ECLI:NL:RBNNE:2024:3529

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
23/1348
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het wijzigen van een winkelpand naar appartementen in Grijpskerk

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres, een eigenaresse van een pand in Grijpskerk, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een omgevingsvergunning. De aanvraag betrof de wijziging van een winkelpand naar drie appartementen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier heeft de vergunning op 10 mei 2022 geweigerd, en dit besluit is in een later stadium bevestigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de weigering van de omgevingsvergunning voldoende is gemotiveerd en dat het college in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het bouwplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank wijst erop dat de woon- en verblijfsruimten van het voorgestelde appartement niet zijn gericht op een woon- of leefstraat, wat een negatieve invloed heeft op de woon- en leefsituatie. Eiseres heeft ook betoogd dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, maar de rechtbank oordeelt dat de door eiseres aangehaalde vergelijkingen niet opgaan. De rechtbank bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Grijpskerk, eiseres

(gemachtigde: mr. A. Kwint),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, het college
(gemachtigden: M. Beukers en M. Kuik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunningvoor het veranderen van een winkelpand dat voorheen werd gebruikt voor detailhandel in drie (woon)appartementen.
1.1.
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 10 mei 2022 geweigerd. Met het bestreden besluit van 20 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de weigering gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van het college.
1.4.
Op 18 januari 2024 heeft eiseres nadere stukken ingediend en de rechtbank gevraagd het onderzoek te heropenen. De stukken zien op een ander perceel in Grijpskerk, waarvoor volgens eiseres ook een omgevingsvergunning is verleend met afwijking van het bestemmingsplan, voor het verbouwen van een winkel tot drie appartementen. Het onderzoek was echter al gesloten toen de stukken werden ingediend en de rechtbank heeft niet om deze stukken gevraagd. De stukken geven ook geen aanleiding het onderzoek te heropenen. Los van de vraag of de desbetreffende omgevingsvergunning (die zoals uit de stukken blijkt al in 2022 is gepubliceerd in het Gemeenteblad) niet eerder in deze procedure naar voren had kunnen worden gebracht, verschillen zowel de planologische situatie (andere bestemming) als de feitelijke situatie (woonhuis direct aan de overkant van de straat) in dat geval van de situatie waar het in deze procedure over gaat. De rechtbank wijst het verzoek daarom af, en zal de stukken niet bij de beoordeling betrekken.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is eigenaresse van het perceel met een pand aan [adres] [nummer] te Grijpskerk. In het pand was vroeger een drogist gevestigd. Het pand staat nu leeg.
2.1.
Eiseres heeft op 9 februari 2022 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend bij het college. Het bouwplan voorziet in het omzetten van het pand met een winkelfunctie (centrum, detailhandel) naar een woonfunctie (drie appartementen). Op de tekeningen staat vermeld dat woning nummer 2 en 3 zich aan de voorzijde op respectievelijk de beneden- en de bovenverdieping bevinden. Woning 1 bevindt zich aan de achterzijde.
2.2.
Het college heeft op 15 maart 2022 per brief een voornemen tot weigering van de gevraagde omgevingsvergunning aan eiseres kenbaar gemaakt.
2.3.
In het besluit van 10 mei 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
2.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit.
2.5.
De commissie bezwaarschriften heeft in haar advies het college geadviseerd het besluit van 10 mei 2022 te herroepen.
2.6.
In het bestreden besluit heeft het college het besluit van 10 mei 2022 in stand gelaten en het besluit nader gemotiveerd.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning voor het omzetten van pand van de functie centrum naar wonen (drie appartementen). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4.1. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Uit het overgangsrecht dat bij die wet hoort vloeit voort dat op deze zaak het recht van toepassing is dat gold voor 1 januari 2024.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is het geldend planologisch regime?
6. Het ter plaatse geldend planologisch regime is het bestemmingsplan Grijpskerk. Aan het perceel is de bestemming Centrum toegekend. De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere wonen, voor zover bestaand, en detailhandel. [1]
Wat is in geschil?
7. Tussen partijen is in geschil of het college de omgevingsvergunning heeft mogen weigeren.
Waarom heeft het college de vergunning geweigerd?
8. Uit het bestreden besluit leidt de rechtbank af dat het bouwplan, in het bijzonder woning 1, volgens het college zorgt voor een zowel stedenbouwkundig als ruimtelijk negatieve bijdrage, en niet voorziet in een goede woon- en leefsituatie, omdat de woon- en verblijfsruimte van woning 1 niet is gelegen aan een woon- of leefstraat. Een woon- of leefstraat is een straat waar hoofdzakelijk de woon- en verblijfsruimten van woningen op zijn gericht. Aan de Jonkerslaan, aan de zuidkant van het perceel, bevinden zich garages en achteringangen en geen andere woningen, en de straat doet dienst als laad- en losplaats. Daarom wordt deze straat niet beschouwd als leefstraat. In het besluit staat dat de Woonvisie Westerkwartier 2020 – 2025, vastgesteld op 24 maart 2021, als richtinggevend kader is gehanteerd.

Toetsingskader

9. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.
Heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning voldoende ruimtelijk onderbouwd?
10. Eiseres betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Zo betoogt eiseres dat het niet duidelijk is wat het college bedoelt met een “woon- en leefstraat” en zijn eis dat woning 1 op zo’n straat moet zijn gericht. Eiseres betoogt in dat licht dat de voordeur van woning 1 zich aan de voorkant van de woning, aan de [adres], bevindt en dat de verblijfsruimten van de woning uitzien op de Jonkerslaan, die ook moet worden aangemerkt als openbaar gebied. Verder betoogt eiseres dat het pand enkel binnenin wordt verbouwd en aan de buitenkant niet en dat het plan daarmee voor de omgeving in ruimtelijk opzicht niets verandert.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning voldoende gemotiveerd. De rechtbank zal dat hierna toelichten en daarbij ingaan op de beoordeling van het college ten aanzien de negatieve invloed van het bouwplan op de woon- en leefsituatie. De rechtbank zal in dat licht eveneens ingaan op de door het college onwenselijk geachte tweedelijnsbebouwing.
10.2.
Het college heeft ter zitting toegelicht dat woning 1 gezien moet worden als tweedelijnsbebouwing omdat deze woning geen woon- of verblijfsruimten aan de voorzijde van de woning, gericht op de [adres] , heeft maar alleen woon- of verblijfsruimten heeft die zijn gericht op de Jonkerslaan. Het deel van de Jonkerslaan, gelegen aan de achterkant van het perceel en parallel aan de [adres] , kent verder geen zelfstandige wooneenheden waarvan de leefruimten op de Jonkerslaan zijn gericht, aldus het college, maar kenmerkt zich door garagedeuren, dichte gevels en achteruitgangen. De overkant van de straat wordt gevormd door de, eveneens dichte, zijgevel van de Jumbo. Vanaf het perceel, vanuit het enige raam van woning 1 dat naar de straat is gekeerd, bestaat uitzicht op die gevel en onder een hoek op de parkeerplaats van de Jumbo. De rechtbank is van oordeel dat het college op grond van deze omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij heeft het college ook mogen betrekken dat de overige bebouwing aan de [adres] op die straat is georiënteerd, en dat de ruimte achter de hoofdgebouwen is ingevuld met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en tuinen, zodat het realiseren van een woning (vrijwel) volledig in dat gebied de heldere stedenbouwkundige structuur verstoort. Het argument van eiseres dat de voordeur op de [adres] is gericht, leidt om die reden dan ook niet tot een ander oordeel van de rechtbank. Ook het argument van eiseres dat de Jonkerslaan ook openbare ruimte is, kan de rechtbank om die reden niet volgen. Die door eiseres genoemde omstandigheden doen immers niet af aan het feit dat de woon- en verblijfsruimten van woning 1 niet op de [adres] zijn gericht.
10.3.
De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet dat, door de omstandigheden dat het uiterlijk van het pand niet verandert en alleen binnenin het pand de functie wordt gewijzigd van winkel naar drie zelfstandige wooneenheden, en er daarmee in ruimtelijk opzicht niets verandert. De rechtbank overweegt in dat licht dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat, bij een interne verbouwing zonder wijzigingen aan de buitenkant, een ander gebruik van een bedrijfsruimte als woning een andere ruimtelijke uitstraling heeft dan het bestaande gebruik. [2] Gelet op deze jurisprudentie bekeken vanuit hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 10.2 heeft overwogen, kan de rechtbank het betoog van eiseres niet volgen.
10.4.
De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt niet.
Handelt het college in strijd met het verbod op willekeur of het gelijkheidsbeginsel?
11. Eiseres stelt zich in het beroep op het standpunt dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiseres betoogt daartoe dat bij het pand aan de [adres] [nummer] de woon- en leefgedeelten ook niet op de [adres] zijn gericht. Verder betoogt eiseres dat in het pand aan de [adres] [nummer] ook een appartement op de achterzijde is gericht en ook de ingang van deze woning zich niet aan de [adres] bevindt. Tot slot zet eiseres in het beroepschrift uiteen dat het college voor een pand aan de Dorpsstraat in Kommerzijl ook een omgevingsvergunning heeft verleend voor een woning die niet op een woon- en leefstraat is gericht.
11.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het verbod op willekeur of het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank volgt het verweer en hetgeen het college daarover ter zitting heeft toegelicht. De rechtbank leidt daaruit af dat de door eiseres genoemde gevallen in Grijpskerk niet vergelijkbaar zijn met de situatie waar het bouwplan op ziet. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het pand aan de [adres] 30 zich tussen het kernwinkelgebied aan de [adres] en de ingangzijde van de Jumbo bevindt en dat de woningen waar eiseres op doelt, hoewel de ingang net om de hoek van de Jonkerslaan is, met hun verblijfsruimten in hoofdzaak zijn gericht op de passage daartussen. Dit brengt met zich mee dat die woningen op een woon- en leefstraat zijn gericht, wat in het bouwplan met woning 1 niet het geval is. De situatie dat aan de [adres] [nummer] een omgevingsvergunning is verleend, betrof een gebonden bevoegdheid, doordat op het moment dat die vergunning werd verleend het bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan zodat de gevraagde omgevingsvergunning moest worden verleend. Ook de door eiseres genoemde situatie in Kommerzijl leidt niet tot een ander oordeel, omdat dat pand een andere functie had (een bouwbedrijf) en er sprake is van een andere planologische opzet en stedenbouwkundige structuur. De door eiseres genoemde gevallen kunnen daarom niet leiden tot een ander oordeel van de rechtbank. Het betoog slaagt niet.
Overig
12. De rechtbank zal niet nader ingaan op de argumenten van eiseres die zijn gericht op het Beleidskader Woningsplitsingen [3] , nu dat stuk op een latere datum is vastgesteld dan die waarop het bestreden besluit is genomen. Voor zover de beroepsgronden zijn gebaseerd op een vermeend gebrek in de motivering over de verenigbaarheid met de Woonvisie, zal de rechtbank daar ook niet verder op ingaan, omdat strijd met de Woonvisie niet meer aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6, onder a en b bestemmingsplan.
2.ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:522, r.o. 2.1.
3.Beleidskader Woningsplitsingen, transformatie gebouwen naar wonen en andere woonintiatieven, Gemeenteblad nummer 228439, mei 2023.