ECLI:NL:RBNNE:2024:3265

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10660088 \ CV EXPL 23-3329
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over gebreken in huurwoning met betrekking tot formaldehyde, CO2, schimmel en tocht

In deze zaak vorderen huurders herstel van gebreken in hun huurwoning, waaronder te hoge waarden van formaldehyde en CO2, schimmelvorming en tocht. De huurders stellen dat deze gebreken hun gezondheid schaden en eisen herstel en schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat wat in het verleden normaal was, niet meer als zodanig kan worden beschouwd en dat dit kan vallen onder een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Er wordt deskundigenonderzoek gelast om de gebreken en de oorzaken daarvan vast te stellen. De huurders hebben eerder een verzoek tot huurverlaging ingediend bij de Huurcommissie, die enkele gebreken heeft vastgesteld, maar niet alle klachten van de huurders heeft kunnen onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat er mogelijk sprake is van gebreken die door de verhuurder, Stichting Actium, moeten worden hersteld, maar dat verdere bewijsvoering en deskundigenonderzoek noodzakelijk zijn. De zaak wordt aangehouden tot 1 januari 2025 voor verdere stappen en bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: 10660088 \ CV EXPL 23-3329
Vonnis van 13 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen [eisers] te noemen en afzonderlijk [eiser] en [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.A. Holsappel,
tegen
STICHTING ACTIUM,
te Assen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Actium,
gemachtigde: mr. S. Bosma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar mediation. Partijen hebben tijdens de mediation geen overeenstemming bereikt. Daarom is bepaald dat een vonnis volgt.

2.De feiten

2.1.
Tussen Actium als verhuurder en [eisers] als huurders bestaat sinds 5 november 2018 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna ook: de woning). De woning is gebouwd in 1973.
2.2.
Op 20 november 2020 heeft expertisebureau [bedrijf 1] in opdracht van Actium formaldehydemetingen verricht in de woning. Het doel van deze metingen was om vast te stellen hoeveel formaldehyde zich in de woonvertrekken bevindt. Naar aanleiding van deze metingen heeft [bedrijf 1] op 8 december 2020 een rapport opgesteld, waarin de volgende meetresultaten zijn opgenomen:
2.3.
Na het onderzoek van [bedrijf 1] heeft zich een lekkage voorgedaan in de aan de slaapkamer grenzende badkamer. Daarbij is een binnenwand waar formaldehydebevattende spaanplaat in is verwerkt volgelopen met water en in opdracht van Actium verwijderd.
2.4.
Op 5 maart 2021 heeft onderzoeksbureau [bedrijf 2] in opdracht van Actium een luchtdichtheidsonderzoek (BlowerDoortest) uitgevoerd in de woning. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft [bedrijf 2] op 9 maart 2021 een rapport opgesteld. Uit dat rapport volgt dat [bedrijf 2] heeft gemeten dat de woning 304 liter per seconde aan lucht verliest. Daarnaast heeft [bedrijf 2] het volgende in dit rapport geconcludeerd:

(…) - De bouwkundige aansluiting tussen het dak en de woning scheidende gevels vertonen zeer veel lucht lekkages. Mogelijke oplossing: Ontstane ruimtes tussen dak en de woning scheidende wanden volledig vol purren, daarna binnen afwerking plaatsen en deze afkitten.
- Alle draaidelen en ventilatieroosters vertonen luchtlekkages. Mogelijke oplossing: Draaidelen indien mogelijk voorzien van nieuwe (misschien dikkere afdichtingsrubbers) en alles opnieuw afstellen (…)
- Open verbinding met de zolder. Mogelijke oplossing: Door het temperatuurverschil wordt de lucht verplaatsing gevoeld als tocht. Deze wegnemen door de zolder af te sluiten door het plaatsen van wanden en een deur op de zolder verdieping. (…)
2.5.
Op 19 maart 2021 heeft [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) in opdracht van [eisers] een bouwtechnisch onderzoek naar de woning uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft [bedrijf 3] op 6 mei 2021 een rapport opgesteld. In het rapport is het volgende vermeld:

(…) De volgende gebreken zijn geconstateerd:
Zolder: de dakbeplating bij de doorvoer van de cv-ketel is ernstig aangetast (zie foto 2) en dient hersteld/vervangen te worden. Vermoedelijk is de oorzaak condensvorming ten gevolge van een luchtlek of een niet goed aansluitende doorvoer.
Zolder: bij de gordingen bij de overgang van de woningscheidende muur en dak zijn openingen naar buiten zichtbaar (…). Voor de voorkoming van luchtlekken dient dit te worden afgedicht.
Zolder: op diverse plaatsen zijn lekkagesporen zichtbaar. Dit lijken oude sporen omdat de beplating niet nat aanvoelt. Geen direct herstel noodzakelijk.
(…)
Zolder: er is geen afdichting (bijvoorbeeld purschuim) aanwezig bij de aansluiting van de muurplaat en het dak. Het is zeer wel aan te nemen dat hier sprake is van tocht, vermoedelijk al vanaf begin van de bouw. Dit komt zeer veel voor bij deze woningen. Voor het woongenot en beperking van de energiekosten is het van belang deze naden af te dichten. (…)
Bij de hierboven onder a. vermelde foto 2 is vermeld: “
aangetaste dakbeplating”. In dat verband is bij foto 4 vermeld: “
oude lekkagesporen, spaanplaat beplating”.
2.6.
Op 4 januari 2022 hebben [eisers] een verzoekschrift huurverlaging op grond van onderhoudsgebreken bij de Huurcommissie ingediend. Op 1 maart 2022 heeft de Huurcommissie de woning geïnspecteerd. Vervolgens heeft er op 1 juli 2022 een zitting bij de Huurcommissie plaatsgevonden, waarbij [eisers] en (vertegenwoordigers van) Actium aanwezig waren. Bij uitspraak van dezelfde datum heeft de Huurcommissie één gebrek geconstateerd. Dit gebrek is niet in geschil in de onderhavige procedure. Wel heeft de Huurcommissie ten aanzien van de geschilpunten in deze procedure het volgende geconstateerd:

(…) Klacht van de huurder: Tocht (…)
Tijdens het onderzoek is geen tocht geconstateerd. Wel is er een open trappenhuis van begane grond naar zolder, hierdoor kan het gevoel van tocht ontstaan (…) Het is niet een ongebruikelijke situatie voor de bouwperiode van de woning. In die periode werden woningen vaker voorzien van een open trappenhuis vanuit de woonkamer. Conform het beleid van de huurcommissie kan voorgenoemde situatie niet direct gelieerd worden aan een gebrek. (…)
Klacht van de huurder: (…) ernstige schimmelvorming in badkamer (…)
Tijdens het onderzoek is wel ernstige schimmelvorming op het plafond geconstateerd. Onduidelijk is waardoor dit ontstaat. De ventilatiecapaciteit is ruim voldoende. De onderzoeker heeft met een debietmeter gemeten en de capaciteit van de badkamer is 22,8 l/s terwijl 14 l/s conform bouwbesluit 2012 wordt geëist. (…) Conform het beleid van de huurcommissie kan voorgenoemde situatie niet direct gelieerd worden aan een gebrek. (…)
2.7.
Op 15 maart 2022 heeft expertisebureau [bedrijf 4] in opdracht van Actium een “binnen milieu onderzoek” uitgevoerd in de woning. [bedrijf 4] heeft in dat kader onder andere de formaldehyde- en koolstofdioxideconcentraties (hierna: CO2) in de woning onderzocht en een tochtonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport van 14 april 2022. Het resultaat van het formaldehydeonderzoek luidt als volgt:
Uit het CO2-onderzoek is gebleken dat [bedrijf 4] een waarde van 741,04 PPM CO2 in de woonkamer heeft gemeten en een waarde van 999,05 PPM CO2 in de slaapkamer.
Ten aanzien van het tochtonderzoek heeft [bedrijf 4] het volgende in het rapport vermeld:
(…) Het tocht onderzoek uit het trappengat is met rook uitgevoerd om de luchtstromen in kaart te brengen. Hieruit blijkt dat de enorme temperatuurverschillen van de woonkamer met de 1e verdieping de hoofdoorzaak is. Er komt een koude luchtstroom van de eerste verdieping langs de trap naar beneden en vindt zich een weg langs de bank waar de bewoners vaak zitten. (…)
De conclusie van [bedrijf 4] luidt als volgt:
“ •
Er is Formaldehyde in de woning geconstateerd. De concentratie overstijgt niet de grenswaarde.
• De gemiddelde CO2 waarde in de slaapkamer gedurende de weekmeting is te hoog. Ook zijn er pieken in de woonkamer gemeten van 2306 PPM en in de slaapkamer van 2215 PPM (…)
• De tocht uit het trappengat heeft te maken met te grote temperatuurverschillen in de woning tussen de 1e verdieping en de woonkamer. (…)
Aanbevelingen
(…) Plaats een wand in de woonkamer aan de zijkant van de trap om de tocht niet over de bank te laten gaan (…)
2.8.
In opdracht van de gemeente Assen heeft expertisebureau [bedrijf 5] van 16 september 2022 tot 23 september 2022 binnenluchtmetingen uitgevoerd naar (onder andere) formaldehyde- en CO2-concentraties in vijf woningen in de wijk Baggelhuizen te Assen, waaronder in de woning. [bedrijf 5] heeft kortdurende metingen (gedurende een periode van 30 minuten) en weekmetingen (gedurende een periode van zeven dagen) verricht. Naar aanleiding van deze metingen heeft [bedrijf 5] op 23 november 2022 een rapport opgesteld. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

(…) In de wijk Baggelhuizen Noord staan in de straten [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] vergelijkbare type woningen welke vanuit de oplevering (jaren 70) waren voorzien van spaanplaat tussenwanden en aftimmering (zolder, inbouwkasten, meterkast). De lijm, gebruikt in dit type spaanplaat, bevat formaldehyde. Onder andere in aanraking met vocht kan formaldehyde vrijkomen. Formaldehyde kan in verhoogde concentraties geurklachten en gezondheidsklachten veroorzaken. (…)
De resultaten van de 30 minuten metingen worden gebruikt om een eventuele bron vast te stellen en voor de toetsing aan de formaldehyde eis uit de Regeling Bouwbesluit 2003/2012. De resultaten van de zevendaagse metingen worden gebruikt om te vergelijken met de gezondheidskundige advieswaarde.
[bedrijf 5] heeft de volgende concentraties formaldehyde µg/m3 gemeten in de woning:
Ten aanzien van CO2-concentraties heeft [bedrijf 5] het volgende in het rapport vermeld:

(…) Bij een CO2-concentratie tussen de 800 en 1200 ppm wordt het binnenmilieu door de aanwezigen meestal niet als ‘muf’ ervaren. Bij hogere concentraties kunnen klachten optreden van stank, benauwdheid, concentratiestoornissen, moeheid et cetera. (…)
[bedrijf 5] heeft de volgende CO2-concentraties gemeten in de woning:
Ten aanzien hiervan heeft [bedrijf 5] het volgende in haar rapport vermeld:
“(…) De meetwaarden van CO2 gemeten op 16, 17, 18, 21 en 22 september 2022 zijn beïnvloed door een onbekende bron van CO2. (…) Nadere inspectie van de meetapparatuur heeft uitgewezen dat het niet om een technische storing gaat.
(…) De hoogste CO2-concentraties in de woningen aan de [adres] (…) overschrijden de hygiënische grenswaarde van 1200 PPM. Deze gezinnen bestaan uit drie of meer personen en eventuele huisdieren. Uit de meetgegevens blijkt dat de CO2-concentratie in de avonduren tussen 17.00 en 23.00 uur het hoogste is. (…) De stijgingen van de CO2-concentratie is te verklaren aan de hand van het woongedrag. In de middag en/of avond komen de bewoners thuis na werk en/of school en wordt er gekookt en geleefd in de woonkamer. (…)
In haar conclusie heeft [bedrijf 5] het volgende vermeld:

(…) De formaldehyde concentraties gemeten gedurende zeven dagen liggen beduidend lager dan de concentraties gemeten gedurende 30 minuten. (…) De zevendaagse metingen geven (…) een reëler beeld van de leefsituatie dan de 30 minuten metingen.
Alle formaldehyde concentraties van de 30 minuten gemiddelde metingen liggen onder (…) 120 µg/m3. (…) Op basis van (…)[het, toevoeging kantonrechter]
30 minuten gemiddelde valt te concluderen dat het aanwezige spaanplaat in de woningen, geen actieve bron is die formaldehyde emitteert naar de binnenlucht in de woonkamer en slaapkamer. De hogere concentraties op zolder zijn zeer waarschijnlijk wel het gevolg van de spaanplaat afwerking, de 30 minuten gemiddelde advieswaarde wordt echter niet overschreden.
Alle formaldehyde concentraties van de zevendaagse gemiddelde formaldehyde metingen (…) liggen boven het jaargemiddelde (…) advieswaarde 10 µg/m3. (…)
In de woning aan de [adres] blijkt uit de registratie van de CO2-concentratie dat er beïnvloeding heeft plaatsgevonden (…) Op 19 en 20 september 2022 werd deze onbekende verstoring niet waargenomen. (…)
Het advies van [bedrijf 5] luidt als volgt:

(…) Door goed te ventileren kan worden voorkomen dat hinderlijke en schadelijke stoffen en gassen, gevormd in het binnenmilieu, zich in de woning ophopen. (…) [bedrijf 5] adviseert de gemeente en Actium de mechanische ventilatie in de woningen te verbeteren om zo de CO2-concentraties te verlagen tot onder de hygiënische grenswaarde (…) In vergelijkbare woningen (…) zijn Itho Daalderop OptimalFLow systemen geïnstalleerd (…)
2.9.
Op verzoek van de gemeente Assen en naar aanleiding van het rapport van [bedrijf 5] heeft GGD Drenthe (hierna: de GGD) op 24 november 2022 een gezondheidskundig advies uitgebracht. In dit advies is het volgende vermeld:

(…) Samenvatting GGD advies (…)
Formaldehyde

Uit de metingen van [bedrijf 5] blijkt dat er geen actieve bron is die formaldehyde emitteert
naar de binnenlucht in de woonkamer en slaapkamer.

De gemeten concentraties tijdens de 7 daagse metingen in de verblijfsruimten in de
woningen vallen binnen de variatie die doorgaans in woningen in Nederland worden gemeten. (…)

De concentraties formaldehyde in de verblijfsruimten in de woningen tijdens de
7 daagse metingen laten geen substantiële afwijking zien van de geadviseerde gezondheidskundige jaargemiddelde waarde van 10 ug/m3.

In de gevallen waar hogere concentratie formaldehyde zijn gemeten in woonkamer of
slaapkamer is er ook onvoldoende ventilatie van de woning.

De hoogste waarden aan formaldehyde zijn aangetroffen op de zolders. Hier is
spaanplaatmateriaal aanwezig waar formaldehyde uit vrij kan komen. In sommige woningen is de zolder in gebruik als verblijfsruimte, bijvoorbeeld als slaapkamer. (…)
Kwaliteit binnenlucht

De CO2 (…) metingen laten zien dat er piekmomenten zijn gedurende dag waarbij de
waarden hoger zijn dat wenselijk voor een gezond binnenlucht in de woningen. (…)

Zorg voor voldoende ventilatie in de woning (…) Bij voorkeur is de concentratie CO2 zo
laag mogelijk met een grenswaarde van 1200 PPM. (…)
Gezondheidskundige duiding onderzoeksresultaten en adviezen (…)
30 min formaldehyde meting

Achtergrond (…)
De gemeten waarden kunnen vergeleken worden met de wettelijke norm van 120 µg/m3.

Resultaten en conclusies
(…) Hierbij moet worden opgemerkt dat het een kortdurende meting is en dus een momentopname. Langdurige metingen geven een beter inzicht in de werkelijke blootstelling.
7 dagen continue meting formaldehyde (…)

Resultaten en conclusies (…)
Bijna alle gemeten waarden zijn hoger dan de jaargemiddelde advieswaarde van 10 µg/m3. De 7-daagse meting kan niet 1 op 1 vergeleken worden met de jaargemiddelde waarde maar geeft wel een goede indicatie van de gemiddelde blootstelling van bewoners aan formaldehyde. De concentraties gedurende deze 7-daagse metingen wijken niet substantieel af van de jaargemiddelde advieswaarde. (…) De aangetroffen concentraties formaldehyde liggen in de lijn der verwachting van wat eerder in onderzoek gemiddeld in Nederlandse woningen is aangetroffen. (…)
CO2 (…)De gemiddelde CO2 concentratie zegt iets over de mate van ventilatie in een ruimte. (…) Als er in een ruimte niet of weinig wordt geventileerd, loopt de concentratie CO2 in een ruimte op. (…) De metingen hebben plaatsgevonden in september. In de zomer, en met name in hitte periodes, is het mogelijk dat er meer formaldehyde uitdampt door een hogere temperatuur. Dit is ook een samenspel met de luchtvochtigheid. Het is dan afhankelijk van de mate van ventilatie en luchten van de woningen in hoeverre in deze periode formaldehyde ophoopt in de woningen. (…)

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - na wijziging van eis - dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Actium veroordeelt om binnen twee maanden na betekening van het vonnis:
a) de mechanische ventilatie in de woning te (laten) vervangen door het Itho Daalderop OptimalFlow-systeem zoals door [bedrijf 5] omschreven;
b) dit ventilatiesysteem regelmatig te controleren en te onderhouden;
c) het in de woning gebruikte formaldehydebevattende spaanplaat zoveel als mogelijk te vervangen door niet-formaldehydebevattende bouwmaterialen, waaronder in elk geval alle spaanplaat op de zolderverdieping, en het niet te verwijderen spaanplaat af te dekken met niet-luchtdoorlatende bouwmaterialen;
danwel een afwijkend plan van aanpak voor te leggen en na goedkeuring van [eisers] uit te voeren dat naar redelijke verwachting zal leiden tot een significante afname van formaldehydeconcentraties in de woning tot onder de gezondheidskundige advieswaarde van 10 µg/m3, althans tot een in redelijkheid zo laag mogelijk te bereiken concentratie;
II. Actium veroordeelt om binnen een maand na betekening van het vonnis, de in de badkamer aanwezige schimmel te laten verwijderen en het badkamerplafond daarop te laten overschilderen;
III. Actium veroordeelt om binnen twee maanden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis:
a) de ruimtes tussen het dak en de woningscheidende wanden met pur te vullen, daarna binnen afwerking plaatsen en deze af te kitten;
b) de draaidelen van de ventilatieroosters te voorzien van nieuwe, dikkere afdichtingsrubbers en de ventilatieroosters opnieuw af te stellen;
c) een afdichting te realiseren tussen de eerste etage en de begane grond om koude tocht vanaf zolder weg te nemen;
d) het open hekwerk van de trap in de woonkamer te vervangen door een gipswand, de ruimte tussen de traptreden af te dichten en te voorzien van een nieuwe armleuning;
IV. Actium veroordeelt tot betaling aan [eisers] ten titel van schadevergoeding van:
a) € 2.339,60 aan stookkosten;
b) € 2.150,82 ter vervanging van de laminaatvloer in de woning;
c) € 280,00 ter vergoeding van de kosten voor de vervanging van de vaatwasmachine;
d) € 4.500,00, althans een door de kantonrechter naar billijkheid te bepalen bedrag, vanwege door [eisers] geleden immateriële schade;
alsmede tot betaling van € 838,47 ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening;
V. Actium veroordeelt in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Aan hun vorderingen leggen [eisers] - samengevat - ten grondslag dat de woning meerdere gebreken vertoont in de zin van artikel 7:204 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens [eisers] is Actium voor deze gebreken aansprakelijk en dient zij deze gebreken op grond van artikel 7:206 BW dan wel artikel 6:2 BW te herstellen. Ten eerste stellen [eisers] dat er sprake is van een ongezond binnenklimaat, waardoor zij feitelijk voortdurend ziek zijn. Dit wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van formaldehyde en CO2 in de binnenlucht en schimmel in de badkamer, aldus [eisers] Ten aanzien van de gemeten formaldehyde- en CO2-waarden stellen [eisers] dat deze waarden de wettelijke en gezondheidskundige grenswaarden overschrijden. De aanwezige schimmel hangt volgens [eisers] samen met een hoge luchtvochtigheid in de badkamer. De mechanische ventilatie in de badkamer heeft onvoldoende capaciteit om de luchtvochtigheid op een aanvaardbaar niveau te houden. Ten tweede is er sprake van bovenmatige tocht als gevolg van gaten en kieren in het dak en de muren van de woning, aldus [eisers] Onder meer vanwege voornoemde gebreken vorderen [eisers] ook schadevergoeding op grond van artikel 7:208 BW. Ten eerste vorderen [eisers] de vergoeding van stookkosten. Ten tweede vorderen [eisers] een schadevergoeding omdat de laminaatvloer vervangen dient te worden. Deze vloer is beschadigd geraakt door een lekkende kraan, die niet door [eisers] hersteld kon worden en die classificeert als een gebrek. Ten derde vorderen [eisers] de kosten van een vervangende vaatwasser, nu de vaatwasser als gevolg van de indeling van de keuken in de niet-geïsoleerde bijkeuken moest worden geplaatst. Als gevolg van bevroren leidingen is de vaatwasser defect geraakt. Tot slot vorderen [eisers] immateriële schadevergoeding voor hen en hun kinderen op grond van artikel 6:106 BW. In verband met de gevorderde materiële en immateriële schadevergoedingen doen [eisers] ook een beroep op het bepaalde in artikel 6:174 BW.
3.3.
Actium voert verweer. Actium concludeert - samengevat -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing dan wel ontzegging van de vorderingen van [eisers] , met hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Gebreken
4.1.
[eisers] stellen dat er sprake is van meerdere gebreken aan de woning. De kantonrechter zal deze gestelde gebreken in het navolgende afzonderlijk beoordelen.
4.2.
Bij de beoordeling van alle gestelde gebreken stelt de kantonrechter het volgende voorop. Of sprake is van een gebrek moet beoordeeld worden aan de hand van de regel uit artikel 7:204 lid 2 BW. Een gebrek is op grond van dat artikel een staat of eigenschap van de woning of een andere niet aan [eisers] toe te rekenen omstandigheid, waardoor de woning aan [eisers] niet het genot kan verschaffen dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst mochten verwachten van een goed onderhouden woning uit - in dit geval - 1973. Het ligt op de weg van de [eisers] om te stellen en voldoende te onderbouwen welke gebreken zich voordoen.
4.3.
Als sprake is van een gebrek moet Actium dat op grond van artikel 7:206 BW oplossen, tenzij dit onmogelijk is of uitgaven vereist die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van Actium gevergd kunnen worden.
1. Formaldehyde
4.4.
[eisers] stellen dat hun huurgenot het sterkst wordt geschaad doordat de woning hen en hun kinderen ziek maakt. Zij stellen dat zij voortdurend last hebben van hun luchtwegen en slijmvliezen. Ook stellen zij dat zij last hebben van klachten als eczeem, verkoudheid, kortademigheid en dat zij last hebben van hun ogen. Dit hebben zij ook tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht. Volgens [eisers] is de voornaamste oorzaak hiervan de bovenmatige aanwezigheid van formaldehyde in de binnenlucht van de woonkamer, de slaapkamer van hun dochter (hierna: de slaapkamer) en de zolder. Dit komt volgens [eisers] doordat in de woning formaldehydebevattende spaanplaten zijn verwerkt. Volgens [eisers] is dit dan ook te kwalificeren als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW dat Actium moet oplossen.
4.5.
Actium heeft er in dit verband ten eerste op gewezen dat [eisers] hebben nagelaten hun gezondheidsklachten te onderbouwen. Zij betwist dan ook dat de woning [eisers] en hun kinderen ziek maakt, althans dat hun gezondheidsklachten worden veroorzaakt door de aanwezigheid van formaldehyde in de woning. De kantonrechter constateert dat [eisers] hun stelling inderdaad niet met medische stukken hebben onderbouwd. Voor zover Actium hiermee heeft willen aanvoeren dat er geen sprake kan zijn van een gebrek, volgt de kantonrechter Actium niet. Het feit dat gezondheidsschade door het ontbreken van een onderbouwing niet kan worden vastgesteld, betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een gebrek. Of dat het geval is moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van het hiervoor in r.o. 4.2. genoemde criterium. Voor het overige heeft Actium aangevoerd dat niet is vastgesteld dat er sprake is van emissie van formaldehyde in de binnenlucht waarvoor Actium als verhuurder verantwoordelijk c.q. aansprakelijk is. Er is geen sprake van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, aldus Actium.
Normen
4.6.
Voor de beoordeling van de vraag of formaldehydeconcentraties in de binnenlucht van de woning een gebrek als bedoeld in voornoemd criterium kunnen opleveren, is van belang vast te stellen aan welke norm (grenswaarde) er getoetst dient te worden. De kantonrechter constateert dat partijen hebben gewezen op verschillende normen voor maximale formaldehydeconcentraties in de binnenlucht van ruimten. Partijen hebben ten eerste gewezen op de wettelijke norm die volgt uit artikel 7.19 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). [1] Dit artikel bepaalt dat de concentratie van formaldehyde in een voor personen toegankelijke ruimte van een bouwwerk niet groter mag zijn dan 120 µg/m3. Daarnaast hebben partijen gewezen op adviesnormen ten aanzien van formaldehyde van verschillende instanties. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak is de adviesnorm van de GGD van belang. De GGD adviseert voor verblijfsruimten een maximum van gemiddeld 10 μg/m3 formaldehyde per jaar.
Meetresultaten
4.7.
De kantonrechter stelt vervolgens vast dat onderzoeksbureaus [bedrijf 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] de formaldehydeconcentraties in de woonkamer, de slaapkamer en de zolder van de woning hebben gemeten. [bedrijf 1] heeft op 20 november 2020 van 9.00 uur tot 12.00 uur gemeten in de woning. [bedrijf 4] heeft haar onderzoek blijkens haar rapport uitgevoerd op 15 maart 2022. Het is onduidelijk over welke periode [bedrijf 4] formaldehydeconcentraties heeft gemeten in de woning. Vervolgens heeft [bedrijf 5] in de periode van 16 september 2022 tot en met 22 september 2022 zowel gedurende een periode van 30 minuten, als gedurende een periode van zeven dagen in de woning gemeten. [2]
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter geeft de zevendaagse meting van [bedrijf 5] het meest getrouwe beeld van de werkelijke blootstelling van [eisers] aan formaldehyde. De kantonrechter zal dan ook van de resultaten van deze meting uitgaan bij de verdere beoordeling. De kantonrechter komt ten eerste tot dat oordeel omdat de GGD ten aanzien van de 30 minuten meting in haar gezondheidskundig advies heeft opgemerkt dat deze meting een momentopname is en langdurige metingen een beter inzicht geven in de werkelijke blootstelling. De kantonrechter stelt vast dat dit ook niet door partijen is weersproken. Daarbij komt dat het rapport van [bedrijf 5] actueler is dan het rapport van [bedrijf 1] , dat stamt uit 2020. In dat kader hebben [eisers] er ook op gewezen dat na het onderzoek van [bedrijf 1] een lekkage in de aan de slaapkamer grenzende badkamer is verholpen. Daarbij is een binnenwand verwijderd waarin formaldehydebevattende spaanplaat was verwerkt.
Aan welke norm moet er getoetst worden?
4.9.
De kantonrechter overweegt dat de zevendaagse meetresultaten in beginsel getoetst dienen te worden aan een wettelijke norm. Dat is de norm uit het Bouwbesluit. In het Bouwbesluit, en ook in de Integrale nota van toelichting Bouwbesluit 2012, is echter niet bepaald over welke periode de concentratie van formaldehyde niet groter mag zijn dan gemiddeld 120 µg/m3. De GGD heeft zich hier wel over uitgelaten. In het advies van de GGD staat vermeld dat de norm van gemiddeld 120 µg/m3 vergeleken kan worden met de 30 minuten meting (van [bedrijf 5] ). Dit is in zoverre ook niet tussen partijen in geschil.
4.10.
De kantonrechter gaat er gelet op het voorgaande van uit dat de norm die volgt uit het Bouwbesluit, van toepassing is op metingen over een periode van 30 minuten. Het gevolg daarvan is dat de zevendaagse meetresultaten niet getoetst kunnen worden aan een wettelijke norm. Dat Actium heeft aangevoerd dat de woning voldoet aan artikel 7.19 lid 2 van het Bouwbesluit en dat er daarom geen sprake kan zijn van een gebrek, kan dus niet gevolgd worden. Daarom dient bezien te worden aan welke norm de zevendaagse meetresultaten dan wel getoetst dienen te worden. De kantonrechter is van oordeel dat deze resultaten getoetst dienen te worden aan de door de GGD geadviseerde jaargemiddelde waarde van maximaal 10 µg/m3 formaldehyde. De kantonrechter komt tot dat oordeel omdat de GGD in haar advies heeft vermeld dat deze vergelijking een goede indicatie geeft van de gemiddelde blootstelling aan formaldehyde, hoewel zij daarbij ook vermeld dat de zevendaagse meting niet één op één vergeleken kan worden met de jaargemiddelde waarde. Ook [bedrijf 5] heeft in haar rapport vermeld dat de zevendaagse meting een reëler beeld van de leefsituatie geeft dan de 30 minuten meting. Ten aanzien van de 30 minuten meting heeft [bedrijf 5] in haar rapport vermeld dat de resultaten daarvan wel gebruikt kunnen worden om een eventuele bron vast te stellen.
Toetsing meetresultaten aan jaargemiddelde advieswaarde
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat de door [bedrijf 5] gemeten waarden tijdens de zevendaage meting, vermeld in r.o. 2.8., de jaargemiddelde advieswaarde van maximaal 10 µg/m3 overschrijden. Dit is ook door [bedrijf 5] in de conclusie van haar rapport en door de GGD in haar advies vermeld. Volgens Actium brengt dit echter geen gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW met zich mee. In het navolgende zal de kantonrechter de verweren van Actium op dit punt bespreken.
Verweer Actium – geen substantiële afwijking en onvoldoende ventileren
4.12.
Actium heeft ten eerste aangevoerd dat er ten aanzien van de woonkamer en de slaapkamer geen sprake is van een substantiële afwijking van de jaargemiddelde advieswaarde. Voor zover Actium daarmee heeft willen aanvoeren dat er geen sprake is van een gebrek, gaat de kantonrechter daar niet in mee. Actium heeft nagelaten haar stelling dat de door [bedrijf 5] gemeten waarden niet-substantiële afwijkingen zijn en dat deze afwijkingen geen gebrek (kunnen) opleveren, te onderbouwen. De enkele vermelding van deze constatering in het advies van de GGD, dat haar bevindingen heeft gebaseerd op het onderzoek van [bedrijf 5] , zijn onvoldoende om anders te kunnen oordelen. Actium heeft evenwel niet betwist dat er sprake kan zijn van hogere waarden, maar in die gevallen wordt er volgens Actium onvoldoende geventileerd door [eisers] Actium heeft er in dat verband op gewezen dat ook [bedrijf 5] en de GGD volgens haar hebben geconcludeerd dat [eisers] onvoldoende ventileren. Ook heeft Actium erop gewezen dat door [bedrijf 5] niet is vastgesteld dat de aanwezige ventilatievoorzieningen in de woning niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Tegenover deze verweren hebben [eisers] zich echter op het standpunt gesteld dat zij niet meer kunnen ventileren dan zij nu al doen. In dat kader wijzen zij op een door hen overgelegde verklaring over hun “
ventilatiegedrag”. Ter zitting hebben [eisers] toegelicht zij in een huis wonen waar een “
eng gas” aanwezig is, waardoor zij de ramen niet durven dicht te laten en er dus altijd wordt geventileerd.
4.13.
In dit kader acht de kantonrechter tevens de volgende stelling van [eisers] van belang. Zij hebben namelijk ook gesteld dat de uitgassing van formaldehyde (mede) afhankelijk is van de temperatuur, waarbij een hoge temperatuur leidt tot meer uitgassing. [eisers] stellen dat het in de zomermaanden erg warm kan worden in hun woning. Ter onderbouwing hiervan hebben zij bij akte foto’s overgelegd van, naar de kantonrechter begrijpt, onder andere hun thermostaat, waarop is te zien dat het op bepaalde momenten in augustus 2022 in de woning tussen de 26 en 27,5 graden was. Ter zitting hebben [eisers] toegelicht dat zij bij hoge temperaturen in de woning meer klachten krijgen en de formaldehyde meer ruiken. [eisers] wijzen in dit verband ook op het door hen bij akte overgelegde rapport van TNO. De kantonrechter stelt vast dat hierin is vermeld dat bij kamertemperatuur één graad temperatuurstijging tot 15% hogere emissiesnelheid van formaldehyde leidt. Ook wijzen [eisers] erop dat ook de GGD dit “seizoenseffect” in haar advies heeft vermeld en daarbij de kanttekening heeft gemaakt dat de metingen hebben plaatsgevonden in september. Volgens de GGD is het mogelijk dat in de zomer (en met name in hitteperiodes) meer formaldehyde uitdampt.
4.14.
Actium heeft het gestelde effect van stijgende temperaturen op de formaldehydeconcentratie en de stelling van [eisers] dat het in de zomermaanden warm kan worden in de woning, niet betwist. Ook ten aanzien van het seizoenseffect heeft Actium zich echter op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wordt geventileerd wanneer er hogere concentraties formaldehyde aanwezig zouden zijn. Tevens heeft Actium nog aangevoerd dat de GGD heeft geconcludeerd dat de gemeten concentraties vallen binnen de variatie die doorgaans in woningen in Nederland wordt gemeten. De kantonrechter overweegt echter dat het “seizoenseffect” in deze conclusie niet is meegenomen, omdat de metingen van [bedrijf 5] in september hebben plaatsgevonden. Daarom zal de kantonrechter aan deze conclusie van de GGD geen gevolg verbinden.
4.15.
De kantonrechter acht zich, mede gelet op het voornoemde “seizoenseffect”, op dit moment onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of de hogere gemeten formaldehydewaarden het gevolg zijn van onvoldoende ventilatie door [eisers] Daarbij acht de kantonrechter het volgende van belang. Anders dan Actium heeft aangevoerd, heeft [bedrijf 5] naar het oordeel van de kantonrechter niet geconcludeerd dat er te weinig door [eisers] wordt geventileerd. [bedrijf 5] heeft er in het advies in haar rapport (enkel) op gewezen dat door goed te ventileren, kan worden voorkomen dat hinderlijke en schadelijke stoffen en gassen, gevormd in het binnenmilieu, zich ophopen in de woning. [bedrijf 5] heeft daarom geadviseerd om de mechanische ventilatie in de woning te verbeteren. Daarnaast heeft [bedrijf 5] de aanwezige ventilatievoorzieningen in de woning niet onderzocht, zodat op basis van het rapport van [bedrijf 5] niet geconcludeerd kan worden dat die ventilatievoorzieningen voldoen aan het Bouwbesluit. De GGD heeft wel geconcludeerd dat er in de gevallen waar hogere concentraties formaldehyde zijn gemeten in woonkamer of slaapkamer, er ook onvoldoende ventilatie in de woning is. Uit het advies van de GGD volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet waarop deze conclusie is gebaseerd. De kantonrechter overweegt dat als er al sprake is van onvoldoende ventilatie, de vraag is wat de oorzaak daarvan is. Als deze oorzaak is gelegen in het onvoldoende ventileren door [eisers] , kan er geen sprake zijn van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW dat Actium moet oplossen. Als de oorzaak is gelegen in de mechanische ventilatie of een andere niet aan [eisers] toe te rekenen omstandigheid, kan er wel sprake zijn van een gebrek in de zin van voornoemd artikel dat door Actium opgelost moet worden. De kantonrechter acht een nadere deskundigenonderzoek daarom noodzakelijk. Het deskundigenonderzoek dient te zien op de vraag of er sprake is van onvoldoende ventilatie en zo ja, wat de oorzaak daarvan is.
Verweer Actium - geen actieve bron in woonkamer en slaapkamer
4.16.
Tot slot heeft Actium aangevoerd dat [bedrijf 5] heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een actieve bron van formaldehyde in de woonkamer en in de slaapkamer. Ook om deze reden is er volgens Actium geen sprake van emissie van formaldehyde in de binnenlucht waarvoor Actium verantwoordelijk c.q. aansprakelijk is. Actium heeft in dit kader toegelicht dat formaldehydeconcentraties ook kunnen toenemen als huurders bijvoorbeeld kaarsen branden of veel kleding opslaan.
4.17.
De kantonrechter overweegt dat [bedrijf 5] op basis van de 30 minuten meting heeft geconcludeerd dat het aanwezige spaanplaat geen actieve bron is die formaldehyde emitteert naar de binnenlucht in de woning en de slaapkamer. Ter zitting is dit namens [eisers] met zoveel woorden betwist. De gemachtigde van [eisers] heeft in dat verband gewezen op het rapport van [bedrijf 1] . [bedrijf 1] heeft tijdens haar onderzoek een formaldehydeconcentratie van 160 µg/m3 in de slaapkamer gemeten. Vaststaat dat na deze meting spaanplaat is verwijderd in de aan de slaapkamer grenzende badkamer in verband met een lekkage. De gemachtigde van [eisers] heeft er vervolgens op gewezen dat de daarna verrichte meting door [bedrijf 4] “
fors lager” was. Ter zitting hebben [eisers] zich dan ook op het standpunt gesteld dat er wel degelijk een causaal verband aanwezig is tussen de aanwezige spaanplaten en de formaldehydeconcentraties.
4.18.
De kantonrechter stelt vast dat uit het rapport van [bedrijf 4] blijkt dat zij geen overschrijding van de door haar gehanteerde norm (0,12 parts per million (hierna: PPM), oftewel 0,15 mg/m3, omgerekend 150 µg/m3) heeft geconstateerd. Los van het feit dat Actium naar het oordeel van de kantonrechter terecht in haar conclusie van antwoord heeft opgemerkt dat deze norm niet overeenkomt met de wettelijke norm van 120 µg/m3, komt deze norm ook niet overeen met de (lagere) norm van 10 µg/m3 waar de kantonrechter gelet op het voorgaande van uit gaat. De kantonrechter is van oordeel dat de door [bedrijf 4] gemeten waarden (omgerekend) niet alleen een overschrijding van de norm van 10 µg/m3 opleveren, maar ook significant lager zijn dan de door [bedrijf 1] gemeten waarde van 160 µg/m3 in de slaapkamer. [3] Daarbij maakt de kantonrechter wel de kanttekening dat het onduidelijk is gedurende welke periode [bedrijf 4] de formaldehydeconcentraties heeft gemeten.
4.19.
Op basis van het voorgaande en gelet op de gemotiveerde betwisting door [eisers] acht de kantonrechter zich onvoldoende voorgelicht om vast te kunnen stellen of het aanwezige spaanplaat in de slaapkamer en woonkamer de (actieve) bron is van de formaldehydeconcentraties in deze vertrekken. Ook gelet op die vraag acht de kantonrechter een nader deskundigenonderzoek noodzakelijk.
Gelasten deskundigenonderzoek
4.20.
Zoals uit het voorgaande volgt ziet de kantonrechter aanleiding om een deskundige te benoemen. Voorshands is de kantonrechter van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Aan de deskundige zouden in elk geval de volgende vragen kunnen worden voorgelegd:
- is er sprake van onvoldoende ventilatie in de woning?
- indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord: wat is de oorzaak van het feit dat er onvoldoende ventilatie is in de woning?
- voldoet de in de woning aanwezige mechanische ventilatie aan de (wettelijke) eisen die daaraan gesteld mogen worden?
- is het aanwezige spaanplaat in de woonkamer en in de slaapkamer van de dochter van [eisers] een (actieve) bron van formaldehyde?
- indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord: wat is de bron van de formaldehydeconcentraties in de woonkamer en de slaapkamer van de dochter van [eisers] ?
- zijn er nog andere relevante opmerkingen te maken met betrekking tot de formaldehydeconcentraties in de woning en de ventilatie?
4.21.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - over de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen zich uitlaten over voornoemde en mogelijk andere aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
4.22.
De hoofdregel is dat de eisende partij het voorschot van de deskundige betaalt. Omdat [eisers] procederen op basis van een toevoeging, zal er geen voorschot worden opgelegd (artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv). Dat komt er dus op neer dat het voorschot van de kosten van de deskundige vooralsnog ten laste van de Staat wordt gebracht. De kantonrechter overweegt in dit verband ook dat zij, naar aanleiding van de uitkomst van het deskundigenonderzoek, kan beslissen dat de deskundige(n) in aanwezigheid van partijen nader door de kantonrechter gehoord wordt c.q. worden op een nader te bepalen zitting.
Zolder
4.23.
De kantonrechter stelt vast dat [bedrijf 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] op de zolder, in vergelijking met de woonkamer en de slaapkamer, (significant) hogere formaldehydeconcentraties hebben gemeten. In dat kader acht de kantonrechter van belang dat [bedrijf 5] in haar rapport heeft vermeld dat de “
hogere concentraties op zolder (…) zeer waarschijnlijk wel het gevolg van de spaanplaat afwerking[zijn]”. Ook de GGD heeft in haar advies geconcludeerd dat “
De hoogste waarden aan formaldehyde zijn aangetroffen op de zolder (…). Hier is spaanplaatmateriaal aanwezig waar formaldehyde uit vrij kan komen.” Tot slot heeft [bedrijf 3] in haar rapport opgenomen dat zij oude lekkagesporen heeft geconstateerd op de zolder. De kantonrechter acht dit van belang, omdat - zoals [eisers] ook hebben gesteld - uit het advies van de GGD volgt dat bij lekkages en vochtproblemen er meer formaldehyde uit spaanplaat vrij kan komen.
4.24.
Actium heeft ten aanzien van de zolder aangevoerd dat er geen sprake is van een gebrek, omdat de zolder geen verblijfsruimte is. Daarom kan er volgens Actium niet getoetst worden aan de jaargemiddelde advieswaarde van 10 µg/m3. [eisers] hebben met zoveel woorden gesteld dat de zolder wel een verblijfsruimte is en zij hebben ter zitting toegelicht dat het hen niet bekend was dat de zolder niet als zodanig is bestemd. Zij hebben erop gewezen dat daarover niets in de huurovereenkomst is bepaald, hetgeen niet door Actium is betwist. Actium heeft vervolgens aangevoerd dat [eisers] konden weten dat de zolder geen verblijfsruimte is, omdat Actium het aantal vierkante meters vermeldt als zij woningen verhuurd. In dit geval is de woning verhuurd met slaapkamers en een zolderruimte. De zolderruimte is dus geen slaapkamer (en dus geen verblijfsruimte), aldus Actium.
4.25.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ten eerste is van belang dat de jaargemiddelde advieswaarde van 10 µg/m3 naar het oordeel van de kantonrechter (enkel) geldt voor verblijfsruimten. Deze norm is immers gebaseerd op een jaargemiddelde blootstelling. Indien de zolder niet als verblijfsruimte wordt gebruikt, is er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een langdurige blootstelling en is toetsing aan de jaargemiddelde advieswaarde niet realistisch. Toetsing aan de wettelijke norm van maximaal 120 µg/m3 die volgt uit het Bouwbesluit is dan wel realistisch, omdat hiervoor is geoordeeld dat die norm van toepassing is op metingen over een periode van 30 minuten. Voor toetsing aan deze norm is het naar het oordeel van de kantonrechter niet reëel om uit te gaan van de door [bedrijf 4] en [bedrijf 1] gemeten waarden, nu [bedrijf 1] gedurende drie uren heeft gemeten en het - zoals hiervoor ook is overwogen - onduidelijk is over welke periode [bedrijf 4] heeft gemeten. Ten aanzien van de zolder zal de kantonrechter dan ook niet uitgaan van de gemeten waarden in deze rapporten. Wel gaat de kantonrechter uit van het door [bedrijf 5] tijdens haar 30 minuten meting gemeten waarde. Zoals volgt uit r.o. 2.8., heeft [bedrijf 5] tijdens deze meting een concentratie van 69,3 µg/m3 formaldehyde gemeten. De kantonrechter stelt vast dat, afgezet tegen de wettelijke norm van 120 µg/m3, er geen sprake is van een overschrijding.
4.26.
De kantonrechter overweegt dat om te kunnen beoordelen of er sprake is van een overschrijding van de norm (en een gebrek), het van belang is hoe de zolder geduid moet worden: als zolderruimte, of (ook) als verblijfsruimte? In het eerste geval is er geen sprake van een overschrijding van de toepasselijke norm van 120 µg/m3 en kan er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake zijn van een gebrek. In het tweede geval kan dit wel aan de orde zijn, omdat er sprake is van een overschrijding van de - in dat geval toepasselijke - norm van 10 µg/m3. In dat geval kan er dus wel sprake zijn van een gebrek dat door Actium opgelost dient te worden, hoewel ook de vraag of sprake is van onvoldoende ventilatie en zo ja, wat de oorzaak daarvan is, bij die beoordeling een rol speelt. De kantonrechter overweegt conform de hoofdregel van artikel 150 Rv dat de stelplicht, en bij gemotiveerde betwisting de bewijslast, van de stelling dat de zolder een verblijfsruimte is en dat [eisers] er niet mee bekend waren dat de zolder (slechts) als zolderruimte bestemd is, op [eisers] rust. De eisen van de redelijkheid en billijkheid brengen in dit geval geen andere verdeling van de bewijslast met zich mee. Wel ziet de kantonrechter aanleiding om een verzwaarde stelplicht van Actium ten aanzien van haar verweer aan te nemen. De reden hiervoor is enerzijds dat Actium ter zitting heeft toegelicht dat zij bij het verhuren van woningen het aantal vierkante meters vermeldt met daarbij - naar de kantonrechter begrijpt - de vermelding dat een woning wordt verhuurd met slaapkamers en een zolderruimte. Anderzijds staat vast dat hierover niets in de huurovereenkomst is bepaald. Het voorgaande vormt aanleiding om Actium in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan haar verzwaarde stelplicht. Actium dient voldoende feitelijke gegevens aan te dragen ten aanzien van haar stelling dat de zolder geen verblijfsruimte is en dat [eisers] dit konden weten. De kantonrechter zal Actium in de gelegenheid stellen om in dit kader een akte te nemen. Daarna zullen [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om hun stelling op dit punt te bewijzen.
2. CO2
4.27.
[eisers] stellen zich ook op het standpunt dat er sprake is van een ongezond binnenklimaat in de woning, omdat er sprake is van een te hoge concentratie CO2 in de binnenlucht. Omdat Actium het advies van [bedrijf 5] om een beter ventilatiesysteem aan te brengen niet heeft opgevolgd, heeft Actium haar zorgplicht geschonden en is er sprake van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, aldus [eisers] Actium betwist dat er sprake is van de aanwezigheid van een ontoelaatbaar hoge concentratie CO2 in de woning, althans dat dit te wijten is aan een oorzaak waarvoor zij verantwoordelijk is, dat dit gezondheidsklachten bij [eisers] veroorzaakt en dat daarmee sprake is van een gebrek in de zin van voornoemd artikel. De kantonrechter overweegt als volgt.
Aan welke norm moet er getoetst worden?
4.28.
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een schending van de op Actium rustende zorgplicht en een gebrek dat aan Actium toe te rekenen is, dient eerst beoordeeld te worden of er sprake is van een te hoge concentratie CO2 in de woning. Daarvoor dient eerst beoordeeld te worden welke norm er van toepassing is op CO2-concentraties in woningen. Tussen partijen is niet in geschil dat de hygiënische grenswaarde van CO2-concentraties 1200 PPM bedraagt. De kantonrechter gaat bij haar beoordeling van de vraag of er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW van deze hygiënische grenswaarde uit. Voor zover [eisers] zich op het standpunt stellen dat er gelet op de rapporten van [bedrijf 4] en [bedrijf 5] en het advies van de GGD ook bij gemeten waarden onder de hygiënische grenswaarde reeds sprake is van een gebrek, gaat de kantonrechter hier niet in mee. Hoewel de kantonrechter het met [eisers] eens is dat [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en de GGD met zoveel woorden in hun rapporten c.q. advies hebben geadviseerd om de CO2-concentraties in ieder geval te verlagen tot onder de hygiënische grenswaarde, zijn dit naar het oordeel van de kantonrechter slechts adviezen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [bedrijf 5] ook onweersproken in haar rapport heeft vermeld dat klachten kunnen optreden bij concentraties van boven 1200 PPM en op basisscholen ook de grenswaarde van 1200 PPM wordt gehanteerd.
Van welke meetresultaten moet worden uitgegaan?
4.29.
De kantonrechter stelt vast dat onderzoeksbureaus [bedrijf 4] en [bedrijf 5] onderzoek hebben gedaan naar de CO2-waarden in de woning. [bedrijf 4] heeft tijdens haar onderzoek een gemiddelde CO2-waarde in de woonkamer gemeten van 741,04 PPM en in de slaapkamer van 999,05 PPM. [bedrijf 5] heeft gedurende zeven dagen in de gehele woning zowel de gemiddelde CO2-concentratie per dag gemeten als de gemiddelde CO2-concentratie gedurende deze zeven dagen. Tijdens de dagelijkse meting heeft [bedrijf 5] CO2-waarden gemeten die variëren van gemiddeld 715 PPM tot 1017 PPM per dag. Tijdens de zevendaagse meting heeft [bedrijf 5] een gemiddelde CO2-waarde gemeten van 853 PPM.
4.30.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat alle voornoemde gemiddelde waarden onder de hygiënische grenswaarde van 1200 PPM uitkomen. [eisers] hebben echter gesteld dat er op bepaalde momenten aanzienlijke pieken optreden van (ver) boven de hygiënische grenswaarde van 1200 PPM. In dat verband wijzen [eisers] op door [bedrijf 4] gemeten pieken van 2306 PPM in de woonkamer en 2215 PPM in de slaapkamer en op de door [bedrijf 5] gemeten pieken van boven 5000 PPM. Actium betwist niet dat er sprake is van pieken (ver) boven de hygiënische grenswaarde, maar voert aan dat deze pieken geen gebrek met zich brengen dat haar kan worden toegerekend. De kantonrechter overweegt in dat kader als volgt.
4.31.
Om de vraag of de door [eisers] gestelde pieken een gebrek zouden kunnen opleveren te beantwoorden, dient eerst de volgende vraag beantwoord te worden: is de hygiënische grenswaarde een gemiddeld gemeten waarde over een bepaalde periode die (mogelijk) een gebrek oplevert, of zijn de pieken boven 1200 PPM een (mogelijk) gebrek? De kantonrechter stelt vast dat partijen zich niet over deze vraag hebben uitgelaten. In het eerste geval kan er naar het oordeel van de kantonrechter in deze zaak geen sprake zijn van een gebrek, omdat de hygiënische grenswaarde niet wordt overschreden. In het tweede geval zouden de pieken wel een gebrek op kunnen leveren. De kantonrechter is echter van oordeel dat als er al van uit moet worden gegaan dat pieken een gebrek met zich kunnen brengen, dat in dit geval niet zo kan zijn. De kantonrechter volgt Actium namelijk in haar verweer ten aanzien van de pieken. Daartoe overweegt de kantonrechter dat Actium terecht heeft gewezen op wat [bedrijf 5] in dit verband in haar rapport heeft vermeld. Ten eerste heeft [bedrijf 5] erop gewezen dat de CO2-concentratie in de avonduren tussen 17.00 uur en 23.00 uur het hoogst is. Dit is volgens [bedrijf 5] te verklaren aan de hand van het bewonersgedrag, omdat de bewoners in de middag en/of avond thuiskomen na werk en/of school en er wordt gekookt en geleefd in de woonkamer. Ten tweede heeft [bedrijf 5] geconcludeerd dat de registratie van de CO2-concentratie in de woning op vijf van de zeven meetdagen is beïnvloed door een onbekende bron van CO2. De kantonrechter stelt vast dat dit ook niet door [eisers] is betwist. Uit het rapport van [bedrijf 5] volgt dat zij tijdens deze vijf dagen meerdere kortdurende pieken (van boven de 5000 PPM) heeft gemeten, terwijl een nadere inspectie van de meetapparatuur heeft uitgewezen dat de oorzaak daarvan niet in een technische storing gelegen is. Daarbij heeft [bedrijf 5] vermeld dat de gemiddelde waarden hierdoor een mogelijke overschatting zijn van de werkelijke waarden.
4.32.
Gelet op het voornoemde gemotiveerde verweer van Actium, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende vast komen te staan dat de gemeten pieken niet toe te rekenen zijn aan [eisers] en dat er (dus) sprake is van een gebrek. Enerzijds zijn deze waarden immers terug te voeren op bewonersgedrag. Anderzijds zijn deze waarden beïnvloed door een onbekende bron, zoals volgt uit het rapport van [bedrijf 5] . Daarbij komt dat Actium naar het oordeel van de kantonrechter geen invloed heeft op bewonersgedrag en op de voornoemde onbekende bron, althans dit is niet komen vast te staan. Daarnaast hebben [eisers] niet nader onderbouwd waarom de pieken niet aan hen toe te rekenen zijn. [eisers] kunnen dan ook niet gevolgd worden in hun stelling dat het niet opvolgen van het advies van [bedrijf 5] en de GGD om een beter ventilatiesysteem aan te brengen een schending van de op Actium rustende zorgplicht en een gebrek met zich brengt. Nu niet is vastgesteld dat er sprake is van een gebrek, is het ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten dat Actium niet is overgegaan tot het aanbrengen van een beter ventilatiesysteem, zoals [eisers] subsidiair nog hebben gesteld. De drie door [eisers] overgelegde foto’s van (kennelijk) een CO2-meter, waarop hoge concentraties CO2 te zien zijn, kunnen het voorgaande niet anders maken. Nog los van het feit dat niet blijkt wanneer deze foto’s zijn genomen, is met de foto’s ook niet onderbouwd dat er sprake is van een gebrek (piek) dat [eisers] niet kan worden toegerekend. Ook de stelling van [eisers] ter zitting, dat ook in de nacht om 03.30 uur waarden van 5000 PPM zijn gemeten, is om dezelfde reden onvoldoende om anders te kunnen oordelen. Tot slot kan de door [eisers] overgelegde “ventilatieverklaring” het voorgaande eveneens niet anders maken. Afgezet tegen het gemotiveerde verweer van Actium is ook deze niet nader onderbouwde (partij)verklaring onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Om de hiervoor genoemde redenen gaat de kantonrechter dan ook aan de stelling van [eisers] ten aanzien van de CO2-concentraties voorbij. [eisers] hebben op dit punt ook geen specifiek bewijsaanbod gedaan en zullen niet alsnog tot bewijslevering worden toegelaten.
4.33.
Het voorgaande maakt dat de vorderingen van [eisers] voor zover die zien op de stellingen ten aanzien van de CO2-concentraties zullen worden afgewezen.
3. Schimmel
4.34.
Tot slot hebben [eisers] gesteld dat er sprake is van een ongezond binnenklimaat omdat er sprake is van bovenmatige schimmelvorming in de badkamer, die zich bovendien uitbreidt naar de grote slaapkamer. Ter onderbouwing van deze stelling hebben [eisers] bij dagvaarding foto’s overgelegd, waarop te zien is dat op het plafond van de badkamer en langs de kozijnen van de slaapkamer zwarte schimmel aanwezig is. De stelling van [eisers] is dat de oorzaak van de schimmel is gelegen in de mechanische ventilatie in de badkamer, die volgens hen onvoldoende capaciteit heeft. Daarom is er sprake van een gebrek, aldus [eisers] Deze stelling is gemotiveerd door Actium betwist. In dat kader heeft Actium gewezen op het rapport van de Huurcommissie. Actium heeft aangevoerd dat hieruit volgt dat de Huurcommissie niet heeft kunnen vaststellen wat de oorzaak van de schimmelvorming is, maar wel tot de conclusie is gekomen dat de mechanische ventilatie voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit stelt.
4.35.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de Huurcommissie in haar rapport heeft vermeld dat zij ernstige schimmelvorming op het plafond heeft geconstateerd, heeft zij ook geconstateerd dat de ventilatiecapaciteit in de badkamer ruim voldoende is. De Huurcommissie heeft in haar rapport vermeld dat met een debietmeter is gemeten dat de ventilatiecapaciteit van de badkamer 22,8 liter per seconde is, terwijl het Bouwbesluit 14 liter per seconde eist. Naar de kantonrechter begrijpt heeft de Huurcommissie daarmee gedoeld op artikel 3.38 lid 4 van het Bouwbesluit, waarin is bepaald dat een badruimte een voorziening voor luchtverversing heeft met een capaciteit van ten minste 14 dm3/s (omgerekend 14 liter per seconde). Daarbij heeft de Huurcommissie ook vermeld dat zij de situatie niet direct kan liëren aan een gebrek.
4.36.
Naar het oordeel van de kantonrechter maken de onderbouwde betwisting van Actium en - in dat verband - de bevindingen van de Huurcommissie dat de stelling van [eisers] op het punt van de schimmel niet gevolgd kan worden. [eisers] stellen immers dat de schimmel (enkel) de oorzaak is van de mechanische ventilatie die onvoldoende capaciteit zou hebben. Gelet op voornoemde onderbouwde betwisting had het echter op de weg van [eisers] gelegen om hun stelling nader te onderbouwen, hetgeen zij hebben nagelaten. Hoewel de kantonrechter het heel vervelend vindt dat [eisers] te maken hebben met een hardnekkige schimmel met alle gevolgen voor hun van dien, kan zij niet anders dan het gevorderde onder r.o. 3.1. onder II. afwijzen. Het voorgaande maakt immers dat het niet is vast komen te staan dat er op het punt van de schimmel sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW.
4. Tocht
4.37.
Naast gebreken als gevolg van een ongezond binnenklimaat, hebben [eisers] ook gesteld dat er sprake is van bovenmatige tocht in de woning. “
De wind waait over je handen als je aan de eettafel zit”, aldus [eisers] Dit levert een gebrek op en dit maakt dat de woning ook lastig op temperatuur te krijgen is volgens [eisers] onderbouwen hun stelling door op de rapporten van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] te wijzen. Uit de luchtdoorstroommeting (BlowerDoortest) van [bedrijf 2] volgt onder meer dat de woning 304 liter lucht per seconde verliest. [eisers] stellen dat dit hoger is dan de krachtens artikel 5.3 Bouwbesluit voor nieuwbouw geldende bovengrens van 200 liter per seconde.
4.38.
Actium betwist dat er sprake is van een gebrek vanwege overmatige tocht. Daarbij heeft Actium gewezen op het feit dat de woning gebouwd is in 1973. Gelet daarop zijn de onderzoeksresultaten van [bedrijf 2] niet bruikbaar c.q. representatief voor de woning, aldus Actium. De luchtdoorstroommeting is immers ten onrechte op basis van ventilatie- en kierdichtheidsnormen voor nieuwbouwwoningen uitgevoerd. Voor het overige hebben [eisers] nagelaten te onderbouwen op grond waarvan de vermeende luchtlekkages c.q. het niet luchtdicht zijn van de woning kunnen c.q. kan worden aangemerkt als een gebrek. Op [eisers] rust in dat verband de bewijslast, aldus Actium.
Afspraken in het gespreksverslag en afgesproken werkzaamheden
4.39.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eisers] aanvullend gesteld dat [eisers] zich realiseren dat zij met de verkeerde norm (de nieuwbouwnorm) meten, maar dat zij hun vordering in dit verband ook baseren op een door hen overgelegd gespreksverslag van 17 mei 2022. De kantonrechter overweegt dat in dit gespreksverslag is opgenomen welke werkzaamheden er in opdracht van Actium uitgevoerd zouden worden aan de woning aan de Hunsingostraat 9 te Assen. Het ging onder meer om werkzaamheden die het tochtprobleem zouden moeten oplossen. Voornoemde woning betreft echter de vervangende woning waarover partijen in 2022 met elkaar in gesprek waren. Actium heeft in haar conclusie van antwoord erkend dat zij tot deze werkzaamheden zou overgaan, maar dat zij zich hiermee niet heeft verplicht om deze werkzaamheden ook in de huidige woning uit te voeren. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eisers] hun stelling dat Actium op grond van het gespreksverslag voornoemde werkzaamheden zou moeten uitvoeren in de (huidige) woning, onvoldoende onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Actium had dit wel op hun weg gelegen, bijvoorbeeld door het overleggen van een schriftelijk stuk waaruit blijkt dat Actium toezegt ook in de (huidige) woning voornoemde werkzaamheden uit te voeren. Nu [eisers] dit hebben nagelaten, gaat de kantonrechter voorbij aan hun stelling op dit punt.
4.40.
In dat verband hebben [eisers] ook nog gesteld dat het afdichten van de kieren op de zolder onderdeel was van de voor januari 2022 geplande werkzaamheden, die volgens hen destijds zijn uitgesteld en nimmer zijn uitgevoerd. Ook deze stelling heeft Actium gemotiveerd weersproken: volgens haar hebben deze werkzaamheden wel degelijk plaatsgevonden. Zij wijst in dit verband op de door haar overgelegde factuur van aannemingsbedrijf [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ) van 15 maart 2022. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit deze factuur echter niet dat Actium ook daadwerkelijk de in de e-mail van 16 december 2021 genoemde werkzaamheden (plaatsen isovlas en herstellen lekkages) heeft laten uitvoeren door [bedrijf 6] . De kantonrechter kan Actium dan ook niet in haar betwisting volgen. Uit de factuur blijkt slechts dat er gedurende zes uren werk is verricht door werknemers van [bedrijf 6] . Gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt de bewijslast van de stelling dat de werkzaamheden wel degelijk zijn uitgevoerd, op Actium. Nu zij geen specifiek bewijsaanbod op dit punt heeft gedaan, gaat de kantonrechter ervan uit dat de voornoemde werkzaamheden niet zijn verricht. Voor zover Actium zich nog op het standpunt heeft gesteld dat dit de eigen schuld is van [eisers] , gaat de kantonrechter hier niet in mee. Actium heeft zich in haar conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat [eisers] hun afspraken zouden afzeggen en zo het vinden van een oplossing in de weg zouden staan. Hoewel uit het dossier volgt dat meerdere gemaakte afspraken om werkzaamheden te verrichten niet zijn doorgegaan, heeft Actium gelet op de betwisting van [eisers] op dit punt onvoldoende aangetoond dat dit volledig aan [eisers] te wijten is. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eisers] met de bij akte overgelegde e-mails (producties 38 en 39) voldoende onderbouwd dat zij slechts eenmaal een afspraak hebben afgezegd en dat afspraken niet door zijn gegaan in verband met omstandigheden die niet aan hen te verwijten vallen. Zoals te lezen valt in voornoemde e-mails, was de oorzaak daarvan onder andere gelegen in het feit dat Actium niet in staat bleek een (vergunning voor) een opslagcontainer voor [eisers] te regelen.
Beoordeling of sprake is van een gebrek
4.41.
Voor de beoordeling van de vraag of de door [eisers] gestelde en met de rapporten van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] onderbouwde tocht te kwalificeren is als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, acht de kantonrechter het volgende van belang. In navolging van de kantonrechter te Amsterdam in zijn uitspraak van 2 februari 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:619) overweegt de kantonrechter dat het begrip “gebrek” in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW geen statisch begrip is. Ontwikkelingen in het gehuurde, maar ook in de omgeving, kunnen er toe leiden dat een gebrek ontstaat. Niet valt in te zien dat een omslag in denken in de samenleving over het te verwachten genot van een woning daar niet onder zou kunnen vallen. Wat in het verleden normaal was, hoeft dat vandaag niet meer te zijn en kan onder een gebrek als bedoeld in voornoemd artikel vallen.
4.42.
Actium heeft aangevoerd dat het hier gaat om een “
relatief oude woning uit 1973”. Daaraan kunnen en mogen niet dezelfde eisen worden gesteld als aan nieuwere c.q. nieuwbouwwoningen, aldus Actium. Ten aanzien van het afzetten van de onderzoeksresultaten van het luchtdichtheidsonderzoek van [bedrijf 2] tegen de norm voor nieuwbouw uit het Bouwbesluit is de kantonrechter het met deze stelling van Actium eens. Hoewel niet tussen partijen in geschil is dat er geen normen voor luchtdichtheid zijn voor bestaande bouw, is de kantonrechter van oordeel dat de nieuwbouwnorm niet representatief is voor een woning uit 1973. Daarbij komt dat het feit dat de woning gelet op haar ouderdom - bijvoorbeeld - beter geïsoleerd kan worden, niet maakt dat er direct sprake is van een gebrek. Het voorgaande neemt echter niet weg dat [eisers] naar het oordeel van de kantonrechter wel terecht wijzen op overige bevindingen van [bedrijf 2] en ook de bevindingen van [bedrijf 3] ten aanzien van de luchtdichtheid van de woning. [bedrijf 2] heeft namelijk geconcludeerd dat de bouwkundige aansluiting tussen het dak en de woningscheidende gevels “
zeer veel luchtlekkages” vertoont. Deze conclusie wordt onderschreven door de constatering van [bedrijf 3] op dit punt, dat er bij de gordingen bij de overgang van de woningscheidende muur en het dak “
openingen naar buiten zichtbaar” zijn. Ook heeft [bedrijf 3] in dit kader geconcludeerd dat er geen afdichting (bijvoorbeeld purschuim) aanwezig is bij de aansluiting van de muurplaat en het dak. [bedrijf 3] heeft ten aanzien daarvan vermeld dat, het “
zeer wel aan te nemen” is dat hier sprake is van tocht, vermoedelijk al vanaf het begin van de bouw. Daarbij heeft [bedrijf 3] ook vermeld dat, ondanks dat dit zeer veel voorkomt bij het soort woning als de woning van [eisers] , het volgens haar voor het woongenot en de beperking van de energiekosten van belang is deze naden af te dichten. Daarnaast heeft [bedrijf 2] geconcludeerd dat alle draaidelen en ventilatieroosters luchtlekkages vertonen. Dat dit juist de bedoeling is van ventilatieroosters omdat deze zijn bedoeld voor de luchttoevoer en/of -afvoer in de woning, zoals Actium heeft aangevoerd, maakt niet dat de kantonrechter de conclusie van [bedrijf 2] op dit punt onbruikbaar vindt. Blijkens het rapport gaat het om luchtlekkages
bijde draaidelen en ventilatieroosters. Dit volgt ook uit de oplossing die [bedrijf 2] aandraagt: de draaidelen voorzien van nieuwe afdichtingsrubbers. De kantonrechter gaat dan ook aan dit verweer van Actium voorbij.
4.43.
Hoewel de kantonrechter het gelet op het voorgaande dus deels met Actium eens is, is zij in dit verband ook van oordeel dat de norm over welk huurgenot in het verleden verwacht mocht worden, in dit geval niet meer de maatstaf vormt voor vandaag. Dat de oorzaken van de (ernstige) luchtlekkages het gevolg zouden zijn van de dakconstructies van de jaren ‘70 en daarom heel normaal zijn voor woningen uit de jaren ‘70, zoals Actium met zoveel woorden heeft aangevoerd, kan haar daarom niet baten. Naar het oordeel van de kantonrechter maken voornoemde conclusies van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] dat er sprake is van gebreken aan het dak en aan de draaidelen en de ventilatieroosters in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter begrijpt dat Actium als woningstichting kritisch dient te zijn op haar financiële middelen, zoals zij ter zitting heeft aangevoerd, maar dit kan het voorgaande niet anders maken. Ondanks de ouderdom van de woning, hoeven [eisers] naar de maatstaven van vandaag niet de (ernstige) mate van tocht die blijkt uit voornoemde rapporten te verwachten van een goed onderhouden woning uit 1973.
4.44.
Ondanks het voorgaande heeft de kantonrechter geen aanleiding om de open verbinding (trappenhuis) met de zolder eveneens als een gebrek aan te merken in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. De kantonrechter overweegt in dat kader als volgt. Ter zitting hebben [eisers] erop gewezen dat [bedrijf 4] een “rooktest” heeft uitgevoerd. De kantonrechter stelt vast dat [bedrijf 4] inderdaad een test heeft uitgevoerd waarbij zij door middel van rook luchtstromen in het trappengat in kaart heeft gebracht. De conclusie van [bedrijf 4] is dat er een koude luchtstroom van de eerste verdieping langs de trap naar beneden komt, die zich een weg vindt naar de bank waar [eisers] vaak zitten. De “
enorme temperatuurverschillen” tussen de woonkamer en de eerste verdieping zijn hiervan de oorzaak, aldus [bedrijf 4] . Voornoemde bevindingen van [bedrijf 4] worden onderschreven door het rapport van [bedrijf 2] en het rapport van de Huurcommissie, waarin staat vermeld dat er vanwege de open verbinding een gevoel van tocht kan ontstaan door de luchtverplaatsing van warme en koude lucht. Hoewel uit het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam volgt dat [eisers] last kunnen hebben van tocht, is de oorzaak daarvan gelegen in de bouwstijl van de woning. Daarbij merkt de kantonrechter op dat ook de Huurcommissie heeft geconstateerd dat dit “
niet een ongebruikelijke situatie[is]
voor de bouwperiode van de woning” en “
In die periode[de jaren ‘70, toevoeging kantonrechter]
werden woningen vaker voorzien van een open trappenhuis”. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet het open trappenhuis niet aan de vereisten van artikel 7:204 lid 2 BW. Het betreft immers geen omstandigheid waardoor de woning niet aan [eisers] het genot kan verschaffen dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst mochten verwachten van een goed onderhouden woning uit 1973. Daarbij komt dat [eisers] voor het sluiten van de huurovereenkomst - anders dan ten aanzien van de tocht door het dak - hadden kunnen voorzien dat het open trappenhuis tocht met zich zou kunnen brengen. De kantonrechter zal de vorderingen voor zover die zien op het open trappenhuis afwijzen.
4.45.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vordering zoals vermeld in r.o. 3.1. onder III. a) en b) in haar eindvonnis geheel toewijzen, met dien verstande dat ten aanzien van de ventilatieroosters zal worden beslist dat deze niet hoeven te worden voorzien van nieuwe, dikkere afdichtingsrubbers, nu [bedrijf 2] dit ook niet heeft geadviseerd. Het gevorderde in r.o. 3.1. onder III. c) en d) zal worden afgewezen, omdat dit ziet op de open verbinding met de zolder.
Schadevergoedingen
4.46.
In verband met de gestelde gebreken hebben [eisers] ook gesteld dat zij schade hebben geleden. De schadevorderingen van [eisers] zullen in het navolgende door de kantonrechter worden beoordeeld.
4.47.
Bij de beoordeling van alle gevorderde schadevergoedingen stelt de kantonrechter het volgende voorop. Op grond van artikel 7:208 BW moet de verhuurder de door een gebrek veroorzaakte schade vergoeden, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, of indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen.
1. Schadevergoeding – stookkosten: € 2.339,60
4.48.
[eisers] stellen dat zij zich geconfronteerd zagen met extra stookkosten, omdat de woning als gevolg van de gebrekkige luchtdichtheid lastig warm te krijgen is. Dit effect wordt nog eens versterkt doordat de formaldehydeconcentraties verplichten tot een forse ventilatie, aldus [eisers] De extra stookkosten die zij hebben moeten maken, dienen volgens [eisers] als schade op grond van artikel 7:208 BW door Actium vergoed te worden. Actium betwist dat zij deze kosten verschuldigd is. Primair omdat er geen sprake is van een gebrek, aldus Actium, subsidiair omdat het vereiste causale verband ontbreekt. Actium voert aan dat uit niets blijkt dat het vermeende extra gasverbruik (volledig) aan (een tekortkoming van) Actium is te wijten. Daarnaast betwist Actium de hoogte van de gepretendeerde schade. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.49.
[eisers] hebben hun stelling dat zij extra stookkosten hebben moeten maken, onderbouwd door het overleggen van een aantal jaar- en eindnota’s van energiemaatschappijen waarmee zij een contract hebben of hadden. Vervolgens hebben zij het gasverbruik in deze nota’s vergeleken met het gemiddelde jaarverbruik van gas volgens het Nibud (dat is volgens hen 1.190 m3). Vervolgens hebben zij hun vordering gebaseerd op het verschil tussen het daadwerkelijke verbruik en het gemiddelde jaarverbruik. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eisers] toegelicht dat het extra verbruik valt af te leiden uit het directe verband tussen het extra moeten stoken vanwege de tocht en de kosten die daaruit voortvloeien.
4.50.
De kantonrechter heeft reeds hiervoor geoordeeld dat er ten aanzien van de tocht sprake is van een gebrek. Hoewel de kantonrechter in beginsel wil aannemen dat [eisers] (in ieder geval) door de tocht in de woning ook geconfronteerd worden met hogere stookkosten en in die zin een causaal verband voor de hand ligt, kan de kantonrechter de vordering op dit punt hoe dan ook niet toewijzen. Actium heeft zich naar het oordeel van de kantonrechter terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat er sprake is van extra c.q. meer stookkosten dan normaal, rekening houdend met de werkelijke feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd gesteld dat het door hen gestelde landelijke gemiddelde ook voor de werkelijke feiten en omstandigheden van hun geval representatief is. Zo is niet toegelicht dat en op basis waarvan het gemiddelde van 1.190 m3 aan gas per jaar representatief is voor een eengezinswoning waarin een vierpersoonshuishouden zoals dat van [eisers] woont. Op grond van het voorgaande is de hoogte van de vordering naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd, terwijl een nadere onderbouwing gelet op de gemotiveerde betwisting van Actium wel op de weg van [eisers] had gelegen. Nu zij dit hebben nagelaten, zal de vordering worden afgewezen. De toelichting van de gemachtigde van [eisers] ter zitting, dat hij geen referentie van eerdere stookmomenten heeft, kan dit niet anders maken.
2. Schadevergoeding – laminaatvloer: € 2.150,82
4.51.
Ook hebben [eisers] aangevoerd dat zij schade hebben geleden omdat zij op 4 december 2020 een lekkage in de radiatorkraan in de keuken hebben ontdekt. Deze kraan heeft geen gootsteen of wasbak, waardoor het water direct op en onder de laminaatvloer terechtkwam en deze vloer beschadigd is geraakt. Omdat [eisers] deze kraan niet zelf konden herstellen, is er sprake van een gebrek, aldus [eisers] De gehele vloer dient volgens hen vervangen te worden omdat de vloer is doorgelegd. [eisers] hebben hun (op dit punt gewijzigde) vordering onderbouwd door het overleggen van een offerte van Online Vloerenspecialist waarin is vermeld dat de kosten voor vervanging van de vloer € 2.150,82 inclusief btw bedragen. Uit de toelichting van [eisers] ter zitting volgt dat dit bedrag tevens ziet op de vervanging van de (gehele) vloer op de eerste verdieping.
4.52.
Actium betwist dat er sprake is geweest van een gebrek, althans dat ten gevolge daarvan schade is ontstaan. Zij wijst in dit verband ook op haar algemene huurvoorwaarden, waarin is bepaald dat zij niet aansprakelijk is voor gevolgschade, behoudens opzet of grove schuld (artikel 17.1). Voor zover [eisers] al een beroep toekomt op artikel 7:208 BW, voert Actium aan dat het enkele intreden van een gebrek niet voldoende is voor het aannemen van aansprakelijkheid van de verhuurder voor gevolgschade. Daarvoor moet verwijtbaar gedrag van de verhuurder vast komen te staan en Actium betwist dat daarvan sprake is. Daarnaast betwist Actium de aanwezigheid van een causaal verband en tot slot voert Actium ook verweer tegen de gevorderde schade en de hoogte daarvan.
Laminaatvloer begane grond
4.53.
De kantonrechter overweegt dat
alsde lekkende kraan al een gebrek oplevert dat aan Actium kan worden toegerekend, de vordering hoe dan ook niet kan worden toegewezen. Dit heeft ermee te maken dat [eisers] onvoldoende onderbouwd hebben gesteld dat schade aan de laminaatvloer is ontstaan. [eisers] hebben hun stelling onderbouwd met een bij productie 33 overgelegde foto van de kraan en de laminaatvloer. Naar de kantonrechter begrijpt zou daaruit de schade aan de vloer moeten blijken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Actium terecht aangevoerd dat op deze foto in het geheel geen schade aan de vloer zichtbaar is. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat [eisers] ook bij productie 31 bij de dagvaarding foto’s van een vloer hebben gevoegd. Voor zover [eisers] hebben willen stellen dat uit deze foto’s de als gevolg van de lekkende kraan ontstane schade aan de vloer blijkt, is de kantonrechter het met Actium eens dat ook dit niet kan opgaan. Op geen enkele wijze is onderbouwd dat de schade die te zien is op die foto’s het directe gevolg zou zijn van de lekkende kraan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat op basis van die foto’s geen causaal verband kan worden aangenomen tussen de lekkende kraan en de gestelde schade aan de vloer. De vordering ten aanzien van de vloer op de begane grond zal dan ook worden afgewezen.
Laminaatvloer eerste verdieping
4.54.
Actium betwist dat de laminaatvloer op de eerste verdieping als gevolg van de lekkende kraan op de begane grond dient te worden vervangen. Bij akte en ter zitting hebben [eisers] hun vordering ten aanzien van de eerste verdieping toegelicht door erop te wijzen dat de schade aan die vloer is ontstaan doordat een vaste kast is verwijderd vanwege de lekkage in de badkamer. De spaanplaatwanden van deze kast waren nat en bij het verwijderen van deze kast is ook een gedeelte van de vloer verwijderd, aldus [eisers] Hierdoor is er nu een kale betonplek zichtbaar en heeft Actium de situatie volgens [eisers] niet volledig hersteld na de verwijdering van de kast.
4.55.
Ter zitting heeft Actium niet betwist dat als gevolg van de lekkage in de badkamer een vaste kast is verwijderd en dat er als gevolg daarvan een gedeelte van de laminaatvloer verwijderd moest worden. Actium heeft wel betwist dat er sprake is van een gebrek. De kantonrechter overweegt echter dat er wel degelijk sprake was van een gebrek en dat aan de vereisten van artikel 7:208 BW wordt voldaan. Juist omdat de schade aan de laminaatvloer is veroorzaakt door de lekkage die zich in de badkamer heeft voorgedaan (en waarvan niet in geschil is dat die schade aan Actium toe te rekenen valt), komt de gevorderde schade in beginsel voor toekenning in aanmerking. De kantonrechter stelt vervolgens vast dat Actium ter zitting niet heeft betwist dat als gevolg van deze schade, de gehele laminaatvloer op de eerste verdieping dient te worden vervangen. Daarom zal de kantonrechter de vordering toewijzen, met dien verstande dat daarbij rekening zal moeten worden gehouden met de door Actium gestelde en niet door [eisers] betwiste “nieuw-voor-oud”-correctie. Nu Actium niet heeft toegelicht hoe deze correctie er volgens haar uit moet zien, stelt de kantonrechter partijen in de gelegenheid om zich hier bij akte nader over uit te laten. Ten eerste dienen [eisers] bij akte onderbouwd aan te geven hoe oud de vloer is. Daarna zal Actium in de gelegenheid worden gesteld om op het punt van de toepassing van de “nieuw-voor-oud”-correctie een akte te nemen. Tot slot zullen [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om hier bij akte op te reageren.
3. Schadevergoeding – vaatwasmachine: € 280,00
4.56.
[eisers] stellen dat als gevolg van de indeling van de keuken de vaatwasmachine in de bijkeuken geplaatst moest worden. Doordat de bijkeuken niet-geïsoleerde ruimte betreft die niet verwarmd is, zijn de leidingen in de winter van 2021 bevroren, als gevolg waarvan de vaatwasmachine defect is geraakt, aldus [eisers] Omdat [eisers] een nieuwe vaatwasmachine hebben moeten aanschaffen, is Actium volgens hen gehouden de daarmee gepaarde kosten te betalen. Actium betwist dat zij deze kosten aan [eisers] verschuldigd is. Volgens Actium is er geen sprake van een bijkeuken, maar van een berging. Los van het feit dat [eisers] niet expliciet hebben gesteld om welk gebrek het zou gaan, is er hoe dan ook geen sprake van een gebrek, aldus Actium. Daarnaast hebben [eisers] niet onderbouwd in hoeverre is voldaan aan de vereisten van artikel 7:208 BW en dat er sprake is van een causaal verband.
4.57.
De kantonrechter is van oordeel dat reeds vanwege het feit dat [eisers] gesteld noch onderbouwd hebben door wat voor, aan Actium toe te rekenen, gebrek hun gestelde schade is ontstaan, hun vordering voor afwijzing gereed ligt. Ook indien er uit wordt gegaan van de stelling dat het gebrek is gelegen in de bijkeuken/berging van de woning omdat die niet geïsoleerd en niet verwarmd is, leidt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet tot een ander oordeel. In dat geval is immers - zoals Actium ook heeft aangevoerd - niet onderbouwd op grond waarvan dit een gebrek is. Het had op de weg van [eisers] gelegen om bijvoorbeeld met stukken te onderbouwen dat de staat van deze ruimte een inbreuk oplevert op het genot dat zij als huurders van de woning mochten verwachten. Nu deze onderbouwing ontbreekt, terwijl Actium gemotiveerd heeft betwist dat er sprake is van een gebrek, kan de kantonrechter [eisers] niet in hun stelling volgen. De (enkele) stelling van [eisers] ter zitting dat de bijkeuken/berging een logische plek zou zijn voor de vaatwasser omdat daar een kraan met een waterafvoer zit, is onvoldoende om anders te kunnen oordelen. Gesteld noch gebleken is dat deze kraan met waterafvoer door Actium is aangelegd. Dit is echter ook niet van belang, omdat Actium naar het oordeel van de kantonrechter in dit verband terecht heeft aangevoerd dat [eisers] er zelf voor gekozen hebben om de vaatwasser in een ruimte te plaatsen die niet geïsoleerd en niet verwarmd is. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het een feit van algemene bekendheid is dat leidingen kunnen bevriezen in ruimten die niet verwarmd en niet geïsoleerd zijn. De kantonrechter zal de vordering van [eisers] ten aanzien van de vaatwasmachine dan ook afwijzen.
4. Schadevergoeding – immateriële schade: € 4.500,00, subsidiair naar billijkheid
4.58.
[eisers] vorderen een bedrag van (primair) in totaal € 4.500,00 aan immateriële schadevergoeding. De grondslag van deze vordering is artikel 6:106 BW. [eisers] baseren hun vordering op de door hen als gevolg van de gebreken ervaren gezondheidsklachten, voortdurende angst en vrees vanwege het feit dat zij aan kankerverwekkende formaldehyde worden blootgesteld en het grote praktische ongemak dat gepaard gaat met het uit laten voeren van vijf onderzoeken. Daarnaast spelen andere omstandigheden “
een elkaar versterkende rol in de frustratie en het leed”, aldus [eisers] Ten eerste is hen tweemaal een vervangende woonruimte aangeboden, maar bij beide keren zat er volgens [eisers] een adder onder het gras en hebben zij geen vervangende woning toegekend gekregen. Ten tweede hebben zij 22 weken geen gebruik kunnen maken van de slaapkamer. Ten derde zijn de aangekondigde en ingeplande werkzaamheden alsnog niet uitgevoerd toen de gesprekken omtrent de vervangende woning in 2022 waren stukgelopen. Ten vierde heeft Actium onderzoeksbureaus ingeschakeld, om vervolgens de adviezen van deze bureaus geheel of grotendeels terzijde te schuiven. Tot slot bewonen [eisers] al jaren een woning waarvan zij dagelijks ervaren dat deze slecht is voor hun gezondheid. Er is volgens hen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van het “sickbuildingsyndroom”. Voor de hoogte van de vordering hebben [eisers] aansluiting gezocht bij een arrest van het gerechtshof Den Bosch van 15 september 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:3587).
4.59.
Actium betwist dat [eisers] immateriële schade hebben geleden. Daartoe voert zij primair aan dat [eisers] hebben nagelaten te stellen en te onderbouwen waarop zij hun vordering baseren. Voor zover de vordering gebaseerd is op artikel 7:208 BW, betwist Actium dat er sprake is van een of meer gebreken en betwist zij dat sprake is van een causaal verband tussen deze gebreken en de vermeende schade. [eisers] hebben hun vordering daarnaast niet met stukken onderbouwd.
4.60.
Bij de beoordeling van de immateriële schadevergoeding stelt de kantonrechter het volgende voorop. Op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW hebben [eisers] recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien vaststaat dat zij lichamelijk letsel hebben opgelopen of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast. Onder die laatste categorie valt in elk geval geestelijk letsel. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. [4] Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van bedoelde aantasting in zijn persoon sprake is. Het is aan de benadeelde om met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen dat een dergelijke situatie aan de orde is. [5]
4.61.
Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter het volgende. Op dit moment is nog niet duidelijk of de formaldehydeconcentraties in de woning een gebrek opleveren. Voor de situatie dat dit wel het geval is, heeft het volgende te gelden. Ten eerste onderbouwen [eisers] hun vordering op basis van de door hen gestelde lichamelijke gezondheidsklachten. Met Actium c.s. is de kantonrechter echter van oordeel dat deze gestelde gezondheidsklachten niet door [eisers] met medische stukken worden onderbouwd. Nu Actium heeft betwist dat [eisers] aan gezondheidsklachten lijden als gevolg van de blootstelling aan formaldehyde, had dit echter wel op hun weg gelegen. Ter zitting hebben [eisers] in dat kader gesteld dat formaldehydeconcentraties moeilijk in het bloed aan te tonen zijn. Zij hebben hun klachten - en (ook) het in dat verband door hen gestelde bestaan van het “sickbuildingsyndroom” - echter in het geheel niet onderbouwd. Het had op hun weg gelegen om - bijvoorbeeld - aan de hand van een verklaring van een arts aan te tonen dat de longklachten die Fischer vanaf zijn geboorte stelt te hebben, vanaf het moment dat [eisers] in de woning zijn getrokken, zijn toegenomen. Nu elke onderbouwing echter ontbreekt, kan de immateriële schadevordering niet op basis van de door [eisers] gestelde lichamelijke gezondheidsklachten worden toegewezen.
4.62.
Ten tweede onderbouwen [eisers] hun vordering op basis van de door hen gestelde angst en vrees als gevolg van de formaldehydeblootstelling. De kantonrechter begrijpt deze vordering zo, dat [eisers] vergoeding van nadeel vordert wegens de aantasting in hun persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 BW. Voor zover [eisers] daarmee hebben willen aantonen dat sprake is van geestelijk letsel, kan hun beroep op voornoemd artikel niet opgaan. Nog los van het feit dat op dit moment nog niet vastgesteld is of er sprake is van een formaldehydeblootstelling die een gebrek oplevert, kan de kantonrechter niet tot een toekenning van de gevorderde schadevergoeding komen op grond van geestelijk letsel. Gelet op het in 4.60. vermelde wettelijke kader hebben [eisers] onvoldoende aan de hand van concrete gegevens onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. [eisers] hebben geen verklaring van een arts overgelegd of met gegevens uit bijvoorbeeld hun medisch dossier aangetoond dat zij zich in verband met psychische klachten tot een zorgverlener hebben gewend. De kantonrechter kan het bestaan van geestelijk letsel daarom niet naar objectieve maatstaven vaststellen.
4.63.
Voor zover [eisers] vergoeding van nadeel vorderen wegens aantasting in hun persoon op andere wijze (naast geestelijk letsel), overweegt de kantonrechter echter het volgende. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. [6] De kantonrechter kan op dit moment nog niet beoordelen of er in dit geval sprake is van een dergelijke normschending, omdat dit nog moet blijken uit de resultaten van de vervolgstappen die in deze zaak gezet moeten worden. De kantonrechter overweegt daarbij wel dat als blijkt dat er sprake is van overschrijding van de formaldehydenorm(en), het voorstelbaar is dat [eisers] daarvan angst en vrees hebben ondervonden en nog steeds ondervinden. De kantonrechter overweegt dat dit een aantasting in hun persoon kan opleveren. De kantonrechter zal in afwachting van de uitkomsten van de vervolgstappen de beoordeling van de gevorderde immateriële schadevergoeding op dit punt aanhouden.
4.64.
In de door [eisers] gestelde overige omstandigheden, zoals weergegeven in r.o. 4.58., ziet de kantonrechter geen aanleiding tot toekenning van een immateriële schadevergoeding. De kantonrechter begrijpt dat [eisers] hiermee (aanvullend) een beroep hebben willen doen op de aantasting in hun persoon op andere wijze. Actium heeft al deze omstandigheden echter gemotiveerd betwist. Nog los van het feit dat [eisers] niet hebben onderbouwd waarom er op grond van deze omstandigheden (aanvullend) sprake zou zijn van een aantasting in hun persoon op andere wijze, hebben zij nagelaten ook deze stellingen afzonderlijk (met stukken) nader te onderbouwen. Dit had echter, gelet op de gemotiveerde betwisting van Actium, wel op hun weg gelegen. Nu [eisers] dit hebben nagelaten, gaat de kantonrechter aan hun (aanvullend) gestelde omstandigheden voorbij.
Beroep op artikel 6:174 BW
4.65.
Tot slot stelt de kantonrechter vast dat [eisers] ook een beroep hebben gedaan op artikel 6:174 BW. De kantonrechter overweegt dat dit artikel ziet op de aansprakelijkheid van bezitters van opstallen. Volgens [eisers] handelt Actium, als bezitter van de woning (de opstal), onrechtmatig jegens hen op grond van dit artikel. Zij stellen in dit verband dat de woning niet voldoet aan de eisen die zij daaraan mogen stellen en dat dit een gevaar voor hun gezondheid oplevert dat zich heeft verwezenlijkt en zich nog altijd verwezenlijkt. Actium heeft gemotiveerd betwist dat zij op grond van dit artikel aansprakelijk gesteld kan worden. De kantonrechter overweegt dat [eisers] vervolgens hebben nagelaten nader te stellen en te onderbouwen welke door hen gestelde omstandigheid of omstandigheden maakt c.q. maken dat zij Actium aansprakelijk stellen op grond van voornoemd artikel. Nu [eisers] dit hebben nagelaten, gaat de kantonrechter aan hun beroep op artikel 6:174 BW voorbij.
Samenvatting vervolgstappen
4.66.
Zoals uit het voorgaande volgt is de kantonrechter ten aanzien van (in ieder geval) de in r.o. 4.20. vermelde vragen voornemens een deskundigenonderzoek te gelasten. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) voor te leggen vragen. Daarnaast zal Actium in de gelegenheid worden gesteld om ten aanzien van de zolder te voldoen aan haar verzwaarde stelplicht zoals overwogen in r.o. 4.26. Daarna zullen [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om hun stelling op dit punt te bewijzen. [eisers] zullen ook in de gelegenheid worden gesteld om bij akte aan te tonen hoe oud de vloer op de eerste verdieping is. Daarna zal Actium in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte over de “nieuw-voor-oud”-correctie als overwogen in r.o. 4.55. uit te laten. Tot slot zullen [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om hier bij antwoordakte op te reageren.
4.67.
De kantonrechter zal elke verdere beslissing in deze zaak aanhouden tot 1 januari 2025. De reden hiervoor is dat de kantonrechter in verband met een tijdelijke benoeming tot raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tussen 1 oktober 2024 en 1 januari 2025 tijdelijk niet bevoegd is om beslissingen in deze zaak te nemen. Gelet op de omvang van het dossier en de complexiteit van de zaak acht de kantonrechter het niet raadzaam om deze zaak over te dragen aan een collega-kantonrechter.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 10 september 2024voor akte na tussenvonnis, waarbij beide partijen zich kunnen uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) voor te leggen vragen;
5.2.
draagt Actium op om aan haar verzwaarde stelplicht als overwogen in r.o. 4.26. te voldoen op de in r.o. 5.1. vermelde roldatum, waarna [eisers] een termijn van vier weken krijgen om zich uit te laten over de wijze waarop zij ten aanzien van hun stelling met betrekking tot de zolder bewijs willen leveren (door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel);
5.3.
bepaalt dat, als [eisers] geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen;
5.4.
bepaalt dat, als [eisers] getuigen willen laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
januaritot en met
maart 2025dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. L.M.B. Soppe, in het gerechtsgebouw te Assen, Brinkstraat 4;
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
bepaalt dat, afhankelijk van het verloop van het getuigenverhoor, de zitting kan worden voortgezet als mondelinge behandeling voor het verkrijgen van inlichtingen of het beproeven van een schikking;
5.8.
bepaalt dat [eisers] op de in r.o. 5.1. vermelde roldatum bij akte dienen aan te tonen hoe oud de vloer op de eerste verdieping is, waarna Actium in de gelegenheid zal worden gesteld om zich uit te laten over hoe de “nieuw-voor-oud”-correctie ten aanzien van deze vloer volgens haar dient te worden toegepast. Daarna zullen [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij antwoordakte te reageren;
5.9.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024.

Voetnoten

1.Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van voorschriften met betrekking tot het bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken (Bouwbesluit 2012), Stb. 2011, 416, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 30 augustus 2023. Per 1 januari 2024 is het Bouwbesluit vervallen. Vanaf die datum geldt het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl). In artikel 6.26 van het Bbl is eveneens een maximumconcentratie van 120 μg/m3 voor een voor personen toegankelijke ruimte in een bouwwerk vastgesteld.
2.Met dien verstande dat [bedrijf 5] op vrijdag 16 september 2022 niet gedurende 24 uur heeft gemeten, maar tussen 09.15 uur en 06.00 uur de volgende ochtend (rapport [bedrijf 5] , paragraaf 5.2.1, p. 17).
3.Op pagina 8 van de dagvaarding hebben [eisers] de gemeten waarden door [bedrijf 4] in PPM omgerekend naar µg/m3. Deze berekening is niet door Actium betwist. Uit de berekening blijkt dat [bedrijf 4] 12 µg/m3 aan formaldehyde heeft gemeten in de woonkamer, 18 µg/m3 in de slaapkamer en 37 µg/m3 op de zolder.
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 23 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2551, r.o. 3.4.
5.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, r.o. 4.2.1. e.v.
6.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5.