ECLI:NL:RBNNE:2024:3667

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
LEE 23/3460
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de evenredigheid van de opgelegde boete

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een boete van € 550,- wegens het rijden zonder bestuurderskaart beoordeeld. De boete was opgelegd door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat op 15 november 2022, en het bezwaar van eiser werd bij het besluit van 6 juli 2023 afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de opgelegde boete onevenredig is. Eiser had op 22 november 2021, een dag voor de controle, zonder bestuurderskaart gereden. Hij erkent de overtreding, maar stelt dat dit niet opzettelijk was en dat hij de bestuurderskaart direct na de constatering heeft ingevoerd. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiser een professionele bestuurder is en de regels kent, de omstandigheden van de overtreding, zoals de korte duur en het feit dat hij de gereden kilometers handmatig heeft geregistreerd, aanleiding geven om de boete te halveren.

Uiteindelijk vernietigt de rechtbank het bestreden besluit en legt een boete van € 225,- op. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 184,- en de reiskosten van € 49,28 aan eiser vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van evenredigheid bij het opleggen van boetes in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (Inspectie Leefomgeving en Transport), verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.F. Peerdeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de oplegging van een boete van € 550,- wegens het rijden zonder bestuurderskaart.
1.1.
Met het besluit van 15 november 2022 heeft verweerder de boete opgelegd. Met het bestreden besluit van 6 juli 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beslissing van verweerder tot oplegging van de boete van € 550,-.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en dat een boete van € 225,- passend en geboden is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van een beboetbare overtreding?
4. Op 23 november 2021 is eiser met zijn vrachtwagen gecontroleerd door twee toezichthouders van de Landelijke Eenheid van de Politie tijdens een algemene controle op de naleving van de Arbeidstijdenwet. De toezichthouders hebben een boeterapport opgesteld.
5. Het opgestelde boeterapport vermeldt dat eiser een dag voor de controle, op 22 november 2021, vanaf 04:17 uur gedurende 45 minuten zonder bestuurderskaart heeft gereden. Verweerder stelt terecht dat eiser daarmee artikel 2:4:13 uit het Arbeidstijdenbesluit vervoer en artikel 34, eerste en vierde lid, van de Verordening 165/2014 betreffende tachografen in het wegvervoer heeft overtreden. Eiser erkent dat hij tijdens de genoemde periode zonder bestuurderskaart heeft gereden. Dat hij dit niet opzettelijk heeft gedaan, zoals hij heeft aangevoerd, doet er niet aan af dat hij daarmee de overtreding heeft begaan.
Is de boete evenredig?
6. Nu vaststaat dat de overtreding is begaan, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de hoogte van de opgelegde boete evenredig is.
6.1.
Eiser voert aan dat verweerder een te hoge boete heeft opgelegd, nu simpelweg sprake is van een vergissing. Na constatering dat hij zijn bestuurderskaart was vergeten in te voeren heeft hij dit alsnog direct gedaan en heeft hij de tijdsperiode dat hij zonder bestuurderskaart had gereden handmatig gedocumenteerd voordat hij de rest van zijn werkzaamheden hervatte. Een dag later was dit dan ook zichtbaar voor de toezichthouders bij de controle.
6.2.
Verweerder hanteert als uitgangspunt bij het niet gebruiken van de bestuurderskaart een boetebedrag van € 1100,-. Dit standaard-boetebedrag heeft verweerder vastgelegd in de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer). Vervolgens heeft verweerder overwogen dat eiser een professioneel bestuurder is van wie mag worden verwacht dat hij de bestuurderskaart gebruikt. Om deze reden gaat verweerder in beginsel uit van normale verwijtbaarheid en van het volledige boetebedrag. Gelet op de overige omstandigheden, zoals het feit dat slechts voor korte duur zonder bestuurderskaart is gereden, dat eiser niet eerder eenzelfde overtreding heeft begaan en dat eiser bovendien alsnog de tijden handmatig heeft geregistreerd, komt verweerder tot een halvering van dat bedrag, wat neer komt op de opgelegde boete van € 550,-.
6.2.1.
De rechtbank overweegt allereerst dat niet alle verwijtbaarheid ontbreekt. Eiser is immers een bestuurder die met regelmaat ritten maakt in een vrachtauto, in het bezit is van een bestuurderskaart en op de hoogte is van de geldende regels omtrent het gebruik van de bestuurderskaart. Gelet hierop kan niet worden afgezien van een boete. Voor wat betreft de hoogte van de boete zal ook de rechtbank zich oriënteren op de beleidsregel.
6.2.2.
De rechtbank stelt vast dat in het beleid van verweerder voor een andere overtreding, te weten het te vroeg verwijderen van de bestuurderskaart, ook een boetebedrag is opgenomen. Dit bedrag is € 450,-. De specifieke omstandigheden maken dat de situatie van eiser hiermee sterk vergelijkbaar is, in die zin dat eiser niet te vroeg de bestuurderskaart heeft verwijderd, maar juist te laat de bestuurderskaart heeft ingevoerd. Zoals hiervoor al is overwogen, is slechts gedurende korte tijd (te weten 45 minuten) de bestuurderskaart niet ingevoerd geweest. Eiser heeft ervoor gezorgd dat hij alsnog de afgelegde kilometers over die tijdsperiode heeft geregistreerd. Bovendien heeft hij direct daarna de bestuurderskaart ingevoerd voordat hij zijn werkzaamheden voortzette. De toezichthouders hebben tijdens de controle kennis kunnen nemen van deze handmatig geregistreerde gegevens, wat dus één van de doelen van de regelgeving, het kunnen controleren van de naleving van de rij- en rusttijden, alsnog mogelijk maakt. De rechtbank acht bovengenoemd in de beleidsregel genoemde boetebedrag voor het te vroeg verwijderen van de bestuurderskaart dan ook een juist uitgangspunt, en acht, gelet op de overige omstandigheden, een halvering van dit bedrag passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat aan eiser een boete van € 225,- wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Bovendien moet verweerder de gemaakte reiskosten aan eiser vergoeden. Dit gaat om een bedrag van € 49,28. Eiser heeft verder geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 juli 2023;
- herroept het besluit van 15 november 2022;
- stelt de hoogte van de te betalen boete vast op € 225,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder de reiskosten van € 49,28 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van I. Nauta, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EU) nr. 165/2014
Artikel 34
1. Voor iedere dag dat hij rijdt, vanaf het tijdstip waarop hij het voertuig overneemt, gebruikt de bestuurder registratiebladen of bestuurderskaarten. Het registratieblad of de bestuurderskaart wordt niet vóór het einde van de dagelijkse werktijd uit het apparaat genomen, tenzij dit anderszins is toegestaan of noodzakelijk is om na een grensoverschrijding het landsymbool in te voeren. Het registratieblad of de bestuurderskaart mag niet worden gebruikt voor een langere periode dan die waarvoor het blad of de kaart bestemd is.
(…)
4. Indien het voertuig dat met een digitale tachograaf is uitgerust, door meer dan één bestuurder wordt bemand, zorgt elke bestuurder ervoor dat zijn bestuurderskaart in de juiste lezer in de tachograaf is ingebracht.
Indien het voertuig dat met een analoge tachograaf is uitgerust, door meer dan één bestuurder wordt bemand, brengen de bestuurders op de registratiebladen de nodige wijzigingen aan zodat de relevante gegevens worden geregistreerd op het blad van de bestuurder die daadwerkelijk het voertuig bestuurt.
Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv)
Artikel 2.4:13
1. Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kunnen nadere regels worden gesteld, welke voor de uitvoering van verordening (EU) nr. 165/2014 noodzakelijk zijn.
2. Voor zover verordening (EG) nr. 561/2006 van toepassing is, is het verboden te handelen in strijd met de artikelen 1, eerste lid, tweede alinea, 3, eerste lid, 22, eerste, vierde en vijfde lid, 23, eerste lid, 26, lid 7 bis, 27, 29, tweede lid, 32, eerste tot en met vierde lid, 33, eerste en tweede lid, 34, behoudens het derde lid, onder b, tweede alinea, 35, 36, eerste en tweede lid, 37, eerste lid, eerste volzin en tweede lid van verordening (EU) nr. 165/2014.
(…)
Artikel 8:1
1. Het niet naleven van de artikelen 2.4:1, eerste tot en met vijfde lid, 2.4:2, eerste lid, 2.4:3, eerste lid, 2.4:4, 2.4:8 tot en met 2.4:10, 2.4:11, derde lid, 2.4:13, tweede tot en met zesde lid, 2.5:1, tweede, derde en zesde lid, 2.5:3, 2.5:4, tweede lid, 2.5:4a, vijfde en zesde lid, 2.5:5, derde lid, 2.5:6, eerste tot en met vierde lid, 2.5:7, zesde lid, 2.5:8, vijfde en zesde lid, 2.6:1, derde lid, 2.7:1 en 2.7:4, eerste en derde lid, alsmede het bepaalde krachtens de artikelen 2.4:1, zesde lid, 2.4:2, tweede lid, 2.4:3, derde lid, 2.4:12, onderdelen e, f en g, of 2.4:13, eerste lid, levert een overtreding op.
Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer)
Bijlage 1 Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wegvervoer (boetecatalogus) als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer) 2022
Feitcode
Overtreden bepaling
Omschrijving overtreding
Normadressaat
Boeten in €
Direct beboetbaar bij transportinspectie
B 2.4.5 (12a)
art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;
(…)
Het niet gebruik maken van een bestuurderskaart
Bestuurder
1.100,-
Ja
B 2.4:5 (12b)
art. 2.4:13, tweede lid, Atbv jo art. 34, eerste lid, Vo 165/2014;
(…)
Het voortijdig uithalen registratiebladen of bestuurderskaart, voor het einde van zijn dagelijkse werktijd tenzij anderszins is toegestaan
Bestuurder
450,-
Ja