ECLI:NL:RBNNE:2024:3568

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
235928
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een kind na verbeterde opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 juli 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de grootste zorgen over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van het kind, die eerder bestonden door huiselijk geweld, in de afgelopen periode zijn weggenomen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangetoond bereid te zijn om aan zichzelf te werken en hulp te zoeken, wat de kinderrechter voldoende vertrouwen geeft in het vrijwillig kader. De kinderrechter concludeert dat niet aan de wettelijke eisen voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan, ondanks dat er nog zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind en het patroon van de moeder in haar partnerkeuzes. De kinderrechter benadrukt het belang van de bereidheid van de moeder om hulp te accepteren en de verbeteringen in de opvoedsituatie, wat leidt tot de beslissing om het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummer: C/18/235928 / JE RK 24-394
Datum uitspraak: 30 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
hierna te noemen "de Raad",
over
[naam kind],
geboren op [geboortedatum] 2022 in Het [geboorteplaats] ,
hierna te noemen " [naam kind] ".
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen "de moeder",
advocaat: mr. Y.M. Prins, kantoorhoudende in Groningen, en
[naam vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen "de vader".
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd in Groningen,
hierna te noemen "de GI".

1.Het procesverloop

1.1.
Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 juli 2024, dat door de kinderrechter op diezelfde dag is ontvangen. Daarin verzoekt de Raad om [naam kind] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren
1.2.
Op 17 juli 2024 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met [naam vertegenwoordiger] , namens de Raad, de moeder en haar advocaat en [naam vertegenwoordiger] en [naam vertegenwoordiger] , namens de GI. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft ten slotte bepaald dat deze beschikking zal worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2.
[naam kind] is een nu éénjarig meisje, dat is geboren uit de (voorhuwelijkse) relatie tussen de ouders. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [naam kind] uit. De ouders zijn sinds [datum huwelijk] 2022 met elkaar gehuwd.
2.3.
[naam kind] heeft twee (half)broers (mz.): [broer 1] , die zestien jaar oud is, en [broer 2] , die zes jaar oud is. Zij behoren ook tot haar gezin.
2.4.
Door het consultatiebureau is Team 290 ingezet, voor de communicatie tussen moeder en haar ex-partner (vader van [broer 2] ). Door Team 290 is het gezin (in juli 2023) aangemeld bij het Sociaal Team van de gemeente, vanwege meerdere zorgen over en/of hulpvragen in de opvoedsituatie, waaronder een overbelasting van de moeder en (het moeilijk kunnen omgaan met) het opstandige gedrag van [broer 2] .
2.5.
Door het Sociaal Team zijn eind september 2023 en begin november 2023 (opnieuw) veiligheidsafspraken gemaakt, in verband met incidenten van huiselijk geweld tussen de ouders. Het is de ouders beide keren niet gelukt om zich aan die afspraken te houden.
2.6.
Door het Sociaal Team is daarna eerst een maatschappelijk werker van Mensenwerk Hogeland ingezet en vervolgens, door de ontoereikendheid van die hulpverlening, X-Tense ingezet, gericht op de opvoedvaardigheden van de ouders en het verkrijgen van zicht op de gemaakte veiligheidsafspraken.
2.7.
Eind november 2023 heeft er een ruzie plaatsgevonden tussen [broer 1] en de vader, waarna de moeder, [naam kind] en [broer 2] naar een moeder-kindhuis zijn gegaan en [broer 1] is ondergebracht bij de ouders van zijn vriendin. De vader is in de echtelijke woning gebleven.
2.8.
Op 22 december 2023 heeft de moeder aangegeven de relatie met de vader te willen verbreken en op zoek te willen gaan naar een eigen woning.
2.9.
Op 29 december 2023 is de moeder met [naam kind] en [broer 2] teruggekeerd naar de echtelijke woning. [broer 1] is toen bij zijn voetbalcoach ondergebracht.
2.10.
Door het Sociaal Team is vervolgens een verzoek tot onderzoek bij de Raad ingediend, omdat er sprake was van een grillige samenwerking tussen de casemanager(s), de ouders en de ouders geen regie van de casemanager(s) accepteerden en gemaakte afspraken niet werden nagekomen.
2.11.
Op 23 januari 2024 heeft er een beschermtafeloverleg plaatsgevonden. Daarna is door de Raad besloten om een onderzoek te starten naar alle drie de kinderen.
2.12.
Door de Raad is onderzoek gedaan en is voor ieder van de kinderen een (apart) rapport opgesteld. Het rapport van [naam kind] is op 17 april 2024 opgesteld. Daarin is de Raad tot het besluit gekomen om, ondanks de zorgen, geen ondertoezichtstelling van [naam kind] te verzoeken, omdat de ouders op dat moment meewerkten aan de noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader, en de zaak over te dragen aan de gemeente.
2.13.
In mei 2024 zijn door de casemanager van de gemeente (opnieuw) zorgen over het gezin gemeld en is de Raad verzocht om opnieuw onderzoek te verrichten. De Raad heeft naar aanleiding daarvan een kort, aanvullend onderzoek verricht en op 26 juni 2024 een rapport ten aanzien van [naam kind] opgesteld. Daarin is de Raad tot het besluit gekomen om onderhavig verzoek bij de kinderrechter in te dienen.
2.14.
De moeder verblijft op dit moment met [naam kind] en [broer 2] bij opa mz. De vader verblijft in de echtelijke woning. [broer 1] verblijft tot op heden bij zijn voetbalcoach. De ouders hebben op dit moment geen contact met elkaar.

3.De beoordeling

Waar gaat het in deze zaak om?
3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [naam kind] onder toezicht moet worden gesteld van de GI, voor de door de Raad verzochte duur.
Wat staat er in de wet?
3.2.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 BW [naam kind] onder toezicht stellen van de GI, als (i) [naam kind] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, (ii) de zorg die nodig is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen door de ouders met gezag niet of niet in voldoende mate wordt geaccepteerd en/of benut en (iii) de verwachting bestaat dat binnen een voor [naam kind] en haar ontwikkeling aanvaardbare termijn de ouders, of één van hen, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding zelf weer aankunnen.
Wat vindt de Raad?
3.3.
De Raad vindt dat [naam kind] onder toezicht moet worden gesteld van de GI, voor de duur van een jaar. Volgens de Raad wordt [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, als gevolg van een chronisch onveilige, instabiele en spanningsvolle opvoedingssituatie waarin zij belast wordt met volwassenenproblematiek en blootgesteld wordt aan (verbale en fysieke) ruzies tussen de ouders, met meerdere wisselingen in woon- / opvoedsituatie tot gevolg. De Raad is bang dat [naam kind] zich daardoor angstig en onveilig voelt of gaat voelen, wat gevolgen heeft voor haar ontwikkeling op de langere termijn. Volgens de Raad is het vrijwillig kader ontoereikend gebleken om de ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] op te heffen. Er is een grillige samenwerking met de moeder en weinig zicht op haar situatie en opvoedershandelen en de moeder wordt in haar situatie zodanig overvraagd en overbelast, dat het haar niet lukt om van de hulpverlening te profiteren, ondanks dat zij wel open staat voor hulpverlening. De Raad heeft het vrijwillig kader kortgeleden nog een kans proberen te geven, maar die situatie is toen vrij snel geëscaleerd waardoor de Raad nu het gedwongen kader nodig vindt. Binnen dat kader dient volgens de Raad intensieve opvoedondersteuning te worden ingezet, om zicht te krijgen op het opvoedershandelen van de moeder en haar daarin hulp te bieden.
Wat vindt de moeder?
3.4.
De moeder vindt dat het verzoek van de Raad moet worden afgewezen. De moeder ziet niet in wat in deze situatie de toegevoegde waarde van een ondertoezichtstelling is en waar die maatregel toe moet leiden. Volgens de moeder was het probleem binnen het vrijwillig kader dat de ingezette hulpverlening niet aansloot bij haar hulpvraag en dat de hulpverlening die wel aansloot niet beschikbaar was, waardoor problemen niet werden opgelost. Zo zouden de ouders relatietherapie bij de Waag krijgen terwijl de moeder vooral uit de situatie van huiselijk geweld wilde komen en wilde voorkomen dat zij opnieuw in zo'n situatie zou terechtkomen en was de opname in het moeder-kindhuis voor de moeder geen houdbare situatie. Zij heeft zich tijdens die opname dan ook volledig klemgezet gevoeld, wat voor haar reden is geweest om weer terug te keren naar de echtelijke woning. Volgens de moeder is haar situatie nu anders, in die zin dat zij de relatie met de vader definitief heeft verbroken en een andere verblijfplek en ander werk heeft. Ook heeft zij (meer) inzicht in haar financiële situatie. Zij ervaart nu (meer) rust en vindt dat met het uiteengaan van de ouders een groot probleem is opgelost. De moeder ziet niet in waarom het gedwongen kader op dit moment nodig zou zijn. Zij vraagt zich af wat de concrete zorgen (nog) zijn, waarbij zij de zorgen rondom middelengebruik betwist en vindt dat enkel het onvoldoende zicht op haar opvoedsituatie niet maakt dat daar opvoedondersteuning moet worden ingezet, en stelt dat zij heeft meegewerkt aan alle hulpverlening en daarbij volledige openheid van zaken heeft gegeven. De moeder grijpt voldoende hulpverlening aan om de problemen op te lossen en is ook niet van plan om de hulpverlening stop te zetten. De moeder verzoekt daarom om het verzoek van de Raad af te wijzen. Ingeval een ondertoezichtstelling wel wordt uitgesproken, verzoekt de moeder om dit voor de beperkte duur van drie maanden te doen. Zij verwacht binnen die termijn haar situatie bestendig op orde te hebben.
Wat vindt de GI?
3.5.
De GI begrijpt het verzoek van de Raad en vindt met de Raad dat er regievoering in deze situatie nodig is. De GI is bereid om de ondertoezichtstelling van [naam kind] , bij toewijzing van het verzoek, uit te voeren en heeft hiervoor een jeugdbeschermer beschikbaar.
Wat beslist de kinderrechter?
3.6.
De kinderrechter constateert dat [naam kind] is opgegroeid in een zorgelijke opvoedsituatie, waarin sprake was van huiselijk geweld tussen de ouders - zowel verbaal als fysiek - en waarin de problematiek van de ouders (op meerdere gebieden) dusdanig op de voorgrond stond en dusdanig van invloed was op het opvoedershandelen en de beschikbaarheid van de ouders, dat de belangen en behoeften van [naam kind] ondergesneeuwd raakten. De kinderrechter constateert tegelijkertijd dat die opvoedsituatie recent is verbeterd, als gevolg van het uit elkaar gaan van de ouders. Zo is er al enige tijd geen sprake meer van huiselijk geweld waar [naam kind] aan blootgesteld wordt en is de moeder aan de slag gegaan met haar financiën en het regelen van (een urgentieverklaring voor) een eigen woning, waarbij zij eerst een tijdelijk onderkomen bij haar vader heeft geregeld. Die stappen hebben ertoe geleid dat in de opvoedsituatie bij de moeder, waar [naam kind] op dit moment opgroeit, (meer) rust en veiligheid is ontstaan. De moeder heeft daarmee laten zien dat zij, in tegenstelling tot eerder, de belangen van [naam kind] vooropstelt.
3.7.
Het voorgaande betekent dat de grootste zorg over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van [naam kind] op dit moment niet meer aanwezig is. Dit betekent echter niet zonder meer dat alle zorgen zijn weggenomen. Zo blijft het zorgelijk wat [naam kind] heeft meegemaakt in de relatie tussen de ouders en welk patroon de moeder laat zien in haar partnerkeuzes (met huiselijk geweld). Naar het oordeel van de kinderrechter kunnen deze aspecten als ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] worden aangemerkt. Andere aspecten die naar voren zijn gebracht, zoals het onvoldoende zicht op de opvoedsituatie en het opvoedershandelen van de moeder, middelengebruik en huisvesting, zijn naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende vastgesteld en/of onderbouwd om als ontwikkelingsbedreiging aan te kunnen merken of hangen samen met de echtscheiding waardoor die zullen worden ondervangen door de daarbij behorende procedure.
3.8.
De kinderrechter acht het in deze situatie van belang dat de moeder aan zichzelf gaat werken om te voorkomen dat zij opnieuw in een gewelddadige relatie terechtkomt en dat wordt bezien of [naam kind] hulp nodig heeft voor hetgeen zij in de opvoedsituatie heeft meegemaakt. Nu de moeder tijdens de mondelinge behandeling een duidelijke bereidheid daartoe heeft getoond, ziet de kinderrechter geen aanleiding om te twijfelen dat zij die hulpverlening in het vrijwillig kader zal inzetten en ook zal benutten. De moeder is gemotiveerd om haar situatie ten goede te veranderen en heeft daarin ook al stappen laten zien. Haar omstandigheden zijn nu anders dan voorheen, waardoor de kinderrechter verwacht dat het vrijwillig kader toereikend zal zijn voor de verder te zetten stappen.
3.9.
De kinderrechter komt daarmee tot de conclusie dat in deze situatie en op dit moment niet aan de wettelijke eisen voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. De kinderrechter zal daarom het verzoek daartoe afwijzen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Meesters-van Luijk, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024. De beschikking is ondertekend door de rolrechter.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
MMvR