwaarde van € 505.000,-. Alleen de man was bij de taxatie aanwezig.
2.7.
De notaris heeft op 22 december 2023 de concept akte van verdeling opgesteld en vervolgens aan partijen toegezonden.
2.8.
Per e-mail van 26 december 2023 heeft de man - voor zover hier van belang - het volgende aan de vrouw bericht:
Middels dit schrijven stel ik jou in gebreke voor het verstrekken van onvolledige en niet transparante informatie aan mij op 6 november 2023. Daarmee zijn alle door jou op 6 november 2023 verzonden afspraken ontbonden.
2.9.
Per 1 januari 2024 is de vrouw met een nieuwe partner in een huurwoning in [woonplaats gedaagde] gaan wonen. In een brief van 19 januari 2024 heeft de vrouw - voor zover hier van belang - het volgende aan de man medegedeeld:
Nu ik eenmaal gevestigd ben in [woonplaats gedaagde] en de uitkoop binnenkort zou plaatsvinden geef je opeens uit het niets aan voornemens te zijn samen met [X] in [woonplaats eiser] te blijven, (…)
Mijn instemming met de uitkoop is vanaf het begin onlosmakelijk verbonden met de afspraak dat wij ons uiteindelijk alle drie in [woonplaats gedaagde] zouden vestigen.
Jij bent nu degene die terugkomt op de gemaakte afspraken en anderzijds van mij wel verwacht dat ik nog steeds instem met de uitkoop.
2.10.
De vrouw heeft per e-mail van 19 februari 2024 aan de notaris bericht dat zij niet akkoord is met de concept-akte van verdeling en dat zij niet betrokken is geweest bij de inhoud daarvan.
2.11.
Bij beschikking van 5 april 2024 van deze rechtbank in een door de vrouw aanhangig gemaakte procedure met als kenmerk [zaaknummer] , heeft de rechtbank in incident onder meer geoordeeld dat de zoon van partijen voorlopig aan de man wordt toevertrouwd. Daartoe heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad en is van oordeel dat de situatie zoveel mogelijk moet worden teruggebracht naar de stand van zaken voordat de vrouw de omgang heeft opgeschort en [X] van school heeft gehouden. De rechtbank acht het daarom in het belang van [X] dat hij wordt toevertrouwd aan de man. [X] is vertrouwd met het huis in [woonplaats eiser] en hij kan weer naar de school die voor hem bekend is en waar hij zich veilig voelt.
2.12.
De rechtbank heeft de beslissing in de hoofdzaak aangehouden in afwachting van een traject bij het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding (KKE) en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de meest wenselijke hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor de zoon van partijen.
2.13.
Per brief van zijn advocaat van 12 april 2024 heeft de man de vrouw verzocht om medewerking te verlenen aan de overdracht van haar eigendomsaandeel van de woning aan hem. De vrouw heeft geen gehoor gegeven aan dit verzoek.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert - samengevat - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw te veroordelen om binnen één week na afgifte van het ten dezen te wijzen
vonnis haar medewerking te verlenen aan de goederenrechtelijke levering van haar
eigendomsaandeel in de gezamenlijke woning van partijen, bij gebreke waarvan het ten deze te wijzen vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw zal vervangen;
II. De vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vrouw vordert - samengevat - om bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. De vrouw te machtigen om, mede namens de man, de woning
te verkopen en te leveren;
Subsidiair
II. De man te veroordelen om zijn volledige medewerking te verlenen en te
blijven verlenen aan de verkoop van de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man in weerwil van dit gebod handelt met een maximum van € 50.000,-;
Zowel primair als subsidiair
III. Te bepalen dat:
 Makelaar Lierop Adviesgroep, als bemiddelaar bij de verkoop optreedt en deze makelaar de vraag- en laatprijs vaststelt;
 de man binnen één week na een verzoek hiertoe van de makelaar zijn
medewerking dient te verlenen aan een bezichtiging van de woning,
door de makelaar en de potentiële kopers toegang tot de woning te verlenen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man in
weerwil van dit gebod handelt met een maximum van € 50.000,-;
 de man niet aanwezig mag zijn bij de bezichtiging van de woning, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man in weerwil van dit gebod handelt met een maximum van € 50.000,-;
 het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de koop- en leveringsakte benodigde wilsverklaring van de man (subsidiair);
 de na de verkoop resterende netto-opbrengst bij helft tussen partijen wordt verdeeld dan wel dat de restschuld na verkoop bij helfte aan partijen wordt toegerekend;
IV. De vrouw te machtigen om de tenuitvoerlegging van het vonnis te
bewerkstelligen door gijzeling van de man gedurende twee dagen voor iedere
dag dat hij in gebreke blijft aan het onder punt 3 genoemde te voldoen;
V. De man te veroordelen in de kosten van het geding.
3.5.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
De vordering en het spoedeisend belang
4.1.
De man vordert veroordeling van de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de levering van haar eigendomsaandeel in de woning. Uit het lichaam van de dagvaarding volgt echter dat met de vordering is bedoeld om medewerking door de vrouw aan de levering te vorderen tegen betaling van een uitkoopsom van € 62.500,- door de man. De voorzieningenrechter zal de vordering dan ook op die wijze beoordelen.
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de man ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De man heeft gesteld dat zijn spoedeisend belang blijkt uit de aard van de vordering, te meer nu hij naar aanleiding van de tussen partijen gemaakte afspraken een hypotheekofferte heeft opgevraagd die geldig is tot 28 juni 2024. Verder zou de man bij het annuleren van de offerte annuleringskosten moeten betalen en zou er tevens een nieuw taxatierapport moeten volgen. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de man echter een hypotheekofferte met de offertedatum 18 augustus 2022 overgelegd. Daaruit volgt dus niet dat de man een hypotheekofferte heeft aangevraagd die geldig is tot 18 juni 2024. Daardoor is niet komen vast te staan dat de man een voldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van zijn vordering.
4.3.
De voorzieningenrechter acht het bovendien onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Geen overeenkomst tot stand gekomen
4.4.
De man heeft gesteld dat er overeenstemming is bereikt tussen partijen over overname van de woning door de man tegen een waarde van € 500.000,-, onder ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw en tegen betaling van een uitkoopsom van € 62.500,- door de man aan de vrouw. Daarmee is volgens de man door aanbod en aanvaarding in de zin van artikel 6:217 BW een overeenkomst tot stand gekomen. Wanneer hiervan geen sprake zou zijn mocht de man er naar eigen zeggen gerechtvaardigd op vertrouwen dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de toedeling van de woning aan hem, zodat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De vrouw heeft betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de toebedeling van de woning aan de man en voert aan dat als er al afspraken over de uitkoop zouden zijn gemaakt, de man deze zelf per e-mail van 26 december 2023 heeft ontbonden.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat de man zeer selectief heeft geciteerd uit e-mails en brieven van de vrouw om zijn standpunt te onderbouwen dat partijen overeenstemming zouden hebben bereikt over uitkoop van de vrouw voor een bedrag van € 62.500,-. Zo heeft de man erop gewezen dat de vrouw in de onder 2.4 bedoelde e-mail van 6 november 2023 heeft bevestigd dat de man in kaart zal laten brengen of hij de woning volledig op zijn naam kan krijgen en kan financieren. In die e-mail leest de voorzieningenrechter echter ook dat de vrouw de voorwaarde heeft gesteld dat op het moment van (een latere) verkoop alsnog de volledige overwaarde van de woning door partijen zal worden gedeeld. De man heeft ter zitting betwist dat deze afspraak is gemaakt en heeft daarbij aangegeven dat hij nooit op de e-mail is ingegaan. Uit deze gang van zaken volgt weliswaar dat partijen hebben geprobeerd om afspraken te maken over de uitkoop, maar niet dat zij daarover overeenstemming hebben bereikt. Volgens de man heeft de vrouw in de onder 2.9 genoemde brief van 19 januari 2024 bevestigd dat zij heeft ingestemd met de levering van haar eigendomsaandeel in de woning aan de man op korte termijn. In deze brief heeft de vrouw echter opgenomen dat haar instemming met de uitkoop onlosmakelijk is verbonden met de afspraak dat partijen zich uiteindelijk in [woonplaats gedaagde] zouden gaan vestigen. Hieruit kan dus eveneens geen volledige overeenstemming tussen partijen over de uitkoop worden geconcludeerd. Ook uit de overige overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt niet dat partijen anderszins overeenstemming hebben bereikt over de uitkoop.
4.6.
Anders dan de man heeft gesteld, impliceert het feit dat de man opdracht heeft gegeven aan de notaris om de concept-akte van verdeling op te stellen op basis van uitkoop voor een uitkoopsom van € 62.500,- - met een cc aan de vrouw - niet dat de vrouw met de uitkoop en de uitkoopsom akkoord is gegaan. De vrouw heeft weliswaar niet gereageerd op de e-mail van de man met de opdracht aan de notaris en heeft dus niet aangegeven dat de e-mail niet zou kloppen, maar zij heeft na het ontvangen van de concept-akte van verdeling wel aan de notaris laten weten daarmee niet akkoord te zijn. Ook uit het feit dat de man opdracht heeft gegeven om een taxatie te laten uitvoeren volgt geen stilzwijgende verklaring van de vrouw dat zij akkoord was met de uitkoop onder de door de man gestelde voorwaarden. De opdracht voor de taxatie is eenzijdig door de man gegeven en de vrouw is niet bij de taxatie aanwezig geweest.
4.7.
Op basis van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de overname van de woning door de man en dat de man er ook niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er overeenstemming tussen partijen was bereikt. Dit betekent dat onvoldoende is komen vast te staan dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat de gevraagde voorziening niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
Het spoedeisend belang
4.9.
De voorzieningenrechter zal allereerst moeten beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde machtiging te gelde maken of de veroordeling tot medewerking aan verkoop en de daarmee samenhangende vorderingen. Dat belang moet zwaarder wegen dan het belang van de man bij afwijzing van de vorderingen.
4.10.
Alle omstandigheden en belangen van dit geval in aanmerking genomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de vrouw op dit moment een zodanig spoedeisend belang heeft bij het treffen van de door haar gevorderde voorlopige voorziening dat dit belang zwaarder moet wegen dan de belangen van de man (en de zoon). Volgens de vrouw kan niet van haar gevergd worden dat de woning nog langer in onverdeelde staat blijft. De voorzieningenrechter overweegt dat in beginsel van niemand kan worden gevergd in een onverdeelde gemeenschap te blijven. De man heeft echter onweersproken verklaard dat hij al geruime tijd de financiële lasten van de woning draagt. Daardoor is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen acute noodzaak voor de vrouw om uit de onverdeelde gemeenschap te komen. Daarbij komt het belang van de minderjarig zoon van partijen. De vrouw heeft gesteld dat het belang van de zoon vergt dat de man zich zo spoedig mogelijk in [woonplaats gedaagde] gaat vestigen, zodat partijen gezamenlijk invulling aan hun ouderschap kunnen geven. De man heeft erop gewezen dat woning juist een stabiele factor is in het leven van de zoon. Daarnaast beschikt de man niet over vervangende woonruimte, waardoor toewijzing van de vorderingen van de vrouw zou betekenen dat hij op straat zou komen te staan. Zoals de voorzieningenrechter ter zitting ook aan de vrouw heeft voorgehouden kan in deze procedure geen verplichting aan de man worden opgelegd om zich in [woonplaats gedaagde] te gaan vestigen. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de zoon van partijen voorlopig is toevertrouwd aan de man en dat de zoon belang heeft bij een stabiele woonomgeving, te meer hangende het KKE-traject van partijen. Daarmee zijn vorderingen strekkende tot verkoop van de woning op dit moment onverenigbaar. De vrouw heeft op dit moment dan ook onvoldoende zwaarwegend belang bij haar vorderingen.
Afstemming oordeel bodemrechter
4.11.
Naast het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, de rechter in kort geding in beginsel zijn vonnis af moet stemmen op het oordeel van de bodemrechter als er door de bodemrechter al een vonnis in de hoofdzaak is gewezen (het zogenaamde afstemmingsbeginsel). [1] Dit geldt ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. In dit geval heeft deze rechtbank bij beschikking van 5 april 2024 in incident geoordeeld dat de zoon van partijen voorlopig aan de man wordt toevertrouwd. In de hoofdzaak heeft de rechtbank de beslissing aangehouden in afwachting van een KKE-traject en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de meest wenselijke hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor de zoon van partijen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het afstemmingsbeginsel ook in dit geval te gelden. De man woont op dit moment met de zoon van partijen in de woning. Toewijzing van de vorderingen van de vrouw die strekken tot verkoop van de woning zouden voornoemd oordeel in de bodemzaak doorkruisen. Ook in verband hiermee komen de vorderingen van de vrouw niet voor toewijzing in aanmerking.
4.12.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van de vrouw worden afgewezen.
4.13.
Vanwege de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van de man af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van de vrouw af,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.
54374

Voetnoten

1.HR 7 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0015 en HR 19 mei 2000, ECLI:NL:2000:AA5870