ECLI:NL:RBNNE:2024:3148

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
10820777 \ CV EXPL 23-7916
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot indeplaatsstelling als huurder op basis van artikel 7:270 BW in het kader van woningruil

In deze bodemzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tot indeplaatsstelling als huurder op basis van artikel 7:270 BW. De vordering is ingesteld omdat eisers willen ruilen van woning, maar Nijestee, de verhuurder, heeft geweigerd om hieraan mee te werken. De eisers hebben meerdere aanvragen tot woningruil ingediend, die door Nijestee zijn afgewezen. De zaak is behandeld op 29 mei 2024, na een tussenvonnis van 20 februari 2024. Tijdens de zitting zijn beide eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. W. Wallinga, terwijl Nijestee werd vertegenwoordigd door een bedrijfsjurist en een manager huurzaken, bijgestaan door mr. C.E. van der Wijk.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomsten tussen de eisers en Nijestee bestaan, maar dat de vordering tot indeplaatsstelling niet correct is ingesteld. De kantonrechter oordeelt dat [partner van eiser 2], die de contractuele huurder is van de woning aan [adres 2], ook een vordering had moeten instellen. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [eiser 2] tot indeplaatsstelling moet worden afgewezen, omdat [partner van eiser 2] nog steeds als huurder geldt. De kantonrechter heeft ook overwogen dat er een zwaarwegend belang is voor [eiser 1] om te verhuizen, maar dat dit niet voldoende is om de vordering toe te wijzen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van € 510,00. Het vonnis is uitgesproken op 2 juli 2024 door mr. M. Haisma en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10820777 \ CV EXPL 23-7916
Vonnis van 2 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisers,
hierna [eiser 1] , [eiser 2] en tezamen [eisers] te noemen,
gemachtigde: mr. W. Wallinga,
tegen
STICHTING NIJESTEE,
te Groningen,
gedaagde,
hierna Nijestee te noemen,
gemachtigde: mr. C.E. van der Wijk.

1.De procedure

1.1.
Ingevolge het tussenvonnis van 20 februari 2024 heeft op 29 mei 2024 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisers] zijn verschenen, bijgestaan door mr. W. Wallinga. Namens Nijestee zijn verschenen [partij 1 namens gedaagde] (bedrijfsjurist) en [partij 2 namens gedaagde] (manager huurzaken), bijgestaan door mr. C.E. van der Wijk. Daarnaast is [partner van eiser 2] verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
2.2.
Tussen [eiser 1] en Nijestee is op 24 februari 2010 een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan [adres 1] .
2.3.
Tussen [partner van eiser 2] (hierna: [partner van eiser 2] ) en Nijestee is op 1 september 2009 een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de woning aan [adres 2] . [eiser 2] is medehuurder geworden doordat zij is gehuwd met [partner van eiser 2] .
2.4.
[eisers] hebben bij Nijestee meerdere aanvragen ingediend strekkende tot woningruil. Nijestee heeft deze aanvragen afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan [eiser 1] een rechtelijke machtiging te verlenen om [eiser 2] in zijn plaats als huurder van de woning aan [adres 1] te stellen (en om [eiser 1] in de plaats van [eiser 2] als huurder van de woning aan [adres 2] te stellen);
II. Nijestee te veroordelen tot betaling aan eiser van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 925,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
III. Nijestee te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder tevens begrepen het (na)salaris van de advocaat gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
Voor zover de vordering van [eiser 1] er niet toe strekt dat [eiser 1] in de plaats van [eiser 2] als huurder van de woning aan [adres 2] wordt gesteld;
IV. aan [eiser 2] een rechtelijke machtiging te verlenen om [eiser 1] in haar plaats als huurder van de woning aan [adres 2] te stellen;
V. Nijestee te veroordelen tot betaling aan eiser van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 925,00 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
VI. Nijestee te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder tevens begrepen het (na)salaris van de advocaat gemachtigde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. [eisers] stellen dat zij van woning willen ruilen en dat daarvoor een zwaarwegend belang bestaat. Omdat Nijestee geen medewerking wil verlenen aan de woningruil, vorderen zij een rechterlijke machtiging tot indeplaatsstelling op basis van artikel 7:270 BW.
3.3.
Nijestee voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eisers] vorderen op basis van artikel 7:270 BW een rechterlijke machtiging tot indeplaatsstelling. Op basis van lid 1 van dat artikel kan een huurder die een ruil van woonruimte wenst te bewerkstelligen, vorderen dat de rechter hem zal machtigen om een ander in zijn plaats als huurder te stellen. In lid 2 is bepaald dat de rechter hierover beslist met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat de vordering slechts kan worden toegewezen indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de ruil van woonruimte en dat de rechter het afwijst indien de huurder vanuit financieel oogpunt niet voldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen.
4.2.
Nijestee voert meerdere verweren aan tegen de vordering tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot indeplaatsstelling. Nijestee voert allereerst aan dat [partner van eiser 2] de contractuele huurder is van de woning aan [adres 2] , waardoor hij de vordering (mede) had moeten instellen. Dit heeft hij evenwel niet gedaan en hij heeft zich ook verzet tegen toewijzing van de vordering. Nijestee voert aan dat de vordering daarom moet worden afgewezen. [eisers] stellen zich op het standpunt dat [eiser 1] de vordering ook zelfstandig had kunnen instellen, zonder medewerking van [eiser 2] daaraan. Volgens hen is het daarom niet vereist dat [partner van eiser 2] de vordering (mede) heeft ingesteld. Daarnaast stellen [eisers] zich op het standpunt dat [partner van eiser 2] er niet meer woont en hij daarom niet meer als huurder aangemerkt moet worden.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat het op zich juist is dat [eiser 1] als enige eiser een vordering tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot indeplaatsstelling had kunnen instellen. Toewijzing van die vordering had er evenwel toe geleid dat [eiser 2] wel in de plaats van [eiser 1] zou zijn gekomen in het kader van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] , maar niet dat [eiser 1] in de plaats zou zijn gekomen van [eiser 2] in het kader van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres 2] . De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het voor effectuering van de woningruil noodzakelijk is dat ook namens de huurder van de woning aan [adres 2] een vordering had moeten worden ingesteld.
4.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vordering (mede) door [partner van eiser 2] had moeten worden ingesteld. Artikel 7:270 lid 1 BW spreekt enkel over een vordering van de huurder en niet over een vordering van een medehuurder of onderhuurder. De medehuurder of onderhuurder heeft daarom geen zelfstandig vorderingsrecht om indeplaatsstelling af te dwingen. De vraag is wie thans als huurder heeft te gelden. Gebleken is dat [partner van eiser 2] de huurovereenkomst heeft gesloten waardoor hij huurder is geworden en dat [eiser 2] medehuurder is geworden doordat zij met [partner van eiser 2] gehuwd is. [partner van eiser 2] kan de status van huurder kan verliezen door het enkel niet meer hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde. Dit geldt enkel voor medehuurders en deze situatie kan niet van overeenkomstige toepassing worden geacht op huurders. Dat het huurderschap van [partner van eiser 2] op andere wijze is geëindigd, is niet gesteld of gebleken. [partner van eiser 2] heeft daarom nog als huurder te gelden en door hem had de vordering moeten worden ingesteld. De vordering van [eiser 2] tot verlening van een rechterlijke machtiging tot indeplaatsstelling zal daarom worden afgewezen. Nu [eiser 1] reeds om deze reden niet in de plaats kan worden gesteld van [eiser 2] in het kader van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres 2] , vloeit daaruit voort dat andersom de indeplaatsstelling van [eiser 2] in het kader van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] ook niet mogelijk is.
4.5.
De kantonrechter overweegt daarbij dat weliswaar niet veel stukken zijn overgelegd, maar dat gelet op wat is overgelegd en daarop is toegelicht, voldoende onderbouwd is gesteld dat [eiser 1] , in verband met zijn zoon bij wie autismespectrumstoornis is gediagnosticeerd, een zwaarwegend belang heeft bij een grotere huurwoning. Zoals besproken ter zitting zou [eiser 1] een verzoek kunnen indienen bij Woonurgentie Groningen om in aanmerking te komen voor een grotere woning. Namens [eiser 1] is naar voren gebracht dat er nog onvoldoende onderbouwende stukken voorhanden zijn voor toewijzing van dit verzoek. Nijestee heeft evenwel aangegeven dat Woonurgentie Groningen een rol heeft om bij de hulpverlenende instanties de benodigde informatie op te vragen. Mogelijk kan [eiser 1] via die weg in aanmerking komen voor een grotere huurwoning.
4.6.
De conclusie is dat de gevorderde rechterlijke machtigingen tot indeplaatsstelling zullen worden afgewezen. De gevorderde vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten volgt hetzelfde lot.
4.7.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Nijestee worden begroot op € 408,00 (2 punt x tarief € 204,00) en € 102,00 aan nakosten, in totaal € 510,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
52952